Literaire vorming als geïntegreerde activiteit, waarbinnen lezen en schrijven onlosmakelijk aan elkaar zijn geklonken als twee, elkaar aanvullende en stimulerende zijden van eenzelfde ontwikkeling, lijkt daarmee niet in het beleidsmatige vizier aanwezig.
Maar het wordt ingewikkelder, dat wil zeggen diffuser, als we naar het onderwijs kijken. Want natuurlijk is niet alleen WVC actief op het gebied van literaire vorming, ook O&W draagt daartoe bij via taal- en literatuuronderwijs (Nederlands en vreemde talen).
De grondwettelijke taak die O&W heeft - en waarin zij zich onderscheidt van WVC - maakt het mogelijk vast te stellen wat geleerd moet worden, al zijn door de vrijheid van onderwijs en de zelfstandigheid van de scholen de praktische mogelijkheden daartoe nogal beperkt. Leerplannen, eindtermen en eindexamens zijn de instrumenten, scholen kunnen in relatieve vrijheid kiezen.
Wat O&W kan doen, of wat ze in ieder geval zou moeten doen, is bewaken dat in het onderwijs de plaats van taal/literatuuronderwijs op zó'n manier blijft behouden, dat zowel voor technisch én belevend lezen als voor technisch en creatief schrijven ruimte aanwezig is en blijft. Zodat literaire vorming als proces en literaire competentie als doel mogelijk wordt.
De Stichting Promotie Literatuuronderwijs (en het tijdschrift voor literaire vorming Tsjip) is in dit geheel een bijzonder en belangwekkend initiatief, dat docenten organiseert, deskundigheid bevordert en de vinger aan de pols van het (toekomstig) onderwijsbeleid houdt.
Een extra handicap is het gebrek aan gegevens over ontwikkelingen die zich binnen het taal- en literatuuronderwijs afspelen. Hoe staat het bijvoorbeeld met het creatieve aandeel in het taal- en literatuuronderwijs in basis- en voortgezet onderwijs van de laatste tien, vijftien jaar; is dat vergroot of juist verkleind? Is het waar dat er momenteel op brede(re) schaal aandacht is voor het belevend lezen (waar het leesbevorderingsbeleid op aanstuurt), of komt dit juist steeds meer onder pressie te staan van het technisch lezen? Komt literatuuronderwijs, en dus literaire vorming, klem te zitten tussen de doorstroomprofielen in de tweede fase van het voortgezet onderwijs? Dreigt het gevaar dat de actieve kant van de literaire vorming, het zelf schrijven dus, aan het literatuuronderwijs wordt onthouden en vooral in het buitenschoolse circuit terechtkomt?
Kortom, ook literaire vorming in het onderwijs heeft te kampen met veel onduidelijkheid.