te lachen en aaide over mijn blonde krullen. Mam, doe toch niet zo moeilijk, dacht ik, en kom gewoon even kijken naar het piratenschip. Ik keek omhoog en een wildvreemde vrouw, die wel akelig veel op mijn moeder leek maar het niet was, keek me lachend aan. Ik schrok me dood, begon te huilen en schreeuwde om mijn moeder.
Weer werd ik bij de hand gepakt en weer zorgde iemand anders er voor dat ik mijn moeder terugvond. Je komt niet zomaar van me af, mam, dacht ik. Ik houd van je, dus ik zorg er wel voor dat ik bij je blijf en daar heb ik zo mijn hulpjes voor. Ik had kunnen verwachten dat dit zou gebeuren, maar gelukkig was de zoveelste poging van mijn ouders mij kwijt te raken mislukt.
Er werd weer een tijd intens veel van mij gehouden. Blijkbaar wisten ze dat ik hen door had. Een tijdlang liet niemand me in de steek. Dit gaf me een veilig gevoel en ik stond er verder niet meer bij stil. Maar op een nacht sloeg de twijfel weer toe.
Ik sliep samen met mijn zus in het grote bed van mijn ouders. Ze waren op visite bij vrienden, maar ik wist wel beter. Ik wachtte geduldig op de vreemde die mijn hand zou pakken, maar niemand kwam. Ik legde me er maar bij neer.
Ik vertelde mijn zus dat ik geen werkelijk kind van mijn ouders was. Ik verklapte haar dat ik eigenlijk een rijke prinses was, die in een ver land heel geliefd was. Iedereen wilde me daar graag hebben. Ze zouden me, zo nodig, met geweld meenemen. De koning had gedacht mij in veiligheid te brengen door mij te vondeling te leggen. Maar mamma en pappa wilden helemaal niet voor me zorgen. Het was hun vanavond eindelijk gelukt definitief van me af te komen. Mijn zus begon te lachen. Ze zat ook in het complot, want ze ontkende alles.
Plotseling hoorde ik de voordeur dichtslaan. Ik hoorde hakken op de tegels in de hal en de trap kraakte. Het geluid kwam steeds dichterbij. De spleet onder de deur werd donker. De mensen uit het verre land kwamen me ontvoeren. Ik kroop weg onder de dekens. Ook nu lachte mijn zus. Ze had een vreemd gevoel voor humor. De deur ging open en er werd aan het dekbed getrokken. Mijn zus begon harder te lachen. Het hoofd van mijn moeder staarde me aan. Ze zouden toch pas laat thuis komen. Ze zouden helemaal niet thuis komen. Ik vertrouwde het niet.
Ik pakte het hoofd van mijn moeder tussen mijn handen en begon