| |
| |
| |
Boeven en boevenvangers.
De jeugddetective onder de loep.
Casper Markesteijn
Er is een Maand van het Spannende Boek, de Gouden Strop - de jaarlijkse prijs voor de beste Nederlandstalige misdaadroman - wordt al enkele jaren uitgereikt en
in de kranten is de aandacht voor thrillers groter dan voorheen. Het spannende boek verkoopt steeds beter. Binnen de kinder- en jeugdliteratuur neemt de belangstelling voor de detective ook toe. Een kleine inleiding.
| |
Erg korte historie van de detective
In het algemeen wordt aangenomen dat in 1841 de detective zijn entree maakte in de literatuur. Dat gebeurde door middel van het intussen wereldberoemde boek van Edgar Allen Poe The Murders in the Rue Morgue. De Franse speurder Auguste Dupin is hierin de protagonist. In 1887 verscheen A Study in Scarlet van Conan Doyle, die in dit boek de lezer voor het eerst kennis liet maken met de vrijgezelle speurder Sherlock Holmes, zijn vaste vriend en assistent Dr. Watson en de vaste tegenspeler, de duivelse professor Moriarty. Hij kan gezien worden als de voorloper van een misdadiger als Le Chiffre, de schepping van Ian - Bond - Fleming. Tot de dag van vandaag heeft Sherlock Holmes model gestaan voor een groot aantal variaties. Hij is de held met wie de lezer zich kan identificeren, hij is degene die een bevredigende ontknoping levert aan het eind van het verhaal.
| |
| |
Misschien is het aan de overweldigende successen van Conan Doyle te danken dat in het Engelse taalgebied het detectiveverhaal zijn grootste vlucht heeft genomen. Auteurs als Agatha Christie, Dorothy Sayers en Ngaio Marsh zijn niet meer weg te denken uit de historie van het detectiveverhaal.
In Nederland laten we de detectiveliteratuur beginnen in 1917, het jaar waarin de eerste roman van Ivans (pseudoniem van J. van Schevichaven) verscheen: De man uit Frankrijk. Net als vele anderen ontkwam ook Ivans niet aan de invloed van Conan Doyle. Ivans schreef ongeveer 50 detectives. Zijn opvolger is Havank (pseudoniem van H. van der Kallen), die al snel erg populair werd. Zijn held is Charles C.M. Carlier, alias de Schaduw.
Andere namen die genoemd moeten worden als het om een heel summiere geschiedenis van het Nederlandse detectiveverhaal gaat, zijn Martin Mons (de twee Haagse zusters Monsma), W.H. van Eemlandt, Joop van den Broek, Robert van Gulik (Rechter-Tieromans), A.C. Baantjer, Janwillem van de Wetering, H.J.Oolbekkink, Rinus Ferdinandusse, Hellinger, Anton Quintana. De laatste jaren domineren in ons taalgebied namen als die van Tomas Ross (ps. van Willem Hogendoorn), Theo Capel, Jef Geeraerts, René Appel, Martin Koomen, Bob Mendes en Peter de Zwaan.
| |
Een paar kenmerken
Een detectiveverhaal moet een duidelijke ‘plot’ hebben en bovenal spannend zijn. Het draait meestal om het oplossen van een misdaad. De speurder, de detective (Eng. to detect = ontdekken, ophelderen) brengt de oplossing en wijst de schuldige aan. De ontknoping moet geloofwaardig zijn.
Er behoren aanwijzingen te zijn waarmee de speurder, en tevens de lezer, de dader kan ontmaskeren en de misdaad kan oplossen. Soms wordt de lezer op een dwaalspoor gebracht door de schrijver. Altijd echter moet de lezer in staat geacht worden samen met de speurder de oplossing te vinden.
| |
| |
Juist de intrige maakt het verschil uit tussen een detectiveverhaal en de andere soorten die er veel op lijken, zoals het misdaadverhaal. In het laatste is de intrige meestal anders opgebouwd. Er hoeft niet per se, zoals in de detective een raadsel opgelost te worden. Soms is de dader al bekend, maar wordt verteld of die gepakt wordt, waarom de misdaad gepleegd werd of wat er met dader en slachtoffer gebeurde. De beweegredenen van de dader spelen in die verhalen nogal eens een grote rol. Enig gepsychologiseer is daar het genre niet vreemd.
In de detective staat het raadsel voorop. Richard Alewyn heeft daarover gezegd: Het misdaadverhaal vertelt de geschiedenis van een misdrijf, het detectiveverhaal vertelt de oplossing van een misdrijf. (Hasubek, 1974)
Meer dan andere boeken wordt de detective tot de ontspanningslectuur gerekend, hoewel de thrillerauteur meer en meer doordringt in de gevestigde literatuur en anderzijds de misdaad steeds vaker bezit neemt van de literatuur. Anbeek noemt Maurits en de feiten van Gerrit Krol ‘een roman met een detectivestructuur’ en vindt dat Van der Heijden in Advocaat van de hanen ‘elementen uit het detective-genre verwerkt’.
Waarderingen van crime-stories zijn vooral op bovengenoemde elementen gebaseerd. Een voorbeeld: ‘een origineel gegeven, een intrigerend zij het wat statisch verhaal met, en dat is het verrassendst, ook nog eens een geloofwaardige ontknoping’ en ‘De intrige van Coyote wordt door Barnes vaardig door het verhaal geweven en de ontknoping houdt op een aangename manier het midden tussen verrassend en geloofwaardig’. (Dennis de Hoop in Crime kort in NRC Handelsblad, 4-6-'93).
Sfeer- en karaktertekening zijn belangrijk, maar mogen zeker niet de boventoon gaan voeren. Het mag kortom niet te literair worden. Recenseren van het genre gebeurt overigens altijd op een aparte plaats onder een eigen aanduiding (‘crime-stories’, ‘detectives’, ‘thrillers’ en dergelijke) door een genre-specifieke criticus.
De misdaden die gepleegd worden, zijn in het algemeen van zwaar kaliber. Geweldsmisdrijven, zedendelicten, fraude en corruptie, spionage en drugsmokkel scoren hoog.
| |
| |
| |
De jeugddetective
Het meest voor de hand liggende kenmerk van de jeuddetective is dat de speurders jong zijn. De lezer moet zich alleen al op grond van de leeftijdsovereenkomst kunnen identificeren met de jonge boevenvangers. Seriële lustmoordenaars kom je in de jeugddetective gelukkig nog niet tegen, hoewel het in IJzige poppen van Theo Hoogstraten toch al aardig die kant op gaat met de stoffelijke overschotten van drie kleine kinderen in een vriesruimte van een oude slagerij. En ondanks het voorkomen van een moord hier en daar en wat bruut geweld kun je zeggen dat de zware misdaad zich nog geen eigen plaats heeft veroverd in de thriller voor jongeren.
In de jeugdliteratuur is de onderscheiding tussen ‘ontspanningslectuur’ en ‘literatuur’ waarschijnlijk minder sterk dan bij de volwassen literatuur. Van een jeugddetective die een voldoende hoeveelheid spanning geeft in een goed geschreven verhaal wordt niet ook nog eens een uitstekende karaktertekening van de hoofdfigu(u)r(en) verwacht. Om tot de jeugdliteratuur gerekend te worden, is het in principe voldoende als de auteur voldoet aan algemeen geldende literaire criteria als: goed geschreven, geloofwaardig, hechte compositie, reële dialogen etc.
Aan het (deels) ontbreken hiervan, is het waarschijnlijk te danken, dat een aantal Nederlandse en buitenlandse auteurs van veelgelezen detective-achtige jeugdboeken in de marge van de jeugdliteratuur terecht kwamen.
De Engelse Enid Blyton met haar wereldberoemde serie over De Vijf is een illustratief voorbeeld van deze categorie. Het eerste deel schreef ze al in 1942 en in de eenentwintig jaar daarna verscheen er gemiddeld een boek per jaar over de Famous Five. Buiten alle andere boeken van haar hand, werden van De Vijf alleen al in die tijd zes miljoen exemplaren verkocht.
Dat het aantal verkochte exemplaren van een boek gelukkig niet automatisch inhoudt dat het daarmee tot de literatuur gaat behoren, valt niet alleen aan te tonen bij Blyton. Het geldt ook voor andere auteurs die detective-achtige boeken schreven. In Nederland is bijvoorbeeld Wim van Helden te noemen, de schepper van de boeken over commissaris Achterberg en inspec- | |
| |
teur Arglistig die vanaf 1954 het licht zagen. Het waren typische ‘jongensboeken’, waarvan er ongeveer twee miljoen zijn verkocht. De vrienden Bram de Winter en Eddy van Nus lossen als speurders in de dop menige misdaad op met behulp van en in innige samenwerking met hun volwassen vriend Achterberg. Aandacht en waardering is er voor Van Helden nauwelijks geweest in de vakliteratuur. Bekkering (in: De hele Bibelebontse berg) noemt ze ‘triviaal’ en omschrijft ze als detective-verhalen binnen de ‘ontspanningslectuur’, net als De Kameleon, De Diskus, Pim Pandoer en Arendsoog, stuk voor stuk serie-boeken waarin het detective-element in meer of mindere mate aanwezig is. Gerecenseerd werden al deze boeken nauwelijks. Nodig voor de verkoop was dat ook niet, want de verkoopcijfers wijzen uit dat ze hun weg toch wel vonden.
| |
Een kentering
Enkele uitgevers (met name Sjaloom, Zwijsen en Elzenga) hebben de laatste tijd jeugddetectives een prominentere plaats in hun fonds gegeven. Sjaloom heeft zelfs een Pandora-crimi-reeks opgezet, een aparte serie jeugdcrimi's voor kinderen vanaf dertien jaar. Onlangs startte deze uitgeverij met de serie ‘Mijn eerste thriller’, bedoeld volgens Marijke van Ooijen van Sjaloom voor jonge lezers (vanaf acht jaar) die moeite hebben met lezen. De indrukwekkende vierkleurenillustraties en het spannende verhaal moeten deze groep overhalen tot lezen en blijven lezen. Met de Pandora-crimi-reeks is dat blijkbaar al gelukt. Tot op heden zijn in deze serie acht titels verschenen, waarvan er vier reeds een herdruk beleefden. De eerste oplage van deze boeken is bij Sjaloom meestal 3000 exemplaren, de tweede varieert afhankelijk van vraag en verwachting van 1000 tot 2000. De Pandora-boeken lopen in het fonds duidelijk beter dan andere. In bibliotheken zijn ze veel uitgeleend en in boekhandels is volgens de uitgever de vraag groot, ook naar nieuwe delen in de serie. Het Nerthusmysterie van Theo Hoogstraten stond in de top-5 van de kinderjury.
Sjaloom is de serie begonnen, omdat er ‘niks was’ en volgens
| |
| |
de redactieraad de behoefte aan spannende verhalen groot zou zijn. Toevalligerwijs zette in Duitsland Ali Baba Verlag in dezelfde tijd een soortgelijke serie op. Nu wisselen beide uitgevers gegevens uit.
Bij Zwijsen en Hans Elzenga is er volgens uitgever Richard van de Waarsenburg geen speciale reden geweest om detectives toe te voegen aan het fonds. Beide uitgeverijen willen een zo breed mogelijk aanbod bieden, met daarin zeker ook het spannende genre, om kinderen zo goed en zo lang mogelijk aan het lezen te houden. Een educatief en legitiem commercieel doel dus. In de verkoop bij Zwijsen vertonen de detectives geen duidelijk ander beeld dan de rest van de uitgaven. Dat heeft ook te maken met het gegeven dat de meeste jeugdthrillers meelopen in series als Zoeklicht en Wachtwoord.
In de laatste zit een bekend Nederlands thrillerauteur voor volwassenen: Tomas Ross. Deze auteur, die reeds enkele malen genomineerd werd voor de Gouden Strop en hem al een keer ontving, heeft langzamerhand een imposant oeuvre. Hij heeft intussen twee boeken in deze reeks op zijn naam staan: Help, ze ontvoeren de koningin! en Het levende lijk. Vooral het eerste is een geslaagd voorbeeld van een goede jeugddetective met een intrige die doet denken aan de geheimzinnige verwikkelingen rond de bende van Nijvel in België. Een serie bloedige overvallen doen een namaakkoningin (de echte zit snikkend in een kelder) aan de Middenpartij (een soort Janmaatgroep) het verzoek richten het land van de ondergang te redden. Vier kinderen kunnen de snode plannen verijdelen. Dat wordt door Ross beschreven in drieëntwintig korte hoofdstukken die een tijdsbestek van slechts zes dagen bestrijken en waarin regelmatig van locatie en vertellersstandpunt gewisseld wordt: een sterke en aantrekkelijke compositie. De dialogen zijn kort, krachtig en niet voorzien van allerlei ontoepasselijke bijwoorden zoals je die in trivialere exemplaren nogal eens aantreft. Behalve van veel spanning is het verhaal ook voorzien van een dosis humor en een originele plot. Daar is in zijn tweede boek veel minder sprake van. Een lijk gaat daar door voor iemand anders. Dat geeft de bedenkers van het plan gelegenheid verzekeringspenningen op te strijken: een weinig origineel gegeven en minder
| |
| |
zorgvuldig uitgewerkt.
Zwijsen biedt ook de jonge lezer vanaf zeven jaar al gelegenheid zich te identificeren met een speurder. In de Bizonboeken zijn er tot nu toe van de hand van Paul van Loon (die ook voor andere, meer ‘griezelboeken’ tekent) drie delen verschenen met Sam Schoffel Meester-speurder in de hoofdrol. Sam Schoffel is de Nederlandse Sam Spade van de klassieke thrillerauteur Dashiell Hammett (van o.a. The Thin Man). Sam Schoffel Meester-speurder lost voor twee repen alle zaken op. ‘Eén reep vooraf. En ééntje als de zaak opgelost is.’ Vlot geschreven, goed leesbare verhalen waarin jonge kinderen alle gelegenheid hebben mee te denken over de oplossing van de ‘misdaad’.
Met boeken als Gifschip Osaka en het recente Waterrovers van Tais Teng (eerder al met Licht op de heuvel) voert Hans Elzenga een nieuwe thrillersoort in: de milieuthriller. Misdaden tegen het milieu vormen in deze boeken het centrale thema. In het eerste gaat het om het vrachtschip Osaka dat levensgevaarlijk gif kwijt moet en in Waterrovers, dat in de 21e eeuw speelt, draait alles om het schaars geworden drinkwater dat zo kostbaar is dat er grof geld mee te verdienen valt. Dus wordt het een interessant object voor misdadigers.
Zonder dat ze als speciale serie of als apart (sub)genre geafficheerd werden (Zwijsen kent in de Wachtwoord-reeks zelfs de onderverdeling ‘detectives’, ‘thriller’ en ‘griezelen’), zijn er natuurlijk al eerder en vaker, ook bij andere uitgevers, detectives uitgegeven.
Zo verscheen in 1991 bij Van Holkema & Warendorf bijvoorbeeld Geheim! van de internationaal bekende thrillerauteur Ken Follett. Een tegenvallende jeugddetective die oorspronkelijk uit 1976 dateert.
Van de Nederlandse auteurs is Johan Diepstraten in de recentere jeugdliteratuur min of meer als voorloper te beschouwen met boeken als De verborgen steeg (uitg. Bert Bakker, 1986, samen met Sjoerd Kuyper), De branden van de duivelsbrug (Bzztôh, 1987) en De samenzwering (uitg. Leopold, 1989). Echte detectives waarin eerst een misdaad gepleegd wordt, waarna jongeren de zaak gaan klaren. Diepstraten heeft bewezen goed geschreven, spannende verhalen te produceren die de aandacht
| |
| |
krijgen die ze verdienen. Dat bleek ook uit het knap geconstrueerde Het verraad van de Vloeiweide (uitg. Leopold, 1991). Johan Diepstraten heeft overigens in ander verband regelmatig een pleidooi gehouden voor meer en serieuzere aandacht voor ‘het spannende jeugdboek’.
Ook Trude de Jong heeft zich intussen op het pad van de misdaad begeven met twee moordverhalen: Moord in Amsterdam en Moord aan de Rivièra. Beide boeken spelen in het verleden en zijn aldus te kwalificeren als ‘historische detectives’.
| |
Literatuur.
Ton Anbeek, Wat denkt een gorilla in een Italiaanse dierentuin? Het realisme in de Nederlandse literatuur. In: NRC Handelsblad, 4-6-'93. |
Peter Hasubek, Die Detektivgeschichte für junge Leser. Verlag Julius Klinkhardt, Bad Heilbrunn, 1974. |
Dennis de Hoop, Crime Kort. In: NRC Handelsblad, 4-6-'93. |
Peter van den Hoven, Thrillers voor jongeren. In: Bzzlletin 17 (1988) no. 153. |
Paul Kuyer en Guus Tienstra-Schipperheijn, Lé 6 over detectives. LÉ6 jaargang 1978/1979 nr. 6, NBLCentrum, Den Haag. |
Karl Ernst Maier, Jugendliteratur. Formen, Inhalte, pädagogi sche Bedeutung. Verlag Julius Klinkhardt, Bad Heilbrun1980. |
Casper Markesteijn, Johan Diepstraten. In: Lexicon jeugdliteratuur, juni 1993. |
Casper Markesteijn, Wim van Helden. In: Lexicon jeugdliteratuur, oktober 1992. |
W.J.M. Wippenberg, ‘Kriminalgeschichten für Kinder und Jugendliche’. In: Neue Formen der Kinder- und Jugendliteratur und ihre Aufnahme durch die Jugend. |
|
|