Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 6
(1992)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |||||||||
Kinderboeken als openbaar cultuurbezit
| |||||||||
[pagina 49]
| |||||||||
gepubliceerd. Toch is niet veel bewaard gebleven en kreeg de kinder- en jeugdliteratuur (zowel in collecties als bij de bestudering ervan) niet die aandacht die het verdient.
Dat is de laatste decennia aan het veranderen. Werd halverwege de jaren zeventig schoorvoetend jeugdliteratuur als serieus object van onderzoek geïntroduceerd aan de universiteiten (Groningen en Leiden), sinds kort is de jeugdliteratuur een volwaardig onderdeel van de doctoraalstudie binnen sociale wetenschappen en letterenGa naar voetnoot2 en maakt jeugdliteratuur onderdeel uit van onderzoeksprojecten (zowel op de eerste geldstroom als via derde geldstroomprojecten). Ook binnen het onderwijs neemt kinderen jeugdliteratuur een steeds belangrijker plaats in. Binnen het Basisonderwijs wordt het plezier in lezen benadrukt; in het Voortgezet Onderwijs mogen jeugdboeken soms deel uitmaken van de leeslijsten. | |||||||||
De historische bestudering van het kinderboekDe bestudering van de jeugdliteratuur richt zich op diverse terreinen. Eén daarvan is de historische bestudering. De toenemende aandacht voor de bestudering van de jeugdliteratuur heeft ook geleid tot een intensiever gebruik van collecties (oude) kinderboeken en archieven van uitgevers, instellingen e.d. Dat het voor onderzoekers vaak teleurstellingen oplevert is treffend verwoord door Joke Linders in haar biografie van An Rutgers van der Loeff:Ga naar voetnoot3 Voorzichtig maak ik het pak knipsels open dat uitgeverij Ploeg- | |||||||||
[pagina 50]
| |||||||||
sma voor de biografie ter beschikking heeft gesteld. De aanblik van een enorme stapel met zorg opgeplakte recensies, keurig gesorteerd op boektitel, beneemt me de adem. Het papier blijkt volledig aangetast door de tand des tijds, door vocht en boekenpest, door lijm of wat dan ook. Sommige vellen brokkelen onder mijn handen weg. De geur is verstikkend muf. Als ik voorzichtig de ergste schimmels, groen, wit en zwart, met een schone doek probeer weg te vegen, verdwijnen met de schimmel ook de letters en het papier. Verzuchtingen als deze zijn niet zeldzaam. Veel archieven zijn niet ontsloten en/of verkeren in een dusdanig erbarmelijke staat dat ze voor onderzoek bijna niet meer bereikbaar zijn.
Kinder- en jeugdboeken zijn nooit systematisch verzameld in Nederland. Sinds 1970 verzamelt de dienst Boek en Jeugd van het NBLC alle kinder- en jeugdboeken. Voor die tijd werden alleen de ‘goede’ boeken bewaard. Het kinderboek werd gezien als gebruiksvoorwerp dat na kapot gelezen te zijn bij het oud papier terecht kwam. Pas sinds de jaren zeventig is het kinderen jeugdboek ingelijfd bij de literatuur en is het kinderboek een volwaardig literair produkt geworden dat in samenhang met de literatuur voor volwassenen bestudeerd moet worden. De onderwaardering voor het kinderboek heeft als gevolg gehad, dat de collecties kinderboeken altijd een zeer lage prioriteit hebben gehad bij de registratie en conservering. | |||||||||
Informatie over auteurs....Naast het primaire materiaal (de boeken) ontbreekt voor onderzoek de documentatie over auteurs, illustratoren, uitgevers, etc. Slechts bij toeval kan men achter bepaalde deelcollecties komen. Een voorbeeld hiervan: Dit jaar had de werkgroep Geschiedenis van de kinder- en jeugdliteratuur (een werkgroep van de Stichting Landelijk Platform Kinder- en Jeugdliteratuur) een bijeenkomst in de Bibliotheek van de Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels. Tijdens de rondleiding werd duidelijk dat een | |||||||||
[pagina 51]
| |||||||||
deel van de nalatenschap van Willy Schermelé hier aanwezig is. De registratie-ingang hiervoor is de uitgever van het werk van Schermelé (een auteur/illustrator die trouwens bij diverse uitgevers zat). In geen enkel ander documentatiecentrum voor (jeugd)literatuur (NBLC, Letterkundig Museum) was dit bekend c.q. opgenomen in de catalogus, zodat in De Goede KameraadGa naar voetnoot4 deze auteur/illustrator moest ontbreken. Wie (historisch) onderzoek doet naar auteurs, illustratoren en uitgevers van kinderboeken wordt vaak met dit soort problemen geconfronteerdGa naar voetnoot5. Collecties zijn niet bekend, en indien bekend niet ontsloten; titels van boeken zijn niet volgens diverse ingangen in de catalogi te achterhalen, documenten over de auteurs, illustratoren en uitgevers ontbreken. Het Letterkundig Museum heeft nooit systematisch deze documenten verzameld. De Bibliotheek van de Vereeniging ter bevordering van de belangen des boekhandels lijkt (want veel van het bezit is nog onbekend) veel informatie te hebben, maar deze is slechts ten dele ontsloten.
In de reacties op de nota Een museum voor jeugdliteratuur verschenen in Bibliotheek & Samenleving werd vaker naar deze werkgroep verwezen. De studiedagen van deze werkgroep zijn bijzonder belangrijk voor inzicht in en kennis van diverse collecties. Wèl heeft de inmiddels opgerichte werkgroep Geschiedenis Kinder- en jeugdliteratuur (onderdeel van het platform) er sindsdien voor gezorgd dat er onderling meer duidelijkheid en | |||||||||
[pagina 52]
| |||||||||
inzicht is ontstaan over de verschillende collecties en hun achtergronden. In goed overleg is er vanuit deze werkgroep bovendien al een genre-thesaurus ontstaan, opgesteld voor de uniforme en globale ontsluiting van de collecties oude kinderboeken in Nederland.Ga naar voetnoot6 | |||||||||
Archieven van uitgevers en andere organisatiesDe archieven van de uitgevers zijn meestal zeer verwaarloosd, en uitgevers zien vaak het belang van het bijhouden van een archief niet in. Bij verhuizingen, meestal als gevolg van het samengaan met een andere uitgeverij, zijn veel archieven door de papiermolen gegaan. Uitgeverij Van Holkema & Warendorf heeft een klein, zeer onvolledig boekenarchief in Weert; het documentenarchief is er nooit geweest of is tijdens een van de vele verhuizingen verdwenen. Dit geldt voor veel uitgeverijen en organisaties die zijdelings iets te maken hebben met kinder- en jeugdliteratuur (hierbij is ondermeer te denken aan de archieven van de werkgroepen uit de jaren zestig). Als er een archief aanwezig is, is dit niet ontsloten. Soms zijn uitgeversarchieven bij andere instellingen ondergebracht. Een deel van het archief van Van Goor zit bij de stad Gouda; een deel van de boekencollectie van Callenbach is geschonken aan de Internationale Jeugdbibliotheek te München (waar het trouwens is ondergebracht in een stal van een boerderij zonder dat er ooit iemand naar omkijkt). Er zijn ook uitzonderingen. Het archief van Becht (tegenwoordig onderdeel van uitgeverij Gottmer) is zeer volledig en redelijk ontsloten. Bij de viering van het 100 jarig bestaan van deze uitgeverij werd het archief aan de Bibliotheek van de Vereeniging geschonken. | |||||||||
[pagina 53]
| |||||||||
De museaEenzelfde beeld zien we bij de collecties van de musea. De Princessehof in Leeuwarden heeft een schitterende collectie kinderboeken (waaronder de Ottema-Kingma-collectie), die voor een groot deel ook ontsloten is. Het Openlucht museum in Arnhem mag ook trots zijn op haar, slechts ten dele ontsloten, collectie. Het Nationaal Schoolmuseum heeft veel op zolder, maar wat is onbekend. Veel musea hebben kleinere collecties, kleiner, maar vaak waardevoller dan menig grote collectie. De fysieke toestand van veel collecties is zodanig dat gevreesd moet worden dat indien niet binnen enkele jaren wordt ingegrepen veel verloren gaat. Zo legateerde de Middelburgse bibliofiel Henri Tak (1844-1910) zijn rijke collectie, inclusief een verzameling oude kinderboeken en -prenten, aan de Provinciale Bibliotheek van Zeeland. In 1913 verscheen daarvan een afzonderlijke catalogus, zodat we ongeveer weten wat er geweest moet zijn. Geweest want bij een bibliografische verkenning in 1982 bleek de verzameling, toen ondergebracht in de kelders van het Rijksarchief te Middelburg, zeer incompleet en bovendien onherstelbaar verminkt, doordat vrijwel alle oude bandjes vervangen waren door een uniforme moderne outfit.Ga naar voetnoot7 Een ander voorbeeld, eveneens ontleend aan Buijnsters (1985), betreft de collectie van het in 1877 te Amsterdam gestichte Nederlandsch Schoolmuseum. In 1933 werd het totale bestand al geschat op 50.000 delen, waarvan de helft tot de historische verzameling behoorde. Een uitslaande brand in 1940 en een gesprongen waterleiding enkele jaren later hebben de kinderboeken van het inmiddels opgeheven Schoolmuseum zwaar gehavend. Sinds 1975 zijn de restanten | |||||||||
[pagina 54]
| |||||||||
als schenking ondergebracht in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam (...). Over het bestaan en de toestand van veel privécollecties is eveneens weinig bekend. Voor een deel komt dit voort uit privacygronden, niet iedereen wil zijn privécollectie openbaar maken. Toch moeten er veel collecties zijn; als we de advertenties/zoekertjes in Vrij Nederland mogen geloven verzamelt half Nederland kinderboeken. In de KOK (kaartcatalogus Oude Kinderboeken), een initiatief van naamgenoot Jeannette Kok (NBLC, dienst Boek en Jeugd) worden privé collecties opgenomen. | |||||||||
Niet alleen voor onderzoekersDe collecties kinder- en jeugdboeken zijn voor iedereen van belang. De bekendheid en de populariteit van de Stichting Kinderboek CultuurbezitGa naar voetnoot8 te Winsum is hiervan een goed voorbeeld. ‘Het leukste, het fijnste is de vreugde die je andere mensen bereidt. Elke dag zie je blije gezichten.’ Een bezoek aan de bibliotheek kan tegelijkertijd emotioneel zijn. ‘Die stoeltjes tussen de rekken staan er niet zo maar. De confrontatie met een bepaald boek kan herinneringen oproepen aan een moeder of opa, die vroeger altijd voorlas bijvoorbeeld. Een joods kind, dat in de oorlog zat ondergedoken en hier een boek terugvindt, dat het toen heeft gekoesterd, krijgt ook tal van emoties te verwerken. En dan willen de traantjes wel komen. De “snikhoekjes” hebben hun nut meer dan eens bewezen’.Ga naar voetnoot9 | |||||||||
[pagina 55]
| |||||||||
Het veelvuldige gebruik van de collectie oude kinderboeken van de dienst LBC van het NBLC te Almere,Ga naar voetnoot10 de vele herdrukken van oude kinderboeken, de vele bezoekers aan tentoonstellingen over oude kinderboeken; allemaal bewijzen van een opleving van de aandacht voor het (oude) kinderboek bij een groot deel van de bevolking. | |||||||||
Cultuurbezit, maar hoelang nog?De aanvraag voor een kinderboekenmuseum is een teken des tijds. Waar vraag is moet aanbod aanwezig zijn. Zo eenvoudig ligt het echter niet. De (nog niet in kaart gebrachte) collecties zijn veelal nog niet beschikbaar. Veel papier heeft te lijden van de verzuring. In de nota Bedreigd CultuurbezitGa naar voetnoot11 van de Minister van WVC wordt hier uitgebreid op ingegaan. Ook de aanvraag voor het kinderboekenmuseum maakt melding van het verval van de collecties. In Papieren ErfgoedGa naar voetnoot12 wordt aangegeven dat het vooral de materialen uit de 19e eeuw zijn die verloren dreigen te gaan. De Minister van WVCGa naar voetnoot13 heeft dan ook reeds toegezegd | |||||||||
[pagina 56]
| |||||||||
dat materialen uit deze periode voorrang hebben bij het conserveringsbeleid.
Niet alleen door het achterblijven van een conservering van de collecties dreigt veel verloren te gaan, ook met betrekking tot het collectioneringsbeleid is er veel onduidelijkheid. Aangezien beheerders van collecties niet op de hoogte zijn van elkaars bezit en de toestand van het bezit, is een gezamenlijk collectioneringsbeleid niet mogelijk. En dat op een moment dat het kinder- en jeugdboek als verzamelobject (vooral door het feit dat deze boeken fraai geïllustreerd zijn of van mooie omslagen zijn voorzien) zeer gewild is, en niet alleen in Nederland. Oude kinderboeken raakten aan het eind van de jaren zeventig plotseling en vogue, evenals antieke poppen en kinderspeelgoed uit grootmoeders tijd, aldus Buijnsters (1985). Recente veilingen van kinderboeken hebben aangetoond dat veel van ons nationaal cultuurbezit naar het buitenland verdwijnt. Volgens uitdrukkelijke wens van de verzamelaar kwam de collectie-Van Veen in 1984 onder de hamer, en wel bij Sotheby's te Londen en te Amsterdam in drie veilingen, waarvan de tweede (juni) de Nederlands-talige kinderboeken omvatte. Enkele groepen daarvan zoals de miniatuur- en toverboeken waren al in februari 1984 geveild, samen met de buitenlandse kinderboeken (Buijnsters, 1985). | |||||||||
Behoud en toegankelijkheid; een plan van aanpak.Gezien het bovenstaande is het van groot belang een beleid met betrekking tot Behoud en toegankelijkheid collecties (oude) kinderboeken op te zetten. Dit zal echter een beleid op langere termijn moeten zijn. De achterstand in de inventarisatie, registratie, collectionering en conservering van collecties (oude) | |||||||||
[pagina 57]
| |||||||||
kinderboeken is zo groot dat gezien de ernst van de zaak van een gefaseerde aanpak gesproken moet worden.
Het plan van aanpak bestaat uit vier onderdelen:
In de Notitie Openbaar BibliotheekwerkGa naar voetnoot14 wordt inzake ‘behoud en conservering’ bovenstaand plan van aanpak ook gehanteerd. Prioriteit wordt gegeven aan de inventarisatie. In de nota Cultuurbeleid 1993-1996, Investeren in cultuur, wordt deze inventarisatie eveneens aangegeven. ‘Inventarisatie en beschrijving van kinderboekcollecties in Nederlandse bibliotheken, documentatiecentra, uitgeversarchieven, musea, en dergelijke. Dit project wordt uitgevoerd door de Universiteit van Leiden.’ | |||||||||
Fase 1: Inventarisatie van diverse collectiesEen inventarisatie van collecties (oude) kinderboeken en overige materialen op deelcollectie niveau is een voorwaarde om een gefaseerd plan tot registratie op te stellen. | |||||||||
[pagina 58]
| |||||||||
In 1990 is een inventarisatie gemaakt van de 8 WSF-bibliotheken waarvoor op aannemelijke gronden een inventarisatie van materiaal vóór 1901 zinvol was. De volgende bibliotheken zijn in kaart gebracht: Provinciale Bibliotheek van Friesland te Leeuwarden; Stads- en Athenaeumbibliotheek Deventer; Bibliotheek Arnhem; Openbare Bibliotheek Amsterdam; Gemeentebibliotheek Rotterdam; Zeeuwse Bibliotheek te Middelburg en de Stadsbibliotheek Maastricht. De inventarisatie had twee ingangen: de tijdsperiode en de categorieën boeken. Verder werd gevraagd naar de ontsluiting van de collectie. In het rapport van deze inventarisatie worden de gegevens gepresenteerd. Een van de categorieën is kinderboeken en centsprenten. De inventarisatie kenmerkt zich (begrijpelijk gezien de opdracht van het onderzoek) door het ontbreken van gegevens op specifieker niveau.
In 1990 is eveneens een inventarisatie van de Koninklijke Bibliotheek gepresenteerd.Ga naar voetnoot15 Wat betreft parameters is deze inventarisatie uitgebreider dan die van de WSF bibliotheken. Naast algemene gegevens, wordt ook gevraagd naar de toestand waarin de collectie zich bevind. De inventarisatie is gedegen, ook al ontbreken nogal wat gegevens. Voor een deel is dit terug te voeren op het feit dat bepaalde gegevens ook bij de bibliotheken niet bekend zijn; voor een deel is het echter ook terug te voeren op de wijze waarop de data zijn verzameld. Beide inventarisaties leveren inzake collecties (oude) kinderboeken en andere materialen onvoldoende informatie. Een meer uitgebreide inventarisatie is derhalve vereist; aansluitend op en gebruikmakend van eerdere onderzoeken.
Doel van het deelproject van Behoud en toegankelijkheid collecties kinderboeken is het maken van een uitgebreide | |||||||||
[pagina 59]
| |||||||||
inventarisatie van de collecties (oude) kinderboeken (en hiermee samenhangende materialen) in Nederland. Voor zover mogelijk wordt gestreefd naar volledigheid. Vlaanderen wordt voorlopig buiten beschouwing gelaten, al zal zeker overleg plaatsvinden met het NCJ (Nationaal Centrum voor Jeugdliteratuur) en het AMVC (Archief en Museum van het Vlaamse Cultuurleven) te Antwerpen. Het Friese taalgebied wordt in de inventarisatie uiteraard wel meegenomen (ondermeer het Frysk Letterkundich Museum en Dokumentaesjesintrum te LeeuwardenGa naar voetnoot16).
De inventarisatie beperkt zich niet tot de kinderboeken zelf, maar zal ook de collecties materialen die met kinder- en jeugdliteratuur samenhangen (recensies, briefwisselingen, uitgeverscontracten, manuscripten, juryrapporten etc.) meenemen. Dit impliceert een groot aantal instellingen. Naast de Openbare Bibliotheken en de Informatie- en Documentatiecentra, worden ook musea (bijv. De Princessehof in Leeuwarden, het Speelgoedmuseum te Deventer), uitgeversarchieven, archieven van de werkgroepen uit de jaren zestig etc. bekeken.
Voor de te inventariseren collecties wordt dankbaar gebruik gemaakt van de informatie die door de dienst Boek en Jeugd van het NBLC is verzameld en de resultaten uit de inventarisaties van zowel de KB als de FSW-bibliotheken. | |||||||||
Slot: Levend cultuurbezitConservering en collectionering van collecties (oude) kinderboeken en overige materialen is alleen interessant indien deze collecties geen slapend bestaan gaan leiden. Hiertoe moeten plannen ontwikkeld worden op regionaal en nationaal niveau, | |||||||||
[pagina 60]
| |||||||||
waarbij aansluiting wordt gezocht met reeds bestaande activiteiten en plannen in ontwikkeling. Tentoonstellingen, scholingsactiviteiten, onderzoeksrapportage etc. Veel van dit alles behoort voor een belangrijk deel tot de reguliere functies van de diverse instellingen. Een centrale coördinatie is echter aan te bevelen. |
|