Wat moeten we met al die patateters? Ze op hun wenken bedienen? Nee, 't laatste is niet aan te raden - mensen gaan alleen maar van wijn houden, wanneer ze het vroeg leren drinken.
Godzijgeprezen - niet alle kinderen zijn patateters. Ik ken een jongetje van acht, dat met smaak gevulde olijven snoept en dan niet vergeet af en toe uit een kristallen glaasje een miniem slokje wijn te nemen. Ik denk altijd met plezier aan dit jongetje wanneer ik weer een van mijn onbegrijpelijke boeken schrijf. Voor al die toekomstige bierbuiken, troost ik mezelf, worden al genoeg boeken geschreven - boeken die niets autobiografisch hebben, hoeveel zeerovers, kinderen in rolstoelen, ooms met Aids of vrolijk onhandige onderwijzers er ook in voorkomen. Kinderen in niet autobiografische boeken denken ook altijd wat kinderen in andere boeken al honderden keer hebben gedacht. Goed, je kunt misschien met recht zeggen: kinderen willen niet lezen wat ze echt denken, ze willen niet lezen wat ze echt zeggen, ze willen belazerd worden door klisjees en niet de rimboe ingestuurd worden door metaforen die op hun slechtst onbegrijpelijk zijn en op hun best verontrustend. (Verontrustend is spannend - op een gegeven moment ben je te oud om daar nog achter te komen.) Maar kinderen moeten niet denken dat ik ze wat dat betreft tegemoet ga komen. Wanneer je wordt opgevoed, lijd je pijn en al keur ik het af wanneer een vader zijn kind iedere woensdagmiddag met twee goeie, geïnspireerd geschreven boeken opsluit, toch heb ik wel enige sympathie voor zijn wanhoopsdaad - tenslotte is opvoeden een opeenvolging van wanhoopsdaden.
Bij kinderboeken ben ik allergisch voor de overweging: Is het wel geschikt voor kinderen? Je hoort bij romans nooit: Is het wel geschikt voor volwassenen? Ik zou nog enig begrip hebben voor de vraag bij een kinderboek: Is het wel geschikt voor volwassenen? Wanneer die laatste vraag met ‘nee’ beantwoord moet worden, zou ik toch 'n seconde mijn wenkbrauwen fronsen, 't is een beperking - want zo zie ik het wel - waarmee ik moet zien te leven.
Grimmig ben ik niet, zoals ik bijziend ben, grimmig zijn lijkt op honger hebben, wanneer je schrijft of eet verdwijnt de aandoening als bij toverslag. Kortom, na even mijn gal gespuugd te hebben, kan ik opgelucht