dwaas hulpmiddeltje dat klanken kan oproepen, en die klanken roepen weer beelden op en die beelden vertellen weer een verhaal, waarom is toch niemand op het idee gekomen dat het aardig zou zijn kinderen echt lezen te leren? - hoe strenger de manier waarop, hoe dankbaarder ze ons later zullen zijn. Al die simpele zielen met hun troosteloze leerboekjes, die dom en liefdeloos zijn samengesteld, zijn niet meer dan blokfluitisten die vioolles trachten te geven.
In een laatste wanhoopspoging drukken we kinderboeken in grote letters terwijl kinderen over het algemeen haarscherpe ogen hebben en ouden-vandagen zelfs met de sterkste loep de bijsluiter bij hun medicijnen niet kunnen lezen. We maken de zinnen steeds korter en zelfs ‘onpasselijk’ is al een woord dat te moeilijk is en geschrapt moet worden.
Kinderen dwalen rond op een kermis die geen sluitingstijd kent en die niet van plan is ooit zijn tenten te verplaatsen - zelfs op die kermis drukken veel van die kinderen nog op één oor de schelp van een koptelefoontje, zodat ze noch de muziek uit de tenten van vermaak, noch die uit hun walkman hoeven te missen. Dromen ze ooit nog? - wanneer ze niet weten wat dromen is, weten ze ook niet wat lezen is. Pas als ze veel ouder zijn en allang met dichtgeknepen neus in het diepe zijn gesprongen, zullen ze erachter komen, dat niet kinderen de paradijsvloek zijn, maar zij - de volwassenen. Misschien generaliseer ik enigszins, maar wie door een toeter roept, kan niet al te genuanceerd zijn.
Het valt gemakkelijk te voorspellen: over een jaar of dertig zal geen kind meer kunnen lezen. Vandaar dat er een mooie foto van de auteur bij een kritiek op een kinderboek moet staan. Hoe gewoontjes zij of hij er ook uitziet, zij of hij is een dappere borst, die uit alle macht aan het hozen is op een zinkend schip.