Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 7
(1993)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 91]
| |||||||
Het Grote Ruisen van Paul Biegel
| |||||||
[pagina 92]
| |||||||
Fantasieverhalen en sprookjes komen evenals dromen uit je binnenste. Ook in die verhalen zijn de dingen verkleed. Als koning, als prinses, als draak, als heks, als wolf, als dwerg. Het enige wat de verteller doet, is ze keurig op een rijtje zetten tot een begrijpelijk verhaal. Je zou kunnen proberen sprookjes te begrijpen, om erachter te komen wat er werkelijk in het binnenste van mensen, dus jezelf, leeft. Verhalen om te leren luisteren naar het Grote Ruisen in jezelf, zo zou het werk van Paul Biegel gekarakteriseerd kunnen worden. | |||||||
IIIn de vele interviews die in de loop der jaren in kranten en tijdschriften zijn verschenen, benadrukt Paul Biegel steeds weer de ambachtelijkheid van het schrijversvak. Hij ontzenuwt de (romantische) gedachte dat schrijven slechts een zaak zou zijn van het wachten op de juiste ideeën en creatieve invallen. Daarmee ontkent hij niet dat er zoiets essentieels als inspiratie bestaat, maar benadrukt hij het doorslaggevende belang van transpiratie, van het geduldige en vaak moeizame handwerk van de vakman die, woord voor woord, regel voor regel, zijn werk doet. Een idee op papier is toch altijd minder dan een idee in je hoofd, zei hij eens om dat te onderstrepen.Ga naar voetnoot1 En dat betekent hard en gedisciplineerd werken, het maken van steeds weer nieuwe keuzen en het stellen van hoge eisen aan het uiteindelijke resultaat: Een verhaal ontwikkelt zich heel langzaam. Ik begin natuurlijk wel na veel denken en peinzen, maar dan is het toch nog wel een reuze rotzooitje in mijn kop. En doordat ik begin, komt het een voor een en in een goede structuur en volgorde naar buiten. Maar daar ben ik zeer nauwgezet mee bezig, als een handwerker.Ga naar voetnoot2 | |||||||
[pagina 93]
| |||||||
Ik ben iemand die erg veel belang hecht aan vakmanschap, aan techniek: compositie, woordkeus, zinsbouw en dialoog, dat boeit me heel erg. Een verhaal waar een fout of een evenwichtsstoring in zit, daar trek ik me de haren voor uit het hoofd. Het is een hang naar perfectie om de vorm waarin je iets overbrengt zo efficiënt mogelijk te gebruiken.Ga naar voetnoot3 Wat dat betreft beschouwt Biegel de tijd voordat hij verhalen schreef en als tekstschrijver voor Marten Toonder werkte als een harde, maar noodzakelijke leerschool, waaraan hij voor een groot deel zijn vakmanschap te danken heeft. Hij leerde er nadenken over de relatie tussen het optreden van (strip)figuren en de verhaalgebeurtenissen, over hoe je een verhaal goed in elkaar zet, of wat het belang van een humoristische situatie is. Bovendien leerde hij niet tevreden te zijn met eerste resultaten, maar door veel schrappen en herschrijven een schrijfdiscipline op te bouwen die streeft naar steeds betere resultaten: zoals vroeger de jongens op de ateliers begonnen met verf mengen, zo was ik leerling-tekstschrijver.Ga naar voetnoot4
De beste boeken van Paul Biegel tonen een harmonieus evenwicht tussen inspiratie en transpiratie, tussen een creatieve associatieve ideeënstroom en een grote beheersing van de ambachtelijke technieken van het schrijversvak. Het is door die delicate balansvoering dat zijn werk een beeldenrijkdom bezit waardoor veel lezers steeds weer worden gefascineerd. Nachtverhaal is daarvan een overtuigende illustratie. | |||||||
IIINachtverhaal is een prachtverhaal, schreef Lieke van Duin in haar recensie en ze verwoordde daarmee kort en krachtig de mening van de meeste recensenten over dit typisch Biegeliaanse boek. Belangrijkste reden voor dit oordeel is de consistentie tussen thema, structuur en stijl: een hecht gecomponeerde eenheid die dit sprookjesver- | |||||||
[pagina 94]
| |||||||
haal tot een heerlijk (voor)leesboek maakt, waarin het verteltalent van de schrijver voluit wordt gedemonstreerd.
Nachtverhaal kan gekarakteriseerd worden als een zoektocht naar sterfelijkheid, een reis naar het einde van het leven. De fee die bij de kabouter komt binnenwaaien (zoals een plotseling idee of inzicht je kop komt binnenzeilen), is op een soms wanhopige manier op zoek naar wat er gebeurt als je sterft, als alles ophoudt. Ze wil de Dood - niet voor niets met een hoofdletter - leren kennen alsof dat een levend iemand is. Sinds haar ontmoeting met de stervende hommel zoekt ze naar de geheimen van de levenscyclus: trouwen, nakomelingen en doodgaan. Maar alle sprookjesfiguren die ze ontmoet kennen de Dood niet. Zo roept Zwartgallige Zir: tot aan de deur van de Dood kunnen wij komen, maar daarachter niet. Daar mogen wij niet komen én niet kijken, zelfs niet door een kiertje. Niet alleen het einde van alles, maar ook het begin is hen niet gegeven. Als de fee Zir vraagt een witte waterlelie te toveren om Urukuu te bevrijden, roept hij dan ook: Toveren? Een levende plant? Feeënkind, wat denk je wel, dat leven kan worden getoverd?
Het dichtst bij de Dood is de fee in de Erlenburcht, waar de koning der Erlen danst met een mensenkind, maar de doodsangst van het kind is sterker dan haar eigen doodsverlangen: De deur sloeg open, maar het mensenkind begon te schreeuwen en te krijsen en te trappelen. Het probeerde zich los te rukken en de fee zag een angst zo hevig dat ze haar eigen verlangen vergat en nog voor de Dood zich vertoonde, schreeuwde ze ‘Weg hij! Weg! Weg!’.
Biegel laat op de achtergrond van deze belangrijke passage het bekende verhaal van de Erlkönig, over wie Goethe zijn beroemde ballade maakte, meeklinken: de kwade geest die het kind uit de armen van de vader rooft en het doodt. Aan kinderen zal dit perspectief voorbijgaan, maar dat is geen enkel probleem. Het tekent de onnadrukkelijke reliëfwerking waardoor Nachtverhaal ook voor ouderen zeer de moeite waard is.
Aan het eind van haar tocht, als de kabouter begrijpt wat 't Gaat aflopen betekent en ze bij de stervende oude vrouw zijn, ontmoet de fee eindelijk de Dood en ziet ze dat het mensenkind en de grootmoeder één en dezelfde persoon zijn. Dan begrijpt ze alles zonder de | |||||||
[pagina 95]
| |||||||
Dood te hoeven spreken. En op de voorlaatste bladzijde laat de schrijver haar het raadsel ontdekken en daarmee de kerngedachte van zijn verhaal verwoorden: De tijd doet het. Die duwt ze naar de ouderdom en naar de Dood. En dààrom maken ze steeds nieuwe, en zo gaat het maar door, oud-nieuw, oud-nieuw, net als voetstappen links-rechts, links-rechts.
Sprookjesfiguren kennen geen tijd, dat zijn de stervelozen, die bestaan eeuwig, alleen mensen en dieren worden door de tijd beroerd en zijn daarom eindig. Daarom gaat de hommel dood, en wordt een mensenkind een oude, stervende vrouw.
De zoektocht naar de dood is een onderwerp dat mensen altijd heeft gebiologeerd en waarop veel verhalen, sprookjes, romans, toneelstukken en films zijn gebaseerd. In Nachtverhaal heeft Paul Biegel dit tijdloze thema op zijn manier verbeeld. Hij heeft de dood menselijke trekken gegeven. | |||||||
IVPaul Biegel maakt voor de uitwerking van zijn thema gebruik van allerlei contrasten. Zo zet hij de mensenwereld en de sprookjeswereld tegenover elkaar, als twee grootheden die veel met elkaar gemeen hebben, maar op beslissende momenten - het begin en het einde van het leven - wezenlijk van elkaar verschillen. Op de achtergrond speelt een vergelijkbare tegenstelling, die tussen werkelijkheid en fantasie. Het is de realiteit, de tastbare, menselijke realiteit die doodgaat, die eindig is. De ongrijpbare verbeelding zoals die in sprookjes bestaat, die althans een mensenleven overleeft, zal altijd bestaan. En daarmee raakt Biegel aan de essentie van zijn schrijverschap.
Deze contrasten worden in het boek op talrijke plaatsen ondersteund en uitgewerkt door tegenstellingen die vaak in volks- en cultuursprookjes worden gebruikt. Voorbeelden hiervan zijn de witte en zwarte waterlelie, de strijd tussen het Goed en het Kwaad (het Rijk der Elfen en het Rijk der Erlen), de schoonheid (de fee) versus de lelijkheid (de ‘lilleke’ kobold Urukuu).
De belangrijkste personages zijn de kabouter en de fee. Beiden maken zij een duidelijke ontwikkeling door en hun relatie bepaalt in sterke | |||||||
[pagina 96]
| |||||||
mate de loop van het verhaal. De kabouter wordt door de komst van de fee danig uit zijn gewone doen gehaald. In het begin wil hij geen onzichtbaar iemand over de vloer, maar als ze één deel van haar verhaal heeft verteld, begint hij naar het vervolg te verlangen. Hij aarzelt lang tussen argwaan en betovering, tussen U en je. De ene keer vindt hij dat ze hem behekst, de andere keer droomt hij van haar. Die tweeslachtigheid slingert hem heen en weer en maakt hem slachtoffer van tegengestelde emoties. Hij is moedeloos en nieuwsgierig tegelijk: hij wou dat hij wou dat ze wegging, hem met rust liet, niet meer in zijn huis was en bleef en sliep en alles. Hij wou - maar ondanks alles wat hij wou zei hij ja en knikte hij met zijn kabouterhoofd, ja hij wilde graag horen wat er bij de elfen was gebeurd.
Aan het eind kan hij niet meer buiten haar en hij brengt haar aan het sterfbed van de grootmoeder om de Dood te zien.
De fee kijkt met haar feeënogen dwars door zijn beleefdheid heen. Zij betovert hem met haar vervolgverhaal tot hij volledig in haar ban is. Met haar belevenissen die ze in afleveringen per nacht vertelt, is zij degene die het verhaal telkens voortzet en verder brengt. Zij is het ook die aan het eind het verschil tussen de sprookjeswereld en de mensenwereld begrijpt.
Sluwe Rat en slome Pad, de kaartgenoten van de kabouter, vormen een altijd ruziemakend, tragikomisch duo dat voor de nodige verwikkelingen in huis zorgt. Vooral Rat is door zijn niet aflatende ijver een belangrijke stoorzender. Hij vertrouwt de kabouter niet, maakt plannen om hem onaangenaam te verrassen, ontdekt tenslotte de fee en is er de oorzaak van dat de grootmoeder eerst een ratteval en daarna de kat Rattepak inzet, waardoor voor hen de dood akelig dichtbij komt.
De grootmoeder wordt in het begin slechts terloops ter sprake gebracht, maar krijgt gaandeweg het verhaal een steeds belangrijker betekenis. Tenslotte is het haar dood die alle verhalen bij elkaar brengt en daar een einde aan maakt. Als dansend kind in het feeenverhaal en als stervende vrouw vertegenwoordigt zij, met de jongen en het meisje, de menselijke levenscyclus. | |||||||
[pagina 97]
| |||||||
VPaul Biegel begint Nachtverhaal met een citaat uit de Arabische sprookjesverzameling Duizend-en-één-nacht: ... maar ziet, lieve, de zon komt op, ik moet mijn vertelling staken... Dat wordt gezegd door Sheherazade, die elke nacht aan de moordlustige sultan een verhaal vertelt om zo haar leven te redden. In Nachtverhaal treedt de fee in haar voetsporen. Allebei maken ze gebruik van verhalende verleidingskunsten. Sheherazade spint de sultan met haar verhalen in en ook de fee betovert met haar avonturen de kabouter. Maar een belangrijk verschil is dat de fee haar nachtverhalen niet vertelt om aan de dood te ontkomen, maar juist om die te vinden.
Van bijzonder belang is de structuur van het verhaal. Biegel heeft voor een verhaalopbouw gekozen die behalve geraffineerd ook complex is, maar toch geen enkele moeite veroorzaakt bij het (voor)lezen. Net als Duizend-en-één-nacht is Nachtverhaal een raamvertelling, een verhaal waarin andere verhalen verteld worden. Er lopen in Nachtverhaal drie vertellingen door elkaar. In de eerste plaats is er de geschiedenis van de kabouter die samen met Rat en Pad en de wespenkoningin in het oude huis leeft. Hij voelt zich verantwoordelijk voor de gang van zaken in de oude villa waar alleen nog een oude grootmoeder woont, maar aan zijn bezigheden als controlerende huisdwerg komt gaandeweg een eind: de fee duikt op en de grootmoeder sterft. De bewoners moeten vertrekken want het huis wordt leeggehaald.
Het tweede verhaal wordt gevormd door de relatie tussen de kabouter en de fee. Het rustige, tijdloze en geordende bestaan van de kabouter wordt door haar grondig overhoop gehaald. Zijn denken waait in de war alsof er een storm in zijn kop opsteekt, waardoor realiteit en fantasie niet meer van elkaar te onderscheiden zijn. Hij wordt heen en weer geslingerd door verschillende stemmingen, gedachten en gevoelens en als hij daar contrôle op probeert te krijgen, merkt hij dat de fee hem niet meer loslaat: hij kan niet zonder haar leven. Aan het slot vertrekt zij dan ook met hem uit het huis.
Het laatste verhaal bestaat uit de enerverende zoektocht van de fee op zoek naar de Dood. Haar levensverhaal is bevolkt met allerlei vreemde figuren, bizarre belevenissen en verrassende ontknopingen. | |||||||
[pagina 98]
| |||||||
De fantastische avonturen die zij meemaakt, buitelen over elkaar heen in een netwerk van sprookjesachtige structuur en vormen een loflied op de kracht van de verbeelding.
Deze drie vertellingen zijn kunstig met elkaar verweven. De lezer krijgt telkens afgepaste brokstukken van de verschillende verhalen voorgeschoteld die, naarmate het boek vordert, steeds meer een eenheid gaan vormen. Dat veroorzaakt niet alleen veel afwisseling, maar vergroot ook de verhaaldynamiek, waardoor je benieuwd bent en blijft - net als de kabouter - hoe het verder gaat je en van het ene fragment naar het andere wordt meegesleept. Zo worden de avonturen van de fee meestal op een spannend moment afgebroken en belandt de lezer abrupt in de dagelijkse bekommernissen van de kabouter en de twee kelderbewoners. Opvallend zijn de overgangen van het ene naar het andere verhaal. Soms worden ze heel duidelijk aangekondigd: ... hij ging er toch lekker bij zitten, want de fee begon het verhaal al te vertellen. Maar er zijn ook wisselingen die meer terloops plaatsvinden en soepel het ene verhaal in het andere laten overgaan: ‘Vooruit?’ zei de gapende mond. ‘Binnentreden’. Er wordt hier geklopt. Via een klop op de deur wordt er zo twee keer een overgang gemaakt. Een dergelijke wisseling wordt ook een keer veroorzaakt door een schreeuw. Nu is het echter de kabouter die Rat hoort, en denkt de fee dat zij het is in mijn verhaal. Deze speelse wendingen van verhaal naar verhaal zijn niet alleen spannend en humoristisch, maar benadrukken tevens het voortdurend stuivertjewisselen van fantasie en werkelijkheid. | |||||||
[pagina 99]
| |||||||
VINachtverhaal is in een zeer beeldende stijl geschreven, waardoor de aandacht nauwelijks kan verslappen. De beschrijvingen zijn vaak heel treffend en het resultaat van nauwkeurige observaties, zoals de volgende voorbeelden laten zien.
De dialogen geven het verhaal vaart en ritme. De woordenwisselingen tussen Rat en Pad vallen op omdat hun verschillende karakters er mooi in tot uiting komen. Ook de gesprekken tussen de kabouter en de fee zijn soepel en in natuurlijke spreektaal weergegeven, zonder overbodige toevoegingen.
Biegels taalgebruik zit vol eigenaardigheden. Pad slist (een sjmoel vol puisjten) en Rat kan af en toe fors uithalen (Dikke vette sukkelzak! Blaasbalg! Doe die stomme ogen open!). De fee is een tering-takke-fee, Urukuu een lillekerd en er wordt op boemketels geroffeld. Er wordt een spellingsspelletje met de f en de v gespeeld en het wemelt van neologismen zoals zwebbelarijen, veronkaand, verschimmeren. Ook kan Biegel zijn behoefte om af en toe via een klankenspel de taal de vrije teugel te laten niet onderdrukken: ... het keukentje waar hij broeha-broeha deed onder de koude straal water ... | |||||||
VIIPaul Biegel, aldus het juryrapport waarmee de toekenning van de Gouden Griffel 1993 voor Nachtverhaal wordt toegelicht, verstaat de kunst diverse categorieën lezers te raken, hij schrijft eigenlijk een soort | |||||||
[pagina 100]
| |||||||
‘literatuur zonder leeftijd’, zoals reeds mocht blijken uit de bekroning van Anderland met de Libris Woutertje Pieterse Prijs. Kinderen hebben een voorkeur voor zijn werk vanwege de spanning en de geheimzinnigheid die zijn verhalen kenmerken, volwassen lezers genieten weer meer van de oorspronkelijkheid van de taal - de geraffineerde gewoonheid ervan - en stijl - de magische en dubbelzinnige formuleringen.Ga naar voetnoot5
Nachtverhaal kan daarmee geplaatst worden naast Het Sleutelkruid, De tuinen van Dorr, De twaalf rovers. De rode prinses en Anderland: verhalen die in zijn oeuvre een speciale plaats innemen vanwege de authentieke wijze waarop hij met groot gevoel voor taalkunstige variaties klassieke thema's bespeelt. Verhalen waarin voor iedereen de geheimzinnige en onweerstaanbare stem klinkt van het eeuwige Grote Ruisen. |
|