Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 8
(1994)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 86]
| |
[pagina 87]
| |
De draaimolen gaat fluitend beginnenGa naar voetnoot1
| |
[pagina 88]
| |
universitair onderwijs voor haar nodig, en was werken voor de gehuwde vrouw geoorloofd? Ik heb het boek herlezen, omdat Claire Hülsenbeck in haar tweede roman De draaimolen gaat fluitend beginnen naar dit boek verwijst. In zekere zin lijkt het boek van Claire op dat van Cecile Goekoop. Ook De draaimolen gaat fluitend beginnen is een emancipatieroman. Alleen, Hilda van Suylenburg richtte zich nog vooral op volwassen vrouwen. Tegenwoordig vinden we dat je met voorlichting, of het nu over seks of over rolpatronen gaat, niet vroeg genoeg kunt beginnen. Het boek van Claire Hülsenbeck is dan ook een jeugdroman. Haar hoofdpersoon Judith is een meisje van 14 jaar. De boodschap van de De draaimolen gaat fluitend beginnen is ook een iets andere dan die van Hilda van Suylenburg. In bepaald opzicht zijn vrouwenarbeid en onderwijs tegenwoordig geen probleem meer. Onderwijs is goed voor meisjes en werken mag en moet vóór, in en buiten het huwelijk. Maar het probleem is daarmee niet helemaal opgelost. Officieel zijn er nu genoeg ontplooiingsmogelijkheden voor meisjes, maar ze kiezen vaak voor de makkelijkste weg, ze verwaarlozen hun opleiding, of werken onder hun niveau en hebben te weinig ambitie. En zoals Cecile Goekoop haar generatiegenoten wakker schudde, zo doet Claire Hülsenbeck dat de meisjes van nu. De boodschap ligt er alleen minder dik op. Haar boek is vooral ook een spannend boek, met een geheim, dat zoals het met een geheim hoort pas aan het eind wordt onthuld. Maar en passant worden de lezeressen gewekt, niet door een kus van een prins, al dan niet op een wit paard, maar door het verhaal over Judith. Het probleem van de 14-jarige Judith is dat zij zich na de lagere school door haar vriendinnetjes heeft laten overhalen gezellig mee te gaan naar de HAVO in plaats van naar het Athenaeum, waar ze wel voor gekwalificeerd is. Sterker nog, ook haar moeder moedigde haar in die gezellige keuze van harte aan. Later, maar nog niet te laat, concludeert Judith dat ze de verkeerde keuze deed. ‘Ik ben gewoon achter de andere meiden aangelopen’ wist ze. ‘Ik mocht naar het Athenaeum, maar ik ben naar de HAVO gegaan om er bij te horen.’ (..) ‘Het was zo vanzelfsprekend geweest en vooral zo... gemakkelijk.’ Judith komt tot dit inzicht, als ze in de zomervakantie ziek in bed ligt. Ze droomt voor zich uit en denkt aan de gesprekken die zij vroeger met haar grootmoeder voerde. Om de tijd te doden en uit | |
[pagina 89]
| |
nieuwsgierigheid naar haar verleden gaat ze oude foto's inplakken. Steeds dieper duikt ze in haar familiegeschiedenis, ze wordt (ook doordat ze een oud dagboek ontdekt) binnengevoerd in de levens van haar grootmoeder, overgrootmoeder en zelfs betovergrootmoeder. En die levensgeschiedenissen maken haar duidelijk dat generaties vrouwen sinds het laatste kwart van de vorige eeuw steeds opnieuw, maar steeds om uiteenlopende redenen niet voldoende onderwijs volgden en niet economisch zelfstandig werden. | |
Geen formele barrièresStrikt genomen waren het vaak geen formele, wettelijke barrières die dat in de weg stonden. Toen Thorbecke in 1863 zijn Wet op het Middelbaar Onderwijs invoerde, werd het gemeentes mogelijk gemaakt ook middelbare scholen voor meisjes op te richten. Ze kwamen er, zij het aanvankelijk mondjesmaat. Aletta Jacobs en haar zusters Frederika en Charlotte behoorden bovendien tot de eerste meisjes in Nederland die een driejarige Hogere Burgerschool bezochten, die aanvankelijk alleen voor jongens was bedoeld. Beroepsopleidingen kwamen in die jaren voor meisjes in het verschiet en de gymnasia openden hun poorten. Vanaf 1871 hadden meisjes bovendien toegang tot de universiteit. Ook hier waren Aletta en Charlotte Jacobs de eersten. Claire Hülsenbeck laat zien dat het niet voldoende is de formele barrières te slechten. Het zijn vooral de oordelen en vooroordelen van de maatschappij, van leerkrachten, van ouders en van meisjes zelf die er steeds opnieuw de oorzaak van zijn dat vrouwen van de wettelijke mogelijkheden geen gebruik maken en dat in elke generatie weer opnieuw meisjes slachtoffer zijn van die vooroordelen. Voordat ze er erg in hebben, zitten ze in de draaimolen van de conventies, iemand blaast op een fluitje, de draaimolen gaat fluitend beginnen (de titel is ontleend aan een gedicht van Hans Lodeizen) en ze moeten mee. Krachten buiten hen om, of sterker dan zijzelf bepalen hun levensloop. De overgrootmoeder van Judith had al heel weinig zeggenschap over haar leven. Zij werd als jong meisje zwanger en moest om de schande te verbergen genoegen nemen met een slecht huwelijk waar geen ontsnappen meer uit mogelijk was. Voor de grootmoeder van Judith werd het in 1924 door haar vader | |
[pagina 90]
| |
nog volkomen ongepast geacht dat ze naar een Middelbare Meisjesschool zou gaan. Een huishoudschool voldeed voor een meisje. De moeder van Judith volgde de kweekschool, maar veel liefde had ze niet voor haar vak. Zij was blij dat ze zwanger werd en haar werk kon opzeggen om zich aan man en kind te wijden. Zij liet door haar vingers glippen waar de grootmoeder van Judith zo verschrikkelijk naar verlangde. | |
Onderwijzeres en schrijfsterVoor Claire Hülsenbeck is het onderwerp van haar roman zeker geen toevallige keuze. Niet dat zijzelf geen behoorlijke opleiding volgde of bij nader inzien de verkeerde keuze deed. Integendeel, zij was jarenlang een enthousiaste onderwijzeres op een school voor moeilijk lerende kinderen. Daarna was ze verbonden aan de researchgroep van de bekende onderwijshervormer Co van Calcar. Van Calcar richtte zijn aandacht niet primair op de achterstand van vrouwen, maar op die van kinderen uit arbeidersmilieus. Op zijn instituut ontwikkelde Claire activeringsprogramma's om de taalachterstand van die kinderen weg te werken. Daar leerde zij hoe belangrijk het is gestimuleerd te worden en hoe keuzes op jonge leeftijd een leven kunnen bepalen. In 1987 werd ze schrijfster en haar onderwijservaringen zijn in haar werk terug te vinden. Nog niet zo sterk in haar eerste boek Laura's Appelkamer, dat in 1993 verscheen, maar duidelijk in De draaimolen gaat fluitend beginnen. Hoewel de geschiedenis een grote rol speelt in haar boek, kun je het toch geen historische roman noemen. Het speelt in de moderne tijd, zoals Hilda van Suylenburg in 1897 speelde. Maar het verleden dient in beide boeken als vergelijkingsmateriaal. Cecile Goekoop verwees naar het verleden om aan te tonen dat er al veel vroeger vrouwen waren geweest die zich aan kunsten en wetenschap wijdden of die in hun eigen onderhoud voorzagen. Zij gebruikte het verleden dus als het goede voorbeeld. Maar de geschiedenis is gewillig en multi-inzetbaar. Claire op haar beurt heeft de historie nodig om meisjes te laten zien dat het steeds weer mis kan gaan. Hoewel de vrouwen in haar boek verzonnen personages zijn, heeft Claire ook harde historische feiten in haar roman verwerkt. Zij citeert | |
[pagina 91]
| |
bijvoorbeeld een artikel uit het Algemeen Handelsblad uit 1924 waarin Anna Polak, de directrice van het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid, een opsomming geeft van de vele Nederlandse vrouwen die in die jaren belangrijke wetenschappelijke prestaties leverden. Zo'n opsomming was in 1924 kennelijk nog nodig om de lezers van het Algemeen Handelsblad eraan te herinneren dat vrouwen echt over hersens beschikten. Interessant is dat Anna Polak op haar beurt door een vooroordeel geleid lijkt te worden. Zij noemt in haar artikel een mevrouw A.G. Kerkhoven-Wijthoff over wie Anna Polak schrijft dat zij tussen 1890 en 1904 belangrijk wiskundig onderzoek deed, dat zij thans (in 1924 dus, I. de W.) - weduwe geworden - haar wetenschappelijk werk heeft hervat, en in april 1923 door het Wiskundig Genootschap werd onderscheiden. De suggestie die hiervan uitgaat is dat mevrouw Kerkhoven tíjdens haar huwelijk aan onderzoek niet toekwam, omdat dat misschien niet gepast was of omdat haar man het niet goed vond. Hoewel ik over mevrouw Kerkhoven nog betrekkelijk weinig weet, heeft archiefonderzoek inmiddels geleerd dat zij met haar man eerst in Haarlem en vanaf 1904 in Apeldoorn woonde, kinderloos en bijgestaan door een lange rij dienstbodes en gezelschapsdames. Vanaf 1890 publiceerde mevrouw Kerkhoven een continue stroom wetenschappelijke artikelen. In 1918 overleed haar man en in 1923 werd zij door het Wiskundig Genootschap bekroond omdat zij in een lange periode daarvoor tien maal een door het Genootschap uitgeschreven prijsvraag voldoende had beantwoord. Zij verwierf daarmee de rang van lid van verdienste. (En zij was in 1923 het enige lid dat die titel bezat). Mijn indruk is dat de heer Kerkhoven zijn vrouw dus weinig heeft dwarsgezeten en dat zij zich aan de conventies van de tijd weinig gelegen heeft laten liggen. Dus missichien heeft toch de overigens onvolprezen feministe Anna Polak in haar kranteartikel een vooroordeel geïnternaliseerd en ging ze er voetstoots van uit dat een getrouwde vrouw zich niet aan wetenschappelijk onderzoek kon wijden. Ook vrouwen dragen zo hun steentje bij aan het tegenwerken van de emancipatie, zoals ook de moeder van Judith dat deed door haar dochter aan te moedigen naar de HAVO te gaan. Door zich te verdiepen in de geschiedenis van generaties vrouwen vanaf de eerste feministische golf komt Judith nog juist op tijd tot inkeer. De draaimolen in haar leven is tot stilstand gedwongen. Judith besluit alsnog naar het Athenaeum te gaan. | |
[pagina 92]
| |
‘Weet je wel, Maggy’, zeide Corona eindelijk, ‘dat over vijftig jaar de heele wereld zal lachen om al dit geschrijf en gepraat voor en tegen de vrouwenemancipatie. Het jongere geslacht zal er niets meer van begrijpen.’ Helaas, Corona uit Hilda van Suylenburg bleek een te groot vooruitgangsgeloof te hebben, kenmerkend overigens voor de idealistische vrouwen uit haar tijd. Maar misschien dat nu in 1994 de voorspelling uit Hilda van Suylenburg eindelijk bewaarheid wordt, en dat meisjes na lezing van De draaimolen gaat fluitend beginnen voortaan de juiste keuzes doen, niet na vijftig, maar na honderd jaar. |
|