Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 8
(1994)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
Toon Tellegen
| |
[pagina 59]
| |
Eenheid of verscheidenheid? De tekenaars van Toon Tellegen
| |
[pagina 60]
| |
Klassiekers als Alice in Wonderland, Tijl Uilenspiegel en ook de Bijbel (Piet Klaasse 1959, Bert Bouman 1976, Annemarie van Haeringen, 1994) worden voor vrijwel elke generatie opnieuw geïllustreerd. Dat is een uitdaging voor de uitgever, maar vooral voor de illustrator, die soms zeer beroemde collega's als voorganger heeft en toch onbelast door hen zijn tekenhanden in die tekst moet zetten. Daar staat tegenover dat veel illustratoren dat maar al te graag doen, want velen hebben een wenslijst van te illustreren verhalen waar juist de geliefde klassieke teksten uit hun jeugd op prijken. Meestal mag de beeldkant van een geïllustreerd boek, als die eenmaal een eenheid met de tekst is gaan vormen, een flink aantal jaren op het netvlies van de lezer blijven hangen.
Maar bij Toon Tellegen ligt dat anders. Zijn teksten worden niet consequent door één illustrator verlucht. Nee, zijn werk laat veel illustratoren toe en inspireert talent van zeer divers pluimage. Tellegen reikt ze allemaal iets aan dat ze gretig naar zich toetrekken. Zij voelen zich geïnspireerd door zijn verhalen over een wonderlijke dierenwereld met een volstrekt eigen (on)logica: een domein tussen werkelijkheid en fantasie, tussen vertelling en sprookje in een land van ongekende mogelijkheden dat echter met zo veel vanzelfsprekendheid wordt beschreven.Ga naar voetnoot1
In 1984 was het Jan Jutte, die in Er ging geen dag voorbij Tellegen's tekst illustreerde. Waarschijnlijk herkende hij in een tijd dat deze dierenverhalen als volledig nieuw en nog wat ongrijpbaar werden ervaren in de relaties tussen de dieren en in hun communicatie iets van zijn eigen leeservaringen van vroeger. Die hadden misschien te maken met de haast archetypische teksten van Winnie the Pooh en The Wind in the Willows, want die bekende Engelse sfeer hebben zijn rake en aandoenlijke pentekeningen ook. Omdat deze uitstekend getekende, behagelijke en bewegelijke illustraties bij de lezer een gevoel van herkenning oproepen, haalt hij het element van melancholie en vervreemding wat weg en geeft er iets vertrouwds, klassiek Engels, voor in de plaats. Hij trekt dus elementen uit het verhaal die hij kent of waar hij van houdt naar zich toe en versterkt dat aspect in zijn illustraties en | |
[pagina 61]
| |
Jan Jutte
| |
[pagina 62]
| |
Mance Post
| |
[pagina 63]
| |
verzwakt tegelijkertijd de verrassende absurditeit. Jutte ‘normaliseert’ door zijn beelden de beslist ongewone dierenwereld die Tellegen beschrijft, maar creëert op zijn eigen verrukkelijke manier toch een eenheid met die tekst.
Daarna kwam Mance Post. Zij genoot door haar realistische tekeningen in Waaidorp (1972) en de Madelief-boeken (vanaf 1975) de laatste decennia vooral bekendheid als die ‘vriendelijke illustratrice met het fluisterpotlood’ die op haar sterkst is als ze naar de natuur (kinderen uit haar omgeving) tekent. Daarom schokte zij menig fan met de stoere linoleumsneden in Tellegens Toen niemand iets te doen had (1987). Deze tonen in hun sterkste momenten een spel tussen de krachtige zwarte lijn en het wit van de pagina. De lino's zijn ook veel abstracter van vorm dan haar andere werk. Dat komt natuurlijk door de veel stuggere techniek van de linoleumsnede, maar ook door bepaalde aspecten van die tekst: het vernieuwende, het onrealistische, haast abstracte van de dierenwereld van Tellegen. Velen ervoeren deze linoleumsneden als uiterst verrassend, nieuw (!) en zeer ‘jeugdig’ (al zag een enkel oudje misschien nog de onmiskenbare verwantschap tussen dit werk en haar krachtige zwart-wit-illustraties die ze in kniptechniek voor Het rad van avontuur in 1960 maakte). De omslagillustratie in kleur van het daarop volgende Toen niemand iets te doen had (1987) heeft door de kracht van de lijn en door de merkwaardige proporties en activiteit van de dieren beslist een wat surreëel trekje, dat de beschouwer benieuwd maakt naar het interieur van het boek (een aspect dat geheel ontbreekt bij de kriebelige omslagtekening van Jan Jutte voor Er ging geen dag voorbij). Deze trend zette ze door in Langzaam zo snel ze konden (1989) waarin ze met waterverf ook het element kleur aanbracht in het binnenwerk. De illustraties worden daardoor blijmoediger van stemming en helpen door hun grotere toegankelijkheid de lezer in de sfeer van het verhaal te komen. In het maanvormige boekje Het feest op de maan (1990) coquetteert ze met haar eigen stijl en met de vormentaal uit de vorige delen en maakt ze met krachtige zwarte penseelstreken van de contourlijn en een royale kleurinvulling platen die eigenlijk als een pastiche op de ingekleurde lino's gezien kunnen worden. Want ze lijken ondanks een totaal andere techniek in hun bondigheid en sfeer heel sterk op | |
[pagina 64]
| |
die ingekleurde linoleumsneden. Verrassend genoeg blijken deze illustraties oorspronkelijk de voorstudies voor nieuwe linoleumsneden te zijn geweest ... In grote lijnen werkte ze op dezelfde manier in Misschien waren zij nergens (1991). Alleen treffen we daar ook weer een aantal zwart-wit-illustraties aan en is de omslagtekening - lichtblauw fond met een geraffineerde beletteringsillustratie - heel anders van atmosfeer dan de omslagen van haar andere Tellegenboeken.
En toen werd tijdens een etentje in Baarle-Nassau bij Tellegen en zijn disgenoot Harrie Geelen (Marit Törnqvist en ondergetekende waren daar getuige van) het idee voor een boek over een boze schooljuf geboren: Juffrouw Kachel (1991). Een boek dat zowel qua thematiek als sfeer natuurlijk volkomen ver van de vriendelijke en wat melancholieke dierenverhalen staat. Toch is het interessant om te zien wat voor elementen Harrie Geelen in zijn eigentijdse, ruige en eigenlijk grensverleggende computertekeningen benadrukt: angst, agressie en het afschuwelijke van de kindermachteloosheid. Het is natuurlijk ook voor de hand liggend dat een tekst over een sadistische schooljuffrouw een totaal ander soort beelden oproept en krijgt dan de hiervoor genoemde dierenverhalen. Of zoals een elfjarig lezertje hierover zei: Ik hou normaal niet van zulk soort tekeningen, maar ze passen wel heel goed bij zo'n boos verhaal. En het gaat maar door met Tellegen en zijn illustratoren. Zoals de dieren in zijn verhalen een grote behoefte aan communicatie hebben, zo communiceren zijn teksten met steeds weer andere illustratoren. In Jannes (1993) beschrijft Tellegen in twaalf korte verhaaltjes op een ontroerende manier de alledaagse belevenisjes van een olifantenpeuter en zijn moeder in een bizar dierenrijk. Peter Vos pakte alles wat deze verteller suggereerde gretig op en liet zijn virtuoze tekenpen los op de ingenieuze beelden die hij via de tekst kreeg aangereikt. Aan de ene kant joeg deze gekke olifantenmaatschappij zijn fantasie aan tot ingenieuze beelden, terwijl de aandoenlijke moeder-kindrelatie hem tegelijkertijd inspireerde tot zeer liefdevol tekenen. Een volmaakte eenheid van tekst en beeld was het resultaat. Jannes en Juffrouw Kachel zijn niet alleen van sfeer en thema elkaars tegenpolen (liefdeloos contra liefdevol) maar vallen ook verder buiten de hierboven genoemde dierenverhalen die immers een duidelijk ‘seriekarakter’ hebben. | |
[pagina 65]
| |
Peter Vos
| |
[pagina 66]
| |
Bij de dierenverhalen op de kinderpagina van NRC Handelsblad maakte Annemarie van Haeringen een tijdlang heel kordate, haast gecalligrafeerde, schilderachtige illustraties vol vaart bij verhalen als Een korte verjaardag, Ziek en Het heelal. Werkelijk verbazingwekkend was het om kort daarna bij deze verhalen in Bijna iedereen kon omvallen (1993) ineens de linoleumsnedes van Anne van Buul aan te treffen. Waarom moesten deze verhalen binnen zo'n korte tijd opnieuw geïllustreerd worden? Waarom waren niet gewoon de overtuigende tekeningen gebruikt die Annemarie van Haeringen voor de krant maakte? En wie in deze uitgave na het uitstekende kleuromslag de illustraties in het binnenwerk bekijkt, voelt zich helemaal bekocht. Ze zijn beslist geënt op de trend die Mance Post met haar zwart-wit lino's inzette, maar daar houdt verder alles mee op. Waar die van Mance Post een zekere mate van overtuigende stoere geabstraheerdheid hebben, missen de illustraties van Anne van Buul voorlopig nog het vakmanschap en de beeldende kracht om in een kinderboek van dit kaliber bevredigend te kunnen functioneren. En eigenlijk is de uitgave in deze vorm haast een belediging voor de illustrerende ‘oermoeder’ van Tellegen's dierenverhalen, die momenteel gelukkig weer aan een nieuw Tellegenboek werkt. En dat geldt ook een beetje voor Annemarie van Haeringen die ze op de Kinderpagina van NRC Handelsblad al zo lekker getekend had, een plek waar inmiddels Geerten ten Bosch onlangs De verjaardag van de pad, De verjaardag van het vuurvliegje en De verjaardag van de regen (15-4-1994) in verdienstelijke krijttekeningen verbeeldde ... Terwijl in diezelfde periode Harrie Geelen in MikMak een praktisch abstrakte donkere illustratie bij Het nijlpaard dat iemand beter wilde maken neerzette.
Annemarie van Haeringen
| |
[pagina 67]
| |
Geerten ten Bosch
Anne van Buul
| |
[pagina 68]
| |
Welke conclusies vallen uit de hierboven geschetste verschijnselen te trekken? Allereerst, dat het werk van Toon Tellegen in een vrij korte tijd door opvallend veel illustratoren is verlucht. Ook verhalen die een duidelijke eenheid van sfeer hebben en elkaar in serie opvolgen, werden door verschillende mensen van beelden voorzien (overigens is het in de beeldende kunst helemaal niet ongewoon om een tekst door een aantal tekenaars te laten illustreren, en vervolgens in een soort kunstenaarsboek te bundelen). Duidelijk is ook dat al deze tekenaars iets in Tellegens werk vinden dat ze inspireert, een op zichzelf verheugend fenomeen.
Maar er is ook een bezwaar tegen deze pluriformiteit van beelden. Tellegens lezers zijn jong. Zijn verhalen zijn geen hapklare brokjes die zo maar even weglezen. Ze vereisen van de jonge lezer concentratie. Die moeten in zijn wereld kunnen onderduiken. En dan kan de wisselende sfeer in boeken die bij elkaar horen een belemmering zijn voor consistente beeldvorming in het hoofd van de jonge consument. En die heeft toch ook recht op eenduidige beelden zoals volwassenen krijgen bij het noemen van een klassieker? [Dat Tellegens werk tot de nieuwe klassieken gaat horen lijkt inmiddels een zekerheid]. Doet deze steeds andere kunstenaars inspirerende auteur, door zijn gastvrije en tolerante gedrag ten opzichte van de beeldkant van zijn teksten en de aldus ontstane heterogene beeldvorming, niet onbewust zowel zijn lezers als zijn fascinerende dierenverhalen, uiteindelijk wat te kort ...? |