Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 7
(1993)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| ||||||||||
Een parabel in het leesonderwijs
| ||||||||||
Goede en zwakke lezersHet is een algemeen bekend gegeven dat in iedere klas van meet af aan verschillen optreden in leesvaardigheid. Er zijn altijd kinderen die zichzelf redden en kinderen die veel begeleiding nodig hebben. In de praktijk blijkt dat kinderen met leesproblemen anders worden | ||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||
Het gebruik der talenten | ||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||
benaderd dan goede lezers. Stanovich (1986), die veel onderzoek bijeen heeft gebracht, meent dat de instructie die zwakke lezers ontvangen vaak inadequaat is. Leesinstructie en -begeleiding zijn dus factoren die invloed uitoefenen op de leesvorderingen. Zo gezien is de kloof tussen goede en zwakke lezers geen onwankelbaar gegeven, maar mede het resultaat van het ontvangen onderwijs.
Mommers doet in zijn artikel verslag van een in 1986 gehouden Europese Workshop over lezen en schrijven. Mogens Jansen, directeur van het Deense Instituut voor onderwijsresearch, stelt op die bijeenkomst (onder andere) dat ‘vrijwel alle leerlingen leren lezen, maar bij een aantal van hen stagneert de leesontwikkeling bij gebrek aan oefening op school’ (cursivering van Mommers). ‘De noodzakelijke automatisering van het leesproces komt bij de zwakke lezers onvoldoende tot stand, wat een steeds groter wordende achterstand tot gevolg heeft’. Jansen noemt dit het ‘Mattheus-effect’. Boland (1991), verwijzend naar Stanovich, stelt dat de verschillen tussen zwakke en goede lezers bij het doorlopen van de verschillende leerjaren toenemen. ‘Dit fenomeen (...) staat bekend als het Mattheuseffect’. Deze verschillen worden, zegt Boland, ook wel beschreven als het waaier-effect: een toenemend uiteenlopen van de leesvaardigheid van zwakke en goede lezers. Van Peer (1991) omschrijft het Mattheus-effect, naar aanleiding van onderzoek naar aspecten van geletterdheid, als de verzamelterm die wordt gebruikt om een groter wordende kloof tussen individuen en groepen te beschrijven; hij verwijst daarbij naar Stanovich en Merton. Op een studiedag van RAINGa naar voetnoot1 sprak Van der Ley over leesproblemen. Hij onderscheidde daarin: algemeen cognitieve tekorten, topdown en bottom-up-beperkingenGa naar voetnoot2 en tenslotte: ‘Mattheus-kinderen’ | ||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||
dat wil zeggen snelle vastlopers met zowel bottom-up als top-down beperkingen. | ||||||||||
Keith E. Stanovich: Matthew effects in readingStanovich schrijft over de relatie tussen cognitieve processen en leesvaardigheid. Hij richt zich daarbij op individuele verschillen. Deze treden in het eerste (lees)leerjaar al op: in januari lezen in dezelfde tijd goede lezers gemiddeld 51.9 en slechte lezers 25.8 woorden. Daardoor doen slechte lezers van meet af aan minder tekstervaring op dan goede lezers. Tijdens het leren lezen worden allerlei vaardigheden, nodig voor de groei in leescompetentie, al lezend ontwikkeld: een groeiende woordkennis vergemakkelijkt het leesbegrip, maar lezen op zich is een belangrijk mechanisme dat tot groei van de woordenschat leidt. In de passage die voorafgaat aan het citaat uit Mattheus stelt hij nogmaals: Juist degenen die vlot lezen, die een grote woordenschat hebben, zullen meer lezen, leren meer woordbetekenissen en lezen daardoor nog beter. Kinderen met een ontoereikende woordenschat lezen langzamer en zonder plezier, lezen minder, en het gevolg is dat hun woordenschat zich trager ontwikkelt en dat belemmert de groei van de leesvaardigheid. Om deze negatieve spiraal te doorbreken geeft hij twee aanbevelingen: activiteiten ontwikkelen wat betreft het fonemisch bewustzijn en daarnaast de leeservaring (met behulp van een computer) vergroten. Over het leesonderwijs voor zwakke lezers zegt hij dat ‘meer van hetzelfde’ een weinig succesvolle aanpak is, en dat onderzoek zal moeten uitwijzen of verschil in instructie Mattheus-effecten kunnen genereren. Hij spreekt niet over wat aan wie wordt ontnomen.
Stanovich's omschrijving van de kloof tussen goede en zwakke lezers doet denken aan het adagium van BambergenGa naar voetnoot3: ‘Kinderen die niet goed kunnen lezen, lezen geen boeken, maar kinderen die geen | ||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||
boeken lezen, worden nooit goede lezers’. | ||||||||||
Robert K. Merton: The Matthew Effect in ScienceIn The sociology of science analyseert MertonGa naar voetnoot4 ‘excellency’ in de wetenschap: hoe wordt dit ontdekt, gewaardeerd en gestimuleerd. Erkenning is de beloning van de (succesvolle) wetenschapper. Dat blijkt uit naamgeving: de komeet van Halley, de Rorschach-test, Euclidische wiskunde; een Volt, een Ampère, een Ohm. Hij citeert Bacon: ‘a thing not held in honor does not prosper’, en draait de uitspraak vervolgens om: ‘it is nothing strange if a thing held in honor, prospers’. De verhandeling die bovenstaande titel draagt is geschreven naar aanleiding van interviews met Amerikaanse Nobelprijswinnaars. Deze wetenschappers stellen dat zij, sinds hun onderscheiding, onevenredig veel erkenning krijgen voor hun publikaties. Ook krijgen produktieve wetenschappers van een belangrijke universiteit vaker erkenning dan even produktieve wetenschappers van minder bekende universiteiten. Onderzoek wijst uit dat opvallende en bekende wetenschappers betrokken zijn bij veel verschillend onderzoek, waaraan ze individueel bijdragen; bemoedigd door hun succes nemen ze vaak bijzondere of risicovolle projecten ter hand, waardoor hun bekendheid stijgt. Daarentegen blijven belangrijke publikaties van onbekende wetenschappers soms jarenlang onopgemerkt en vaak krijgen zij onevenredig weinig erkenning voor hun werk. Er bestaat een fundamentele ongelijkheid in erkenning en beloning die de carrière van individuele wetenschappers nadelig kan beïnvloeden. Het Mattheus-effect volgens Merton is het toekennen van een grote mate van erkenning voor bepaalde wetenschappelijke bijdragen aan wetenschappers van naam en faam, en het onthouden van een dergelijke erkenning aan wetenschappers die nog geen bekendheid genieten. De gevolgen van het Mattheus-effect voor de status van de | ||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||
wetenschapper beschrijft Merton met een ander citaat: ‘Laat ons nu de roemrijke mannen prijzen’, wat hij, naar het gelijknamige boek, de ‘Ecclesiasticus-component’ noemt.Ga naar voetnoot5
Merton maakt duidelijk dat, als de eerste lauwerkrans eenmaal is uitgereikt, velen zich haasten om de roem te bevestigen. Zijn interesse ligt evident bij mechanismen in de toplaag van de wetenschappers: dat blijkt uit de draai die hij geeft aan de uitspraak van Bacon en uit het Ecclesiasticus-citaat. | ||||||||||
Begrijpend lezen in MattheusGa naar voetnoot6Niemand zal een tekst als ‘de vis wordt duur betaald’ aangrijpen om te betogen dat vis eten een kostbare aangelegenheid is. Wij kennen de achtergrond van waaruit deze uitspraak is ontstaan en kunnen er daardoor de juiste betekenis aan geven. De vier evangeliën zijn van minder recente datum en de teksten hebben meer uitleg nodig.
Mattheus, Marcus, Lucas en Johannes hebben het leven van Jezus en zijn boodschap voor ons opgeschreven, soms in de vorm van parabels. De essentie is een blijde boodschap voor arme sloebers en vreemdelingen, voor de tollenaar en de overspelige vrouw; met de rijken heeft de Bijbel weinig op. Speciaal voor de ontrechten is de boodschap bedoeld: de eersten zullen de laatsten zijn, de jongste zoon zal koning worden. De parabel van de talenten komt ook bij Lucas voor (19, 11:28). Daarin is sprake van een heer die ieder van zijn tien knechten een pond geeft met de opdracht tijdens zijn afwezigheid daar zaken mee te doen. Bij terugkomst heeft de eerste knecht 10 pond verdiend, de tweede vijf pond. De derde knecht heeft zijn pond in een doek verstopt (‘ik had angst voor U omdat U een streng heer zijt’) en er verder niets mee gedaan. De afloop is hetzelfde als bij Mattheus. | ||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||
In de parabel van Mattheus lijkt het essentieel dat er tussen de knechten bij voorbaat al verschil bestaat: ze krijgen niet allemaal evenveel, logisch dat de een meer kan dan de ander. Maar dat is een verkeerde uitleg: ze krijgen allemaal overvloedig, ook één talent goud is heel veel.Ga naar voetnoot7 Het wordt hen gegeven ‘ieder naar hun bekwaamheid’, dat wil zeggen naar de mate waarin zij verantwoordelijkheid kunnen dragen. Wie met dit in gedachten beide parabels vergelijkt, ziet twee verschillen tussen degenen die wel en die niet worden beloond. De eerste en tweede knecht hebben een vertrouwensrelatie met de heer, de derde knecht is bang voor hem. Verder hebben de eerste twee knechten hun verantwoordelijkheid genomen en zijn handelend opgetreden; daarvoor worden ze beloond. De derde knecht heeft - angstig? lui? - niets gedaan, ondanks de mogelijkheden die hij had. Dat is een verkeerde houding ten aanzien van de heer die hem vertrouwen had geschonken. De knecht doet zichzelf tekort: de verantwoordelijkheid die hem geschonken was, wordt hem ontnomen. De gedachte dat deze knecht iets ontnomen wordt, omdat hij weinig had, is niet in overeenstemming met de bedoeling van de parabel en ook niet met die van de Bijbel. | ||||||||||
Gangbaar spraakgebruikDe bekende zin van de parabel van de talenten blijkt vaker verkeerd geïnterpreteerd te worden. Zo schrijft Primo LeviGa naar voetnoot8 over zijn verblijf in een concentratiekamp het volgende: Soms meent men in de geschiedenis en in het leven een wrede wet te ontwaren die luidt: ‘Aan wie heeft zal gegeven worden; van wie niet heeft, zal genomen worden’. In het Lager, waar de mens alleen is en de strijd om het bestaan tot zijn oervorm is herleid, is die onrechtvaardige wet openlijk van kracht en wordt door ieder erkend. Met de redzamen, | ||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||
de sterke, handige individuen, gaan ook de Kapo's graag om, (...). Maar met de muzelmannen, de mensen in ontbinding, heeft het geen zin je op te houden. In het spraakgebruik is deze zin een eigen leven gaan leiden. De verschijnselen, waaraan Merton en Stanovich de term Mattheus-effect toekennen, tonen alleen oppervlakkige overeenkomst (met elkaar en) met het eerste deel van de geciteerde zin van de parabel. Bij Merton gaat het om vergelijkbaar goede prestaties die onterecht ongelijk worden gewaardeerd, bij Stanovich echter om ongelijke prestaties die terecht verschillend worden gewaardeerd. Bovendien gaat het bij deze auteurs helemaal niet om mensen die hun verantwoordelijkheid wel of niet waarmaken, noch hebben zij aangetoond dat iets aan wie dan ook wordt ontnomen. Het toekennen door Merton en Stanovich van de term Mattheus-effect aan door hen beschreven, van elkaar verschillende, verschijnselen is op onjuiste gronden gebeurd. Met name de gedachte dat de bijbel stelt dat aan de armen terecht iets ontnomen zal worden is volstrekt onjuist. Nu begrijpt iedereen wel ongeveer wat beide auteurs bedoelen. Maar een onjuiste term die in het gewone spraakgebruik ingeburgerd raakt, kan ongewenste effecten hebben. | ||||||||||
Mattheus in NederlandWanneer een verschijnsel een naam krijgt, heeft dat het voordeel dat er minder uitleg nodig is; bovendien geeft een naam niet zelden informatie. De uitdrukking ‘Mattheus-effect’ leidt tot pseudo-kennis op grond van de gebruikte terminologie. De verwijzing naar Mattheus is onterecht: zwakke lezers zijn niet te vergelijken met luie of onnutte dienstknechten. Het woord effect wekt de indruk dat het verschijnsel als vanzelf optreedt. Als leesdidactici deze term gebruiken begrijpt de argeloze lezer hieruit dat - helaas onvermijdelijk, want van oudsher vastgelegd - | ||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||
zwakke lezers steeds meer achteruit zullen gaan.Ga naar voetnoot9 Docenten die zich willen inspannen voor zwakke lezers, zullen ontmoedigd raken als ze te horen krijgen dat de kans op succes niet groot is. Zo wordt de term een self-fulfilling prophecy, een excuus.
Als we dan toch de bijbel willen aanhalen als duidend element in het leesonderwijs, laten we dan alle kinderen, met hun verschillende capaciteiten, leren het hun gegeven (lees)onderwijs zelfstandig toe te passen. Kinderen die gestimuleerd worden hun eigen verantwoordelijkheid te dragen en zo talenten en ponden bij te verdienen, dat zijn pas de ware Mattheuskinderen. | ||||||||||
Literatuur
| ||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||
|