Blauw
Fabienne Belleflamme
‘Hei mam kijk! Een blauwe ijsbeer.’ Een rood aangelopen gezicht en een klein jongetje met grote ogen. Ik glimlach begrijpend en loop door. Op een perron voel ik me vaak winkelwaar die wordt gekeurd. De mensen die op de bankjes zitten, zijn meestal de ergste kijkers; daar zit ik zelf ook het liefst. Ze zien je al van verre komen en dan moet je er ook nog langs. Ik voel de blikken door mijn jas. Verbaasde, lachende, afkeurende, toevallige, hooghartige, noem maar op. Gevulde blikken, af en toe een lege.
In de trein is het druk, zoals gewoonlijk. Ik kan nog net een plaatsje aan het raam bemachtigen naast twee, hoe kan het ook anders, spijkerpijpen. De trein is een echte boemeltrein. Harde banken, tussendeuren die altijd open blijven staan en stopplaatsen op de meest afgelegen gaten om de vijf minuten.
Met mijn wang tegen mijn jas kan ik nog net naar buiten kijken. Het is alsof ik in een blauw weiland lig met sprietjes voor mijn ogen. Groen geel bruin huis rood groen wit boemeldeboemel en langzaam vallen mijn ogen dicht. Slapen kan ik het niet noemen. Het is meer een toestand waar ik in glij, onderbroken door een paar keer wakker schrikken. In deze toestand maak ik mooie momenten mee.
Terug naar die middag in oktober toen mam met een prachtig voorstel kwam. Ze wilde een winterjas voor me maken. Ze had door dat ik een namaak-bontjas wel erg hip vond. Op zolder lag nog wel een lekker stofje. Ga maar es kijken zei ze en ik verdween naar boven.
Waarom kwam ík niet op zulke grandioze ideeën? Het was inderdaad geweldige stof. Dat ik daar niet aan gedacht had! De blauwe sprei van het bed van mijn ouders. Enige jaren terug moest hij plaats maken voor een beige hand-made gehaakte sprei. De heerlijke, langharige teddy functioneerde nu als afdekking van de carnavalsdoos.