‘Nee, dat kan niet iedereen gebeuren, dat overkomt alleen jou.’
‘Nou moe, het is echt waar hoor!’
Hier klopt duidelijk iets niet.
‘Maar vind je het niet vreemd dat er nog maar twee gulden in zit?’
‘Nee, eh, de dief had zeker maar dertien gulden nodig.’
‘Nou, dan zal ik de politie maar bellen en aangifte doen van diefstal,’ zeg ik uitdagend tegen haar.
Er valt een dreigende stilte.
Ik loop naar de telefoon, draai nulnultwee en begin zogenaamd een gesprek met de politie. Ze staat stokstijf en met schrik in haar ogen mij aan te staren.
‘Zo, nou ze gaan erachter aan.’
Ze staat nog steeds op dezelfde plek, haar handen achter haar rug.
‘Wat heb jij daar?’
‘Eh...een kadootje.’
‘Kadootje? Voor wie?’
‘Voor mij, gekregen van de moeder van Ans.’
‘Jij hebt een kadootje gekregen van de moeder van Ans?’
‘Ja.’
‘En waarvoor dan wel?’
‘Nou, zomaar, misschien vindt ze me wel aardig.’
‘En wat heb je gekregen?’
‘Eh...een pet.’
‘Een pet!?’
‘Ja, kijk, het zit zo. Ik kwam Ans tegen met haar moeder in de stad, en Ans kreeg een pet en toen zei ik dat ik ook graag een pet wilde, maar dat dat van jou niet mag, nou en dat vond ze zo oneerlijk van jou dat ze zei, hier meid, hier heb jij een pet van míj.’
‘Wat een aardige moeder, die moeder van Ans.’
Ik voel me langzaam heel kwaad worden, maar hou me in, want hier wil ik het fijne van weten.
‘En hoeveel kost die pet wel niet?’
‘Dertien gulden.’
‘Goh, wat toevallig hè dat je ook dertien gulden verloren hebt.’
‘Ja, puur toeval, vraag maar aan de moeder van Ans.’
Ik kan me niet meer inhouden en word woest.
‘Nou is 't uit, denk je nou echt dat ik hier in trap. Jij hebt die pet gekocht en fantaseert er van alles omheen, waarom ben je niet eerlijk?’
‘Ik ben eerlijk.’