Troosten
Ook de volgende hoofdstukken hebben veel te bieden. Slapend naast haar soldaat doorleeft Josje haar angst voor het verlies van haar geliefde. Verlatingsangst waartegen zij zich niet teweer kan stellen: in haar droom laat zij zelf de mannen Teer binnen, die de soldaat ophalen. Zij voelt dat hij niet zal terugkomen. De dieren spreken haar moed in.
Humor verlicht de ernst die het verhaal in deze fase doortrekt. Het levert ontroerende bladzijden van troost op. Neef Ezel die, achteruitlopend om Josje maar te kunnen zien, ‘Je hebt mij toch,’ zegt; steeds weer opnieuw. De oprichting van de Josje Club, die van heinde en verre dieren naar het huis van Josje brengt. Om haar te troosten, maar ook als remedie tegen een saai leven. (Er komt hier een ironische toon in de verteltrant van Sjoerd Kuyper; de troosters bedoelen het goed maar zij peilen het verdriet van Josje niet en zitten haar soms letterlijk en figuurlijk in de weg).
In hoofdstuk drie groeit Josje's droom naar een climax. Vijf maal springt zij op om naar de plaats te snellen waar de soldaat haar in zijn herinnering ziet. Toen Sanders, bij wie zij woonde, stierf was zij nog klein. Zij is weer klein als zij in haar droom (een nachtmerrie nu) de dood van haar soldaat doorleeft. Klein en weerloos in een apocaliptisch gebeuren. - Deze bladzijden uit