Zij constateren op kwantitatief en kwalitatief terrein weliswaar vooruitgang, maar ten opzichte van recensies van literatuur voor volwassenen is de kwantiteit ver onder de maat, en ook kwalitatief is er nog veel mis. Zo wordt er nog altijd veel, teveel, naverteld, terwijl de argumentatie er zo'n beetje bijhangt. En àls die er is, laat de kwaliteit ervan te wensen over. Oordelen blijven onduidelijk, mistig en oncontroleerbaar. Formele aspecten, aspecten dus die ingaan op het wezen van het kinderboek, de talige structuur, komen nog steeds te weinig voor. Morele argumenten daarentegen worden veel te vaak benadrukt.
De jeugdliteratuur, zo stellen zij aan het eind van ook vast, is daarmee in een vicieuze cirkel terechtgekomen: recensenten besteden weinig aandacht aan de vorm, dit wordt een ‘vergeten’ kant van het jeugdboek, waardoor ook auteurs er niet toe worden uitgenodigd hier meer aandacht aan te besteden. De kritiek wordt hierdoor weer niet gestimuleerd, enzovoorts, zo is het kringetje rond.
Overigens zien zij niet alleen de recensenten als grote boosdoeners. Ook de jeugdonvriendelijke houding van met name kranten- en weekbladredacties, die weinig ruimte beschikbaar stellen en meestal niet eens op de literatuurpagina's, heeft grote invloed. Recensenten moeten vaak genoegen nemen met een achterafkolommetje en zijn alleen daarom al nauwelijks in staat een boek adequaat te bespreken. Een situatie waarin sindsdien weinig veranderd is. Maar, zeggen ze nog eens duidelijk tot slot: De critici mogen niet klagen dat hun werk niet serieus genomen wordt zolang zijzelf hun eigen werk niet serieus nemen.
Ik ga wat uitvoeriger op het onderzoek van Krikhaar en Ros in omdat het een goed voorbeeld is van hoe aan universiteiten - ik noem Nijmegen, Leiden, Amsterdam, Tilburg en Groningen - de jeugdliteratuurstudie in de jaren tachtig een opleving doormaakt. Ik benadruk dit omdat het voor de recensiepraktijk van grote waarde is dat die ondersteund en begeleid wordt door een gevarieerde wetenschappelijke aandacht voor het hele veld van de jeugdliteratuur en daarnaast het brede terrein van ook andere, meer specifieke (jeugd)culturele disciplines als jeugdtheater, jeugdtelevisie en jeugdfilm.
Maar voorlopig is de aandacht voor jeugdliteratuur op de uni-