Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 7
(1993)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 127]
| |
Macht of onmacht?
| |
[pagina 128]
| |
Utgård en SolgårdGa naar voetnoot⋆⋆⋆⋆, en een paar bladzijden verderop de plattegrond van de omgeving en de inrichting van de barakken wijzen eerder in de richting van een verslag met bewijsstukken. En dat geldt ook voor de verdeling van het boek in twee delen, ‘Zomer 1958’ en ‘Schooljaar 1958-1959’. Hebben we hier te maken met een dagboek of met een achteraf geschreven apologie? Een verdediging van de achttienjarige Micke, de sportleider van het Zomerkamp, tegenover de aangesprokene, het witblonde, magere scharminkel Anders Roos; een verdediging als smeekbede om vergiffenis. Door alles nauwgezet op te schrijven en zich daarbij rechtsstreeks tot zijn vriend, Anders Roos, te richten doet Micke een poging te begrijpen wat hem in zijn laatste schooljaar is overkomen. Hij wil begrijpen wat mensen beweegt om zijn gevoel van schuld en machteloosheid kwijt te kunnen raken. Op die manier kan hij de band met Anders nog even vasthouden. Micke is al jaren een regelmatige Zomerkampganger. Eerst kwam hij er als kwetsbare, problematische jongen die nergens goed in was, nu als gezaghebbend sportleider en succesvol atleet. De bange en kwetsbare Anders herinnert hem aan de tijd dat hij zelf voor het eerst naar het Zomerkamp kwam, ellendig en wanhopig vanwege het conflict dat zijn pleegouders uit elkaar dreef. Hij had toen het gevoel helemaal niets of niemand te zijn, maar Chef, de hoofdleider, had zich over hem ontfermd, had zijn tranen gedroogd en zijn boze dromen verjaagd en hem daarmee de veiligheid gegeven die hij nodig had. Sindsdien is alles anders geworden. Dankzij een intensieve sporttraining heeft hij zijn zwakheden overtroffen en is zijn zelfvertrouwen toegenomen. Aan zijn zwakke periode met de daarbij behorende hulpeloze gevoelens wil hij liever niet meer herinnerd worden. Alles aan Anders Roos herinnert daar juist wel aan en onherroepelijk sluipen de duistere en onbegrijpelijke kanten van het bestaan zijn leven weer binnen. Volgens het motto van het zomerkamp, ‘vrijheid door verantwoordelijkheid’, is elke vorm van geweld uit den boze, maar veel van de kampregels zijn | |
[pagina 129]
| |
eerder mythe dan werkelijkheid. Vaak lijkt het eilandbestaan meer op een overlevingsstrijd in de jungle dan op een ontspannen vakantietijd. Micke vreest dat Anders Roos niet helemaal opgewassen zal zijn tegen de harde regels van strijd en rivaliteit. Hij ziet het voor zijn ogen gebeuren. Barak Drie waar Anders door de Chef is geplaatst, maakt hem meteen tot pispaaltje. Ze noemen hem Anna, pesten hem met zijn meisjesachtige uiterlijk en gebruiken hem voor alles wat God verboden heeft. Deze scènes zijn met een akelig soort precisie beschreven en door de beschrijvende directe zowel afstandelijk als intiem. Als lezer voel je de pijn mee, maar sta je net als de schrijver machteloos aan de kant. Je kunt geen Roos heten, merkt Muis op. Zo heet er al een in Zes. De demonstratie van die stijl is de eerste maar onverbiddelijke | |
[pagina 130]
| |
confrontatie met de overmacht van kracht en geweld, de eerste botsing tussen sterk en zwak en Anna verliest hem in alle opzichten. Zoals hij alle volgende confrontaties zal verliezen. Of hij zich nu slim, meegaand of sterk opstelt, altijd delft hij het onderspit. Micke spreek hem moed in, probeert hem te ontzien en houdt de jongens van barak drie scherp in de gaten. Zijn vriend en klussenleider Bigg vindt het beter de gewelddadigheden van Graspol en zijn maten met geweld af te straffen. Maar hoe meer hij Graspol onder druk zet, hoe erger het lijkt te worden. Micke doet een beroep op het bevoegd gezag, maar Chef voelt niet zo veel voor ingrijpen: rivaliteit is altijd al onderdeel van het kamp geweest. De jongens moeten zich weerbaar leren opstellen en zo'n vaart zal het toch niet lopen. Hij wil in ieder geval niet dat Graspol zodanig gestraft wordt dat de buitenwereld er lucht van kan krijgen dat er iets mis is in het Zomerkamp. De school staat er toch al moeilijk voor en elke geur van kwalijkheid dient vermeden te worden. En zo sukkelt Anna van de ene ellende in de andere. Het tweede deel is in zekere zin een voortzetting van de ongelijke strijd, maar dan in het verlengde van de school. In die zin voegt dat deel weinig toe, Pohl heeft inmiddels volkomen duidelijk gemaakt hoe onmenselijk Anders wordt behandeld. Niet alleen door een paar onmogelijke knullen. In feite laat iedereen hem in de steek, ook zijn ouders. Vooral zijn vader vehandelt hem als een miezerig mislukt scharminkel. In het tweede deel is echter meer te zien van Micke's leven, wanhoop en strijd. En in die zin is dat deel onmisbaar in de apologie. Hoe meer Micke geconfronteerd wordt met de ellende van Anders, hoe minder hij te bieden heeft. Anders' constante vraag om aandacht en hulp is benauwend. Zo sterk is hij niet. Hij is niet het idool waarvoor Anders hem houdt en dus begint hij hem te ontlopen. Hij heeft lucht nodig om het eindexamen, de sport, zijn toekomst en de relatie met zijn moeder te regelen. Anders komt steeds meer alleen te staan met alle tragische gevolgen vandien. We noemen hem Anna is meer dan een sterk verhaal over pesterijen en wreedheden. Pohl filosofeert over de machteloos- | |
[pagina 131]
| |
heid van mensen en confronteert de lezer met de vraag hoe je met kwaad moet omgaan. Dat kwaad schuilt in iedere mens, in de wetten van het eigenbelang en de pikorde. Wie zwak is, zal overheerst worden. Zijn vriend Bigg probeert kwaad met kwaad te keren, maar dat resulteert uitsluitend in meer geweld. Kwaad roept kwaad op. Maar liefde en begrip brengen evenmin de gehoopte uitkomst. Deze nogal uitzichtloze mededeling ontsnapt aan pessimistisch nihilisme door de vragende en zoekende opstelling van Micke. Het leven is één groot zoeken naar vorm en richting. De intensiteit en de oprechtheid daarvan maakt dat leven de moeite waard. Micke twijfelt er aan of je de waarheid wel kunt kennen. Hoe ziet die er eigenlijk uit? Is het waar wat Anders vertelt over barak Drie, over zijn vader, over de kwellingen op school of probeert hij daarmee alleen zijn aandacht te trekken? Hoe kan het eigenlijk dat sommige mensen alle klappen te verwerken krijgen. Trekken ze die aan? Pohl plaatst zijn vraagtekens in een ogenschijnlijk ouderwetse entourage. Jeugdkampen gebaseerd op wedijver, discipline en ingewikkeld regels komen in de Nederlandse samenleving die zo op haar vrijheden is gesteld, niet meer voor. Althans niet in deze vorm. Maar wat hij probeert te zeggen, is er niet minder waar om. Het is waanzinnig moeilijk jezelf te doorgronden en nog moeilijker om een ander te begrijpen of te bereiken, want ieder leeft in zijn eigen wereld en heeft zijn eigen excuses. Verantwoordelijkheid en schuld, verlangen en machteloosheid horen onlosmakelijk bij elkaar. De gekozen vertelvorm is ongebruikelijk maar bijzonder effectief. Micke spreekt Anders rechtsstreeks aan, vertelt hem wat hij ziet en hoort en reflecteert daarbij over zijn eigen waarnemingen en gevoelens. De weergave van de gesprekken en het taalgebruik zijn behoorlijk confronterend. En toch laat hij ruimte voor de gedachten van de lezer. Hij is openhartig maar legt de lezer van zijn apologie niets op. Hij weet de uitkomst immers zelf ook niet. Niets staat vast, waarden veranderen en alles is mogelijk. Bijzonder geraffineerd vertelt hij hoe Anders hem toevertrouwt dat hij de enige is die zin geeft aan zijn bestaan. Anders gebruikt daarvoor beladen woorden en gebaren die een sexuele lading | |
[pagina 132]
| |
maar daaraan tegelijkertijd ontstijgen. Waar ben ik in verzeild geraakt? Wat je zei werd op zo'n manier gezegd dat ik mij er niet met een grapje van af kan maken. Een mens kan heel wat afdoen met een grapje, ieder mens zorgt er immers voor dat gevoelens niet tot al te grote proporties uitdijen. Maar dit kan ik niet met een grapje wegwuiven.....Ik hou van je! Dat zijn grote woorden, misschien wel de grootste die er bestaan....Hier sta ik, ingeklemd tussen ervaring en grote woorden, ik die zelf nog maar amper geleerd heb te leven met de eenvoudiger ervaring dat grote woorden vermeden moeten worden. We noemen hem Anna laat zich in één adem uitlezen vanwege de aangrijpende thematiek en vertelwijze, maar ook omdat Pohl er in slaagt zijn situaties zo te schetsen dat telkens nieuwe spanningsmomenten ontstaan; het kan toch niet nog erger worden! De grappen die de jongens met Anders uithalen worden steeds grimmiger, de machteloosheid van de volwassenen in zijn buurt steeds groter. Micke raakt het spoor bijster. Hoe kan hij de gevraagde hulp bieden, waarom steekt niemand een hand uit, staat een mens er helemaal alleen voor? ‘Wie ben ik, dat ik dan juist kan handelen?’ Iedere herlezing van het boek roept nieuwe gedachten op en daardoor voegt Pohl zich bij de echt groten die niet over een probleem of voor een bepaalde leeftijd schrijven, maar vanuit een oprechte innerlijke bewogenheid en grote zorg voor de vorm. Met Aidan Chambers en Margaret Mahy behoort hij daardoor tot de werkelijk belangrijke, inspirerende jeugdboekenauteurs.
Peter Pohl: We noemen hem Anna. Querido f29,90 |
|