Voor haar onderzoek heeft Jant van der Weg uit de periode 1930-1980 vijfenwintig kinder- en jeugdboeken geanalyseerd, voor elke tien jaar vijf boeken. Daartoe heeft zij een onderzoeksmodel ontworpen, waarin zaken zijn opgenomen als: hoofdpersonen (uiterlijk, karakter, rolpatronen), andere kinderen, volwassenen, milieu (geografisch, sociaal-economisch en religieus). Tegelijk komen de verschillende subgenres overeenkomstig de inhoud aan de orde (dierenverhaal, jongens- en meisjesverhaal, reisverhaal enz.).
Het grootste gedeelte van het boek wordt ingenomen door hoofdstuk 5, ‘Beskriuwing fan it korpus’ (Beschrijving van het corpus). Hierin worden de vijfentwintig boeken (van Torda de sigeunerhoun tot en met Cap Sud) op de zeef gelegd en min of meer uitvoerig geanalyseerd. Dat wil zeggen dat er over de boeken geen waarde-oordeel wordt gegeven in de trant van mooi - niet mooi. In de eerste plaats wordt niet op literaire kwaliteiten, maar op pedagogische kenmerken de nadruk gelegd. Elk boek wordt steeds volgens een vast stramien bekeken. Feitelijk gaat het om formele zaken, die in de boeken onderzocht worden. Al is het natuurlijk waar, dat een onderzoek dat zich ook richt op het al of niet doorbreken van taboes (seksualiteit, dood en geweld), nooit helemaal waardevrij kan zijn, en al evenmin helemaal objectief. Maar daar wordt het niet minder van, dunkt mij.
Hoofdstuk 6 bevat de samenvattende conclusies van het onderzoek. Alle onderdelen van het onderzoek en de kenmerken van de subgenres worden nogeens besproken, terwijl aan het eind een samenvattende matrix is opgenomen. Het laatste hoofdstuk geeft de conclusies. Het blijkt dat in vijftig jaar Friese kinder- en jeugdliteratuur verscheidene elementen van het concept jeugdland te zien zijn. Het belangrijkste is de veiligheid die in het gezin concreet gestalte krijgt met de figuur van de moeder als middelpunt. Dat wordt versterkt door traditionele waarden en normen zoals die vooral in rolpatronen tot uiting komen. Inbreuk op het jeugdland-concept maken in het begin vooral de sociaal-economische omstandigheden, soms ook ziekte. Later komt die inbreuk meer uit de verhaalfiguren zelf voort. Er heeft dus een kleine verschuiving plaatsgevonden in de loop van vijftig jaar.
Het schijnt mij, dat daarmee de Friese kinder- en jeugdliteratuur niet zo veel verschilt van bijvoorbeeld de Nederlandse. Misschien, maar dat is nattevinger-werk van mij en geen wetenschappelijk onderzochte stelling, dat in de Friese kinderboeken de traditionele waarden en normen langer stand hebben gehouden, dat de verschuiving dus minimaal is geweest. En zelfs als de schrijfster concludeert dat in Cap Sud van R.R.R. van der Leest het jeugdland is verlaten en dat daar ook het gezin als veilige plek heeft afgedaan, dan durf ik dat te betwijfelen. Ik geloof niet dat het gezin in dat boek heeft afgedaan, wel dat de rol van dat gezin iets anders is dan bijvoorbeeld in boeken van vijftig