Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 8
(1994)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
[pagina 29]
| |
De Bookerprize voor een jeugdboek?
| |
[pagina 30]
| |
Clarke daar zelf over, precies zoals jongens dat doen; met rare gedachtenkronkels, nuchtere constateringen en stoere praat. Liam en Aidan liepen hun steegje in. Wij zeiden niks; zij zeiden niks. Liam en Aidan hadden een dode moeder. Mevrouw O'Connell heette ze. ‘Tof lijkt me dat, weet je?’, zei ik. ‘Zeker weten’, zei Kevin. ‘Het einde.’ Paddy Clarke houdt geen dagboek bij en beschrijft ook geen gevoelens. Hij doet puur verslag van dagelijkse gebeurtenissen in het jaar 1968. Dat zijn voor het merendeel gewone akkefietjes zoals een doodgevroren hamster die door de brievenbus van een buurvrouw wordt geduwd, de geur die in de keuken hangt als Paddy's moeder de was doet en de vuurtjes die op het bouwterrein worden gestookt. Net zo treffend als Jona Oberski in Kinderjaren de denkwereld van een Joods jongetje in oorlogstijd beschrijft (ook al zo'n boek voor alle leeftijden), geeft Roddy Doyle de observaties en associaties van een Iers jongetje in de jaren zestig weer. Wat zijn hoofdpersoon meemaakt, is niet zo schokkend maar wel ingewikkeld. Er gaat namelijk veel mis in de periode die Paddy beschrijft. Zo verandert de wijk Barrytown van een woest bouwterrein in een saaie woonwijk waar geen plaats meer is voor ruige spelletjes. Zijn beste vriendje laat hem boycotten na een ruzie om niets. En zijn jongere broer die zich altijd zo makkelijk liet pesten, reageert steeds onverschilliger. Dat brengt de hoofdpersoon tot wanhoop, want hij heeft Sinbad juist des te meer nodig. Als eerste heeft Paddy in de gaten dat het huwelijk van zijn ouders verslechtert. Zijn vader verandert daardoor in een zwijgzame, agressieve vent. Zijn moeder blijft nog even lief, maar Paddy merkt dat ze het moeilijk heeft. 's Avonds luistert hij naar de ruzies in de huiskamer, overdag probeert hij de sfeer in huis op zijn manier te verbeteren. Maar hoe hij ook zijn best doet, hij kan de ramp niet voorkomen. Zijn ouders gaan uit elkaar en de jongens uit de klas jouwen hém na:
Paddy Clarke
Paddy Clarke
Heeft geen pa,
Ha Ha Ha!
Achter me is het nog steeds stil. Ik hoor alleen de bladzijden die met regelmaat worden omgeslagen. Sasja moet inmiddels zijn aangekomen | |
[pagina 31]
| |
bij de gruwelijkste passage van het boek, maar ze geeft geen kik. Deed ze ook al niet toen ze het bloedstollende boek We noemen hem Anna van Peter Pohl las. Ze begreep er niets van dat ik dat alleen in het gezelschap van anderen durfde te lezen. Nu zat ik ook weer te rillen bij de beschrijving van een spelletje waar Paddy's broer het slachtoffer van wordt. Hij moet de benzine-aansteker in zijn mond houden terwijl de anderen er een lucifer bijhouden. Flatsch! De weken daarna heeft Sinbad geen lippen meer. Het boek staat vol wreedheden die Paddy en zijn vrienden elkaar en andere jongens aandoen. Deze ‘spelletjes’ zijn zo meedogenloos dat een Britse recensent erover opmerkte: Nu begrijp ik pas hoe de moord op de peuter James Bulger heeft kunnen plaatsvinden. Precies op het moment dat de uit de hand gelopen pesterijen beginnen tegen te staan, neemt het verhaal echter een wending. Als Paddy ontdekt dat het niet meer goed gaat tussen zijn ouders, verandert hij van een treiterkop in een getergd kind. Bang, eenzaam en met een groot verantwoordelijkheidsgevoel. Het waren niet allemaal kleine ruzietjes. Het was een grote ruzie, verschillende ronden van hetzelfde gevecht. En het hield niet op na vijftien ronden, zoals bij boksen. Ma en pa waren de vijftiende ronde allang voorbij; ze hadden al jaren mot, dat kon haast niet anders - maar de pauzes tussen de ronden werden korter, dat was het grote verschil. Ja, zo redeneren jongens van tien. Ze vergelijken ouderlijke twisten met een partijtje boksen. Denken dat ze een hekel moeten krijgen aan een heleboel mensen om de gunst van hun beste vriend te winnen. En zijn apetrots op het boekenkennis over de huisjesslak.
Een schitterend boek, vind ik als 32-jarige. En ik verwacht dat kinderen ook genieten van de subtiele grapjes, de frappante observaties en de onnavolgbare associaties. Voor hen zijn de beschrijvingen immers nog herkenbaarder; zij weten beter dan ik hoe het is om de oren en ogen van een tienjarige te hebben. ‘Maar al die wreedheden dan?’, hoor ik bezorgde pedagogen al roepen. Laat jonge lezers daar maar om griezelen; als ze zelf niet met een pook op hun vriendjes' rug hebben geslagen, zal dit boek hen daar zeker niet toe aanzetten. Bovendien is zo'n moralistisch argument tegenwoordig een beetje achterhaald. Dat geldt ook voor de eis dat een jeugdboek goed moet aflopen. Het | |
[pagina 32]
| |
boek van Roddy Doyle eindigt met een scheiding tussen de ouders van de hoofdpersoon. Dat is des te schrijnender wanneer hij daarmee wordt gepest op school. Maar de lezer weet na 264 pagina's dat hij daar best tegen kan. Is Paddy Clarke Ha Ha Ha dus geschikt als jeugdboek? De enige twijfel die ik heb, betreft de structuur van het verhaal. Het springt regelmatig van de hak op de tak en heeft geen plot. Eigenlijk is het meer één lange stroom gebeurtenissen. Wie weinig lees- en levenservaring heeft, zal zeker moeite hebben met die complexiteit. Toch lijkt het me interessant als van dit boek een jeugduitgave verschijnt. Dat zou net zo'n aardig experiment zijn als uitgeverij Lemniscaat drie jaar geleden is begonnen in omgekeerde richting: zij bracht toen speciale edities uit van populaire kinderboeken zoals Kruistocht in spijkerbroek van Thea Beckman. Met een historische prent op de omslag, een ander formaat en een kleiner lettertype werden hiermee de volwassenen gelokt. Blijkbaar met zoveel succes dat nu ook ander werk van Beckman als ‘historische roman’ wordt gepresenteerd. Zo zou de uitgever van Roddy Doyle de jongerenmarkt kunnen veroveren met een aantrekkelijke uitgave. De titel kan wat mij betreft gehandhaafd blijven, maar de omslag moet brutaler. Verder raad ik een iets groter lettertype aan. Illustraties zijn niet noodzakelijk; vanaf hun twaalfde jaar hechten jonge lezers daar niet meer zo aan. Ze vinden plaatjes dan zelfs een beetje kinderachtig. Mee eens, Sasja? Ik kijk om en zie haar nog steeds met opgetrokken benen in de leesstoel zitten. Mijn proefkonijn hoort me niet eens. |
|