Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 6
(1992)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| ||||||||||
Het belang van leren lezen op de basisschool; Leren lezen is niet genoeg
| ||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||
onnatuurlijk. Technisch lezen (dat wil zeggen: het onvoorbereidhardop lezen van een onbekende tekst met de bedoeling tot correct verklanken te komen) is een typisch schoolse vaardigheiddie buiten school niet wordt gepraktiseerd. Wie hardop leest (predikanten, nieuwslezers, parlementsleden) leest niet onvoorbereid en de tekst is veelal zelf geschreven. Niet voor niets wordt in de vakliteratuur gesproken over het bedreigende karakter van het technisch lezen en over de verlegenheidssituaties die voorkomen (van Pelt, 1991). De term: begrijpend lezen is een pleonasme, zoiets als rijdend fietsen. Wie een tekst niet begrijpt, legt hem weg, of zoekt hulp; wie ondanks onbegrip doorgaat, leest niet meer, maar prevelt letters. Belevend lezen is wat buiten school gewoon lezen heet, namelijk bezig zijn met boeken/teksten, voor welk doel dan ook (waarvoor zowel techniek en begrip nodig is). Het is duidelijk dat deze indeling willekeurig en onevenwichtig is: de drie onderdelen zijn niet scherp te onderscheiden en overlappen elkaar. Het is een theoretische constructie, bedacht terwille van de didaktiek. Nu hoeft dit geen probleem te zijn; het hangt van de uitwerking af of deze opzet tot lezerschap zal leiden. Een analyse laat het volgende zien.
1. Belevend lezen heeft in bepaalde (de meer invloedrijke) kringen van leesdidactici een geringe status. De opzet voor de nascholingscursussen van Speerpunt Lezen bijvoorbeeld, bestond uit drie programma's: één voor aanvankelijk technisch lezen, één voor voortgezet technisch lezen volgens het AVI-systeem en tenslotte één voor begrijpend lezen. Belevend lezen werd niet eens genoemd. Een ander voorbeeld is de taalpeiling voor het basisonderwijs (zie hierover Mommers, 1991). Deze bevat tien toetsen voor het lezen: drie snelheidstoetsen voor technisch lezen, vier toetsen voor begrijpend lezen en drie toetsen met betrekking tot het kunnen hanteren van schriftelijke informatiebronnen. Bij deze peiling wordt geen gebruik gemaakt van verhalende teksten, noch is de vaardigheid in het stillezen onderdeel van de peiling. Of een kind een boek op eigen kracht kan kiezen, uitlezen en | ||||||||||
[pagina 26]
| ||||||||||
becommentariëren, daarover informeert dit onderzoek ons niet. Zo'n eenzijdig georiënteerde peiling kan (onbedoeld) leiden tot verschraling van het onderwijsaanbod. De scholen komen in de verleiding te onderwijzen wat getoetst zal worden; dan dreigt er minder aandacht voor het belevend lezen, minder aandacht voor de vrije omgang van kinderen met boeken. En dat is nu juist nodig om hen blijvend tot lezen te brengen.
2. Het aanbod voor technisch en begrijpend lezen bestaat over het algemeen uit overzichtelijke eenheden, waavan het onderwijskundig succes via scores of toetsen is vast te stellen. Zo geldt binnen het technisch lezen het behalen van een hoger Brus- of AVI-resultaat als gewenste vordering. Bij het begrijpend lezen spitst het onderwijs zich toe op het leren beheersen van (in theoretische zin omschreven) ‘componenten van begrijpend lezen’. Lezen is onder die omstandigheden: in een vastgestelde tijd een gegeven opdracht vervullen aan de hand van een door hogerhand aangereikte tekst, met controle op het resultaat. Beheersen van een techniek is het lesdoel dat de docent voor ogen staat; de tekst is hierbij een middel. Bij gewoon lezen echter, is begrip van de tekst (kennisnemen van de tekst, genieten van de tekst) leesdoel en leestechnieken vormen het middel. Wellicht is deze discrepantie de oorzaak van het volgend verschijnsel: ‘Directe instructie in deelvaardigheden lijkt in het algemeen goed te lukken. (...) Helaas is er niet of nauwelijks sprake van transfer of generalisatie van de trainingseffecten naar begrijpend lezen in het algemeen’ (Reitsma en Walraven, 1991). Als inderdaad bij technisch en begrijpend lezen het lesdoel (technieken oefenen) regelmatig afwijkt van het gangbare leesdoel (begrijpen en waarderen van een tekst) kunnen kinderen geen ideeën ontwikkelen over het nut en de betekenis van lezen voor henzelf; noch over de zin van de aangeleerde vaardigheden. Lezen blijft een schoolse bezigheid, onder leiding te praktiseren. Dit geldt uiteraard in verhevigde mate voor kinderen die het lezen van huis uit niet kennen, een vaak weinig gemotiveerde en dus zeer risicovolle groep. | ||||||||||
[pagina 27]
| ||||||||||
Samengevat: De deling van het leesonderwijs in drie verschillende leesvormen, houdt een risico in van een onevenwichtig aanbod van instructie en leesteksten, terwijl het leesproces bij technisch en begrijpend lezen weinig relatie vertoont met het einddoel: zelfstandig lezen. | ||||||||||
Nieuwe ontwikkelingenDe indeling van het leesonderwijs in drie leesvormen, indertijd sterk gepropageerd door de AVI-publicaties, begint de laatste jaren aan betekenis te verliezen. De gedachte is dat leesonderwijs geïntegreerd gegeven met taalonderwijs, betere perspectieven biedt. De taal-leesmethoden Taaltoren (Meulenhoff) en Balans (de Ruiter) zijn hier voorbeelden van, terwijl De Leesbus (Dijkstra, Groningen), nu nog alleen voor het aanvankelijk lezen op de markt, zich ook in die richting lijkt te ontwikkelen.
Mede daardoor kan het leesonderwijs in de komende jaren er anders uit gaan zien.
1. Het belevend lezen krijgt, naast technisch en begrijpend lezen, een evenredige plaats geboden. In letterlijke zin: een vaste plaats op het rooster, maar daarnaast is er een structuur, een methode, waarbinnen het vrije lezen, de boekpromotie, het belevend lezen vorm krijgt. Binnen de verschillende mogelijkheden noem ik hier slechts één aspect: kinderen krijgen binnen het belevend lezen de kans om tot zelfstandige lezers uit te groeien. Als ze zelf hun gang kunnen gaan met boeken, is er de meeste kans dat er affiniteit met lezen ontstaat. Zelfstandig zijn wil zeggen dat ze een eigen keus maken, dat ze weten waarom ze welk boek gaan lezen; dat ze al doende ontdekken dat er allerlei soorten en genres van boeken zijn. Voor zelfstandig leesgedrag is ook nodig dat ze hun ervaringen kunnen verwoorden met elkaar uitwisselen. Dan zal de uitstraling blijken die goed georganiseerd belevend lezen op het gehele leesonderwijs heeft: een groeiende tekstervaring, dus een grotere woordkennis, een betere leestechniek; begrip van structuren en kennis van soorten boeken. | ||||||||||
[pagina 28]
| ||||||||||
2. Maar ook belevend lezen alleen is niet genoeg. Lessen in techniek en begrip blijven nodig; die zijn meer vruchtbaar, naarmate lesdoel en leesdoel dichter bij elkaar liggen. Binnen thematisch onderwijs blijkt het mogelijk op natuurlijke wijze techniek en begrip te oefenen, zodanig, dat het - in de optiek van de kinderen - geen onderscheiden vakken meer zijn (zie voor een vergelijking van verschillende leesmethoden: Freeman-Smulders, 1992). Bij technisch lezen zijn in die richting al allerlei variaties op het niveaulezen ontstaan: bandjes met tekst, twee aan twee lezen, eerst samen stil- en daarna pas hardop lezen, tevoren of na afloop over de tekst praten. Als begrijpend lezen in thematisch verband wordt geplaatst, is vóór het lezen voorkennis opgeroepen of aangebracht, waardoor het kind zijn eigen vragen kan formuleren en met meer interesse kan lezen. Dat gaat meer in de richting van lezen, zoals lezen bedoeld is.
Als afsluiting een column die ik geschreven heb naar aanleiding van een studiedag over nieuwe instructievormen in begrijpend lezen (eerder gepubliceerd in Moer. 1991, nr.6). Wat mij daar opviel was dat sommige sprekers weliswaar interessante ideeën presenteerden, maar verder geen woord wijdden aan de inhoud van de te gebruiken teksten: daar was gewoon geen theorie over, dat leek een variabele die er niet toe doet. Alle voorbeelden die ik noem, zijn aan methoden voor begrijpend lezen ontleend. Oma, waarom lezen wij? | ||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||
Gisteren hadden we een leesles, en daar waren woorden uitgelaten die we moesten invullen. Kon de meester zien of we het snapten, zei hij. Maar het ging over Zwitserland, hoog in de bergen met sneeuw en zo, en daar weet ik niks van. Waarvoor dienen sneeuwkettingen, oma, is dat om auto's uit de sneeuw te trekken? Ik begreep er niks van, was het maar over Ponypark Slagharen gegaan, dan had ik wel een tien gehaald, daar weet ik alles van. | ||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||
Literatuur
|
|