Gelukkig misschien maar. Het boek, de scènes, de personages worden herkend, die herkenning verrukt en betovert het (meest volwassen) publiek. Het boek van Bomans was tenslotte, met zijn ironische, soms bijtende satire, zijn maatschappijkritiek, ook eerder gericht op volwassenen.
Maar Ton Sijtsma en regisseur Henk van Ulsen hebben geen moment uit het oog verloren dat hun Erik of het klein insectenboek een stuk voor kinderen moest worden, vanaf zes jaar.
Allereerst hebben zij de bloemrijke, wat omslachtige taal van Bomans bewerkt tot korte, heldere teksten, uitweidingen geschrapt, en dialogen zover beperkt dat er genoeg overbleef om te tonen.
Sijtsma heeft gekozen voor de scènes die voor kinderen grappig of poëtisch zijn, scènes waarvan volwassenen nu zeggen dat ze zich die nog goed kunnen herinneren: de strijdende mieren, de verliefde vlinder, de snobistische wesp.
Essentieel voor de visualisering zijn de weinige decorstukken: de trapleer, het bed en vooral de enorme parachute ontworpen door Tom Schenk. Het is niet meer dan een witte katoenen lap die boven het toneel hangt maar door belichting en door manipulatie van touwen allerlei gedaanten kan aannemen. Het doek plooit zich tot een slakkehuis, een reusachtige spin, het hol van de doodgravers, de rode dahlia van de familie Vliesvleugel (oude tak).
En toch zouden deze feeërieke effecten nooit bereikt kunnen worden zonder het fabelachtige spel van verteller/acteur Peter Drost.
Hij maakt door een stembuiging, een minieme verandering in zijn houding, zijn gezichtsuitdrukking elke verandering van personage zonneklaar. Hij springt van verteller naadloos over in de rol van Erik, in die van de weps (Wesp!, het is wesp. Wesp. Wesp.), van de hommel naar zijn berijder, van de bespeler van de bromtor naar de contrabas zelf, van de doodgravers, (je zou zweren dat er een heel legertje stond te stampen) naar de zieltogende Erik. Het gesprek met de trage, uiterst perfectionistische slak, (je moet maar durven als je zo langzaam bent) en de geïrriteerde Erik is een absoluut hoogtepunt. De slak heeft alleen zijn gekromde rug en zijn oog op een voelspriet (een kruk met een rubber dop), moeiteloos schakelt ook de kijker over van de slak op de jongen. Peter Drost zet ze met liefde neer, hoe bekrompen, ongeïnteresseerd en kortzichtig ze ook zijn.