Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 5
(1991)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De school stuurt de jongeren naar de bibliotheek
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onderliggende gedachtenHet lezen van boeken is, net als andere vormen van cultureel gedrag, aangeleerd. Beschouwingen over het lezen, en het stimuleren van lezen, benadrukken, dat leesgedrag vooral wordt bepaald door subjectieve en dan vooral emotionele factoren. Zo stelt Tellegen (1985) dat het lezen door kinderen in de leeftijd van 10-14 jaar vooral de functie vervult om emotionele spanningen te reduceren. In hun didactiek van het Nederlands in het voortgezet onderwijs zeggen Griffioen en Damsma (1978:305): ‘Mensen lezen voor hun genoegen en leraren moeten erin bijdragen dat leerlingen dat | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
genoegen houden of krijgen. Leesplezier is voorwaarde en doel voor het onderwijs in fictionele teksten.’ Ook ‘leesbevordering’ (een centraal oogmerk van de regering in het letterenbeleid stoelt) in hoge mate op het idee dat persoonlijke motieven ten grondslag liggen aan het lezen van boeken en dat het inspelen op die motieven een voorwaarde is om mensen meer tijd te laten besteden aan lezen. In de Nota Letterenbeleid (1988) zegt de toenmalige minister van WVC, mr. drs. L.C. Brinkman, zich sterk te willen maken voor kwaliteit - van het aanbod van boeken, maar ook van de afname van boeken. De kwaliteit van de ‘artistieke expressie’ wordt volgens de minister in hoge mate bepaald door de mate waarin deze zich door de dwingende overtuigingskracht van de vorm aan de recipiënt oplegt. (p. 103) Dat sociaal-economische eigenschappen van mensen, met name het opleidingsniveau, het inkomen, het beroep en het milieu van herkomst grote invloed uitoefenen op hun culturele gedrag wordt thans algemeen erkend. Van welke aard de invloed is van deze variabele op het waargenomen gedrag is echter nog in hoge mate onduidelijkGa naar voetnoot3.. Factoren die een rol spelen bij cultureel gedrag zijn ondermeer: de al vermelde sociaal-economische eigenschappen van individuen, de aard en de omvang van het aanbod, de kosten in tijd en geld om onderdelen van dat aanbod te verwerven, de keuzes van de peer group, het gebruik dat men ten behoeve van andere activiteiten kan maken van de ervaringen en kennis die verworven zijn door participatie aan vormen van kunst en cultuur, enz. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OnderzoeksvragenDe veronderstelling die in het onderzoek getoetst werd, luidde dat het volgen van voortgezet onderwijs van invloed is op alle drie de zoëven genoemde aspecten van boekverwerving - op het lidmaatschap van de openbare bibliotheek, op de frequentie waarmee men van dit kanaal gebruik maakt en op de keuzes die worden getroffen. Ook verwachtten wij dat het volgen van voortgezet onderwijs van invloed is op de leeftijd waarin men de overstap maakt van de jeugdcollectie naar de volwassenencollectie. Deze overstap vindt plaats op het tijdstip waarop literatuur voor volwassenen in het lesprogramma van het voortgezet onderwijs een centrale plaats inneemt. De plausibiliteit van de drie eerstgenoemde veronderstellingen wordt onder meer aangetoond door het leengedrag van de 13- tot 18-jarigen te vergelijken | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
met dat van de groep 21-jarigen. Aangezien deze latste groep in de regel geen voortgezet onderwijs meer volgt, zal er aanzienlijk verschil optreden met de groep 13- tot 18-jarigen wat betreft de mate waarin men lid is van de openbare bibliotheek, de mate waarin men, als men lid blijft, boeken leent en de keuzes die men uit de collectie maakt. Met name titels (‘taal- en letterkunde’, ‘secundaire literatuur over auteurs’) die direct relevant zijn voor het lezen voor de lijst zullen nauwelijks meer door de 21-jarigen worden geleend. Indien deze veronderstellingen houdbaar blijken, dan geven zij steun aan de conclusie dat één (institutionele) factor - het volgen van voortgezet onderwijs - van beslissende invloed is op het patroon van boekverwerving via de openbare bibliotheek door een specifieke groep gebruikers. De factor in kwestie beïnvloedt het gedrag van deze groep gebruikers alleen; op het bibliotheekgebruik van de 21-jarigen zijn andere factoren van invloed. Hieraan verbinden wij de suggestie dat onderzoek naar het koop-, leen- en leesgedrag open dient te staan voor het idee dat verschillende combinaties van factoren ten grondslag liggen aan het patroon van boekverwerving dat diverse groepen aan de dag leggen. Bij de groep 13- tot 18-jarigen heeft het feit dat zij een opleiding volgen waar het omgaan met specifieke typen boeken een vereiste is, een dominante invloed op het gebruik van de bibliotheek en op de mate waarin specifieke typen boeken worden verworven. Bij andere groepen zal het beroep dat men uitoefent of het type opleiding dat men gevolgd heeft mogelijk een overwegende rol spelen, bij weer andere groepen zullen het beschikbare tijdsbudget en het gebruik van andere media dan het boek weer van wezenlijk belang kunnen zijn. Pogingen als die van Bourdieu en andere cultuur- en kunstsociologen om cultureel gedrag op één type variabelen terug te voeren, lijken ingegeven te zijn door de vooronderstelling dat het culturele gedrag van een maatschappelijke groep homogeen is. Deze, hoogst problematische, vooronderstelling wordt door een benadering als hier geschetst vermeden. De resultaten van ons onderzoek zijn eveneens van belang voor de initiatieven die genomen worden om het lezen te bevorderen. Wat het succes van deze initiatieven riskant maakt, is het ontbreken van inzicht in de factoren die gedrag jegens boeken beïnvloeden. In de discussie van de onderzoeksresultaten komen wij op dit punt terug en bespreken het oogmerk ‘leesbevordering’ dat de regering centraal stelt in het letterenbeleid. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het onderzoekEen drietal openbare bibliotheken, te Bussum, 's-Hertogenbosch en Zeist, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
heeft gedurende de maanden november 1989 tot en met januari 1990 geregistreerd welke titels zijn geleend door jongeren in de leeftijd van 13, 14, 17, 18 en 21 jaar. We nemen aan dat deze bibliotheken een redelijke afspiegeling vormen van de Nederlandse openbare bibliotheken. Daarnaast is het feit dat deze instellingen over computerfaciliteiten beschikken die het koppelen van beperkte gegevens mogelijk maakt doorslaggevend geweest. Aan het lezersnummer is een code gehecht die de leeftijd van de lezer aangaf. Hierdoor kon per leeftijdscategorie de uitgeleende titels weergegeven worden. Van de uitgeleende titels is het ISBN en de bibliotheekcode geregistreerd. Het ISBN (international standard book number) is voor elke boektitel uniek. Het cijfer (10 posities) bevat informatie over onder meer het taalgebied en de uitgever van het boek. De bibliotheekcode geeft een invulling in (boek-) soorten aan. Ook audiovisuele middelen hebben een aparte code. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
OnderzoeksresultatenAllereerst hebben we gekeken naar de bibliotheekgebruikers.
Uit de gegevens blijkt dat na het bereiken van de 18-jarige leeftijd het aantal ingeschrevenen scherp daalt: minder dan de helft blijft nog ingeschreven. De terugval van de aantallen uitleningen is gelijk sterk. De daling houdt, zoals reeds eerder vermeld misschien verband met het feit dat na het 18e jaar geen contributievrijdom meer wordt genotenGa naar voetnoot4.. Voor ons onderzoek was het feit dat de groep 21-jarigen over het algemeen geen secundair onderwijs meer volgt van belang. Deze verandering kan preciezer omschreven worden door de | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
keuzes te bekijken die door leners in de leeftijd van 17-18 jaar en in de leeftijd van 21 jaar worden gemaakt. Wat de verschillen betreft in de gemiddelde aantallen boeken die door de verschillende leeftijdsgroepen worden afgenomen, laat de tabel zien dat de grote terugval in de aantallen ingeschreven leners die tussen het 18- en 21e levensjaar plaatsvindt, niet gepaard gaat met een terugval in de gemiddelde aantallen boeken die worden geleend. De gemiddelden van de 18- en van de 21-jarigen ontlopen elkaar niet veel. Wel moet worden opgemerkt dat er wat betreft de gemiddelde aantallen boeken die worden geleend, de groep 18-jarigen een scherpe daling laat zien ten opzichte van de groep 17-jarigen en jonger. Wat betreft het type boeken dat wordt uitgeleend, bleek door het ontbreken van een automatisch vertaalprogramma, het niet mogelijk de individuele ISBN's van iedere titel om te zetten in NUGI-aanduidingen - de Nederlandse Uniforme Genre-Indeling die uitgevers en boekhandels hanteren. We waren aangewezen op de - veel globalere codes voor fictie die de medewerkende bibliotheken hanteerden. Aan de hand van de - zeer gedetailleerde - SISO-code waarmee openbare bibliotheken niet-fictie-titels ontsluiten kon een veel scherper beeld worden verkregen van de verschuiving van belangstelling die bij leners van de drie bibliotheken tussen het 17e, 18e en 21e levensjaar optreedt in hun keuzes uit het niet-fictie aanbod. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitleningen binnen diverse niet-fictie categorieënOnze hypothese luidde dat degenen die geen voortgezet onderwijs meer volgen andere keuzes uit de bibliotheekcollectie maken dan degenen die nog wel deelnemen aan een curriculum in het voortgezet onderwijs.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De meest curriculum-gebonden keuzes zijn die uit de rubrieken ‘taal- en letterkunde’ en ‘secundaire literatuur over auteurs’. Juist deze keuzes lopen sterk terug bij de oudste leeftijdsgroep. Bij de 17/18-jarigen is het aandeel van keuzes uit de twee zojuist genoemde rubrieken op het totaal van alle uitleningen die deze leeftijdsgroep realiseert 10,6%, respectievelijk 15,7%; bij de 21-jarigen is dit aandeel gedaald tot respectievelijk 6,8% en 0,5%. De belangstelling van de 21-jarigen verplaatst zich, ten opzichte van de keuzes van de 17/18-jarigen naar de rubrieken ‘sport’, ‘handenarbeid’ en ‘psychologie, opvoedkunde’. De belangstelling voor de rubriek ‘geschiedenis’ ondergaat nauwelijks wijzigingen. Opgemerkt zij echter dat deze rubriek nogal uiteenlopende typen titels bevat - van studies tot historische romans. Of er een verschuiving tussen de twee leeftijdsgroepen binnen deze rubriek optreedt, valt zeer moeilijk uit te maken. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Diepzee-enqueteOf het voortgezet onderwijs bepaalde keuzes uit de collectie van openbare bibliotheken laat maken, zou ook moeten blijken uit een vergelijking met de zogeheten ‘Diepzee - enquête’. Nagegaan is in welke mate de 2000 meest | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 21]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitgeleende fictietitels over een periode van 10 maanden in 1989 in de openbare bibliotheek van 's-Hertogenbosch overeenkomen met de boeken die, blijkens een enquête ondernomen door het blad Diepzee, dat VWO-leerlingen over literatuur informeert, het meest door deze groep leerlingen werden gekozen. Jonge leerlingen staan voor de taak hun keuzes te verleggen van de collectie bestemd voor de jeugd naar de collectie bestemd voor volwassenen. De leeftijd waarop deze overgang gemiddeld plaatsvindt geeft inzicht in de omvang van de periode gedurende welke het voortgezet onderwijs de leerlingen kennis kan laten maken met boeken bestemd voor volwassenen. Hoe korter deze periode is, des te geringer zal de kans zijn dat de inspanningen van het onderwijs om dit type boeken onder de aandacht te brengen zullen beklijven. Om enig inzicht te krijgen in de aard van de keuzes uit de fictietitels in de collectie van een openbare bibliotheek is een vergelijking gemaakt tussen de 2000 meest uitgeleende titels aan jongeren en volwassenen in alle vestigingen van de openbare bibliotheek te 's-Hertogenbosch gedurende een periode van tien maanden in 1989 en de 25 boeken die volgens de door Diepzee gehouden enquête in 1988 het meest voor VWO-leerlingen werden gekozen. We vonden dat van de 25 titels die door de respondenten van de Diepzee-enquête het meest werden gelezen, 17 (=88%) ook behoorden tot de 50 meest uitgeleende fictietitels in de openbare bibliotheek van 's-Hertogenbosch. Deze 50 meest uitgeleende titels realiseerden tesamen 8324 uitleningen, 3248 uitleningen hiervan (=35%) kwamen voor rekening van de 17 meest geliefde titels uit de Diepzee-enquête. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Indeling volgens de bibliotheekcodesDe bibliotheekcodes geven een zeer globaal beeld van de rubrieken waartoe fictietitels behoren. Onderstaande tabel geeft de uitleningen van de verschillende leeftijdsgroepen in de drie medewerkende openbare bibliotheken.
De cijfers laten zien dat de overgang van de jeugdcollectie (de ‘a’-, ‘b’- en ‘c’-boeken) naar de volwassenencollectie rond het 14e levensjaar plaatsvindt. Het voortgezet onderwijs beschikt dus over een niet al te lang aantal jaren om leerlingen in boeken voor volwassenen in te wijden.
Opvallende verschuivingen tussen de groep 17- en 18-jarigen enerzijds en de groep 21-jarigen anderzijds treden op in de categorie ‘romans’ - een daling van 41,1% naar 24,2% en naar 15,2% - en ‘vreemde talen’ - een daling van 63,7% | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 22]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
naar 22,6% en naar 4,4%. Ook het lenen van informatieve boeken bestemd voor volwassenen loopt sterk terug. Een blik op de titels uit de twee laatstgenoemde rubrieken leert dat het om boeken gaat waarvoor de keuze sterk curriculum-gebonden is: ‘vreemde talen’ bevat ‘eeuwige literaire klassieken’, die typisch voor ‘de lijst’ worden gelezen; ‘informatieve boeken voor volwassenen’ bevat de SISO-categorieën ‘taal- en letterkunde’ en ‘secundaire literatuur over auteurs’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ConclusiesOnze gegevens zijn ontleend aan een klein bestand, maar ze geven steun aan de veronderstellingen die in dit onderzoek werden getoetst. De keuze van soorten boeken door specifieke leeftijdsgroepen, de 17 en 18-jarigen, bleek sterk samen te hangen met de eisen of aanbevelingen die binnen het voortgezet onderwijs ten aanzien van deze keuzes gelden. Ook het wel of niet lid zijn van de openbare bibliotheek hield dus verband met het wel of niet meer volgen van voortgezet onderwijs. Een exogene factor, het volgen van secundair onderwijs, kan in ons onderzoek in zinvol en plausibel verband gebracht worden met het lenen van specifieke soorten boeken door jongeren. Onze resultaten, hoe voorlopig ook, moeten tot grote behoedzaamheid leiden bij initiatieven om het lezen van (literaire) boeken te bevorderen. In de al genoemde Nota Letterenbeleid van minister Brinkman en in de Letterenbrief (9 mei 1990) van minister d'Ancona wordt de wens geuit een halt toe te roepen aan de daling van de tijd die de Nederlandse bevolking, vooral de jongeren onder hen, besteedt aan het lezen van boeken. ‘Leesbevordering’ is één van de centrale oogmerken van het letterenbeleid. De term ‘leesbevordering’ blijft in de Nota Letterenbeleid en in de latere Letterenbrief hoogst onduidelijk. In de context van de Nota Letterenbeleid gelezen, lijkt het te gaan om het terugdringen van de tijd besteed aan het lezen van boeken en - waarschijnlijk - om het totstandbrengen van een uitbreiding van deze tijd. Bij welke bevolkingsgroep dit vooral zou moeten worden gerealiseerd en in welke mate wordt in het midden gelaten. Ook wordt er niets gezegd over de verschuivingen in cultureel gedrag die ‘leesbevordering’ met zich mee zou brengen: een toename van de tijd besteed aan het lezen van boeken, leidt tot een teruggang van de tijd besteed aan andere bezigheden. Waar die teruggang zou kunnen plaatsvinden, wordt niet gezegd. De onduidelijkheid van de term ‘leesbevordering’ wordt nog vergroot doordat in de Nota Letterenbeleid soms de indruk wordt gewekt dat het beleid gericht is op de verbreding van de vraag naar literaire boeken. De minister uit bezorgdheid over de mate waarin de vraag van het publiek voor literatuur beperkt lijkt tot werken die een grote populariteit genieten: titels buiten dit zeer kleine segment zouden buiten beschouwing blijven. Hier spreekt de minister over het koopgedrag. Het kopen en lezen van boeken - twee verschillende vormen van gedrag - worden niet van elkaar onderscheiden. Op het lenen van boeken gaat de Nota Letterenbeleid niet in. Deze vorm van boek verwerving laat juist een gunstige ontwikkeling zien en strookte hierom kennelijk niet met de sombere toon die de minister voornemens was aan te slaan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Over leesbevordering zeggen Knulst en Kalmijn (1988:158v) dat de daling van de tijd die jongeren aan het lezen besteden, plaatsvond in een periode waarin meer individuele methoden bij het leesonderwijs werden gehanteerd, regelmatig promotiecampagnes voor jeugdboeken op scholen en in boekhandels plaatsvonden en het lidmaatschap van de openbare bibliotheek voor jongeren tot 18 jaar gratis werd. Geen van deze maatregelen, zeggen de onderzoekers, heeft kennelijk kunnen verhinderen dat juist veel jongeren minder zijn gaan lezen om meer televisie te kunnen kijken. Zij betwijfelen dan ook of er, gezien al deze inspanningen, nog extra maatregelen kunnen worden genomen die betere resultaten opleveren. Zij stellen zelfs dat het leren om plezier aan het lezen te beleven een taak is van het thuismilieu. De school zou zich moeten beperken tot het aanleren van leesvaardigheid. Wij delen de reserves die Knulst en Kalmijn ten aanzien van leesbevordering uiten. Op hun onderscheid tussen de taken die het onderwijs en het thuismilieu inzake het lezen dienen na te komen valt echter af te dingen. Het is immers niet zonder meer aannemelijk dat jongeren die in zo intensieve mate boeken lenen hun plezier aan het lezen uitsluitend in hun thuismilieu hebben opgedaan; het intensieve leenpatroon dat wij waarnamen geeft aan dat de rol van het onderwijs bij het leren omgaan met boeken veel verder reikt dan het aanbrengen van leesvaardigheden alleen. Voor wat ‘leesbevordering’ betreft, het centrale beleidsoogmerk van de vorige en huidige minister van WVC, geeft ons onderzoek aanleiding om het lenen van boeken door jongeren in hoge mate situationeel bepaald te zien. Men leent uit hoofde van de opleiding die men volgt. Wanneer deze factor niet meer van invloed is, ontstaat een andere situatie waarin andere factoren hun invloed op het kopen, lenen en lezen van boeken doen gelden. Indien het onderwijs het lezen van boeken stimuleert, zullen velen het omgaan met boeken, ook met fictietitels, ervaren als nauw verbonden met een opleidingssituatie en zullen zij in hun eigen tijd activiteiten ondernemen die naar hun opvatting verschillen van die welke tot het domein van de opleiding behoren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 25]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|