Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 5
(1991)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 57]
| |
Naar een museum voor jeugdliteratuur
| |
[pagina 58]
| |
Het Letterkundig Museum zou graag het handschrift van Jan en zijn ballon aan zijn collectie toevoegen. Het zou dat met evenveel zorg omringen als het manuscript van zeg Minoes, zoals het ook Nijhoffs De Wandelaar koestert naast het handschrift van een bundel gedichten van een dichter wiens naam niet meer in de literatuurgeschiedenis voorkomt, zelfs niet in een voetnoot. In november van het vorig jaar stuurde het NBLC en het Letterkundig Museum naar het Ministerie van WVC de beleidsnota Een museum voor jeugdliteratuur; voorstel tot behoud van oude kinderboeken in Nederland en van letterkundige documenten betreffende Nederlandse jeugdliteratuur. Met dit gezamenlijke voorstel beogen het NBLC en het Letterkundig Museum ten opzichte van elkaar complementair te functioneren, opdat de taken die een afzonderlijk ‘Museum voor jeugdliteratuur’ zich zou moeten stellen volwaardig en professioneel verricht kunnen worden.
Aandacht voor het kinderboek in het Letterkundig Museum is betrekkelijk recent. Ik wijs in dit verband op de tentoonstellingen over Nienke van Hichtum en Willem Wilmink uit 1989, de vorig jaar gehouden expositie ‘Favoriete kinderboeken van drie generaties’ en op de tentoonstelling, te zien vanaf 25 mei a.s., over Annie M.G. Schmidt onder de titel ‘Altijd acht gebleven...’, ter gelegenheid waarvan een gelijknamig schrijverprentenboek verschijnt. Anders dan bij de volwassen literatuur het geval is, zijn kinderboeken niet vanouds door wetenschappelijke bibliotheken verzameld. Zij werden beschouwd als gebruiksartikelen, die niet tot het domein van de kunst behoorden maar tot dat van onderwijs en opvoeding. En omdat veel kinderboeken inderdaad intensief gebruikt werden, is veel materiaal verloren gegaan: stukgelezen en daarna weggegooid. Wat resteerde, verdween niet zelden via openbare veilingen naar het buitenland. Wat voor het kinderboek geldt, geldt zo mogelijk nog in sterkere mate voor de originele documenten (handschriften, brieven, illustraties, e.d.): het belang van het kinderboek werd nauwelijks onderkend met als gevolg dat naar de ‘archeologische resten’ (archieven) helemaal niet werd omgekeken. Nederlandse kinderboeken verdwenen, en verdwijnen, veelal naar het buitenland, originele documenten verdwenen, en verdwijnen veelal van de aardbodem. Sporadisch beschikten gemeente-archieven over letterkundige documenten van kinderboekenschrijvers. Een onderzoek naar verspreiding, omvang en belang van dergelijke collecties in gemeentearchieven heeft niet plaatsgevonden. Niet uitgesloten moet worden dat er nog steeds archieven zijn die een sluimerend leven leiden bij nazaten van kinderboekenschrijvers. Gerichte | |
[pagina 59]
| |
acquisitie naar dergelijke collecties heeft tot op heden niet of nauwelijks plaatsgevonden. Het Letterkundig Museum heeft altijd wel archieven geaccepteerd die het aangeboden kreeg; in het recente verleden handschriften van Paul Biegel en Willem Wilmink en de nalatenschappen van de schrijfsters A.G. Lameris-Bolt en Annie Surink-Groen.
Ten aanzien van zijn verzamelbeleid zou het Letterkundig Museum geen onderscheid moeten maken tussen volwassen literatuur en jeugdliteratuur. Dat betekent dat het Museum zich, indien het daartoe financieel in staat wordt gesteld, actief bezighoudt met het bijeenbrengen en beheren van een centrale verzameling documenten betreffende de Nederlandse kinder- en jeugdliteratuur sinds het midden van de achttiende eeuw, waaronder handschriften (met inbegrip van briefwisselingen), drukproeven, knipsels, boeken (opdrachtexemplaren, tentoonstellingsexemplaren) en tijdschriften, rijmprenten, foto's, tekeningen, schilderijen, curiosa en geluids- en beeldmateriaal. Gerichte acquisitie naar archieven en nalatenschappen van jeugdboekenschrijvers zal naar verwachting een explosieve groei van de collectie tot gevolg hebben, wat uiteraard een grote claim legt op het werk van de Afdeling Documenten. De categorieën ‘tekeningen’ en ‘schilderijen’ hebben op dit moment voornamelijk betrekking op schrijversportretten. Het verzamelen op het gebied van de jeugdliteratuur omvat echter ook de originelen van illustraties bij kinderboeken, wat met name een verzwaring van de werklast van de Afdeling Portretten, Beeld en Geluid betekent. Het toch al geringe aankoopbudget van het Museum zal niet toereikend zijn illustraties - die als werken van beeldende kunst ‘in dienst van het verhaal’ gezien kunnen worden - op verantwoorde wijze te verzamelen. Het Letterkundig Museum zou, zonder dat de huidige activiteiten gereduceerd worden, regelmatig in de Gerrit Borgerszaal grote wisselende tentoonstellingen moeten organiseren op het gebied van de jeugdliteratuur, op dezelfde wijze als waarop het exposities maakt over de volwassen literatuur. Een daarbij behorend schrijversprentenboek gewijd aan de schrijver of schrijvers in kwestie zou vanzelfsprekend moeten zijn. Ook in de reeks Achter het Boek dienen dan afleveringen te verschijnen gewijd aan schrijvers van kinderboeken. Mogelijkheden om de grote wisselende exposities, nadat ze in het Letterkundig Museum te zien zijn geweest, op te stellen in het prachtige Amsterdamse gebouwencomplex ‘De Platanen’ in de Jordaan zouden onderzocht moeten worden. Bij de herbestemming van ‘De Platanen’ wordt namelijk gedacht aan het onderbrengen van culturele, dienstverlenende en | |
[pagina 60]
| |
educatieve activiteiten voor kinderen (en soms ook hun ouders). Het Letterkundig Museum dient behalve de genoemde wisseltentoonstellingen, een permanente expositie in te richten die een overzicht geeft van de geschiedenis van het kinderboek sinds de tweede helft van de achttiende eeuw. Al deze tentoonstellingen over jeugdliteratuur zouden niet uitsluitend gericht moeten zijn op volwassenen, maar ook op kinderen. Kortom, exposities ‘voor het hele gezin’, die het moeilijk kunnen stellen zonder een goede audio-visuele ondersteuning. De tentoonstellingen zouden bovendien omlijst kunnen worden door aantrekkelijke activiteiten, met name gericht op kinderen. Het kraanwagentje van Pluk van de Petteflet moet bij wijze van spreken door het Museum tuffen. Het woord is nu aan het Ministerie van WVC. Wij wachten in spanning op de reactie op onze beleidsnota. Het Landelijk Platform Kinder- en Jeugdliteratuur heeft zich onlangs in een brief aan het Ministerie van WVC grootmoedig opgeworpen de coördinatie op zich te nemen van de voorgenomen activiteiten van het NBLC en het Letterkundig Museum. ‘Help, ik word geholpen’ - is mijn eerste reactie op deze bureaucratische gedachte van het Platform. Een ‘optimale uitstraling van alle taken’ die het NBLC en het Letterkundig Museum in hun beleidsnota genoemd hebben, is wat het Platform met de coördinatie zegt te beogen. Ik ben bang dat het het Platform niet uitsluitend gaat om de roem en glorie van het kinderboekenmuseum dat het NBLC en het Letterkundig Museum voorstaan. Eén van de laatste zinnen uit de brief aan het ministerie luidt immers: ‘zo (door als coördinator op te treden) zou het Landelijk Platform ook de reguliere plaats krijgen die haar toekomt’.
Ik heb even overwogen om de beleidsnota aan een ballon te binden, met een briefje voor Onze Lieve Heer erbij, in de hoop dat de nota in de tuin van een rijke mevrouw terecht zou komen, die toevallig D'Ancona zou heten en ook nog minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur zou zijn. Ik heb het uiteindelijk niet gedaan: een heuse nota is tenslotte meer dan een ballonnetje oplaten. |
|