Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 4
(1990)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 47]
| |||||||||
Janusz Korczak en Guus Kuijer: Pedagogiek en kinderliteratuur
| |||||||||
Korczak en Kuijer: personen en pedagogiekenKorczakSinds 1972, het jaar waarin aan Janusz Korczak posthuum de vredesprijs van de Westduitse boekhandel werd toegekend, is er veel over zijn leven, werken | |||||||||
[pagina 48]
| |||||||||
en denken geschreven. Algemeen wordt erkend dat de wereld van de opvoeding zelden een figuur heeft opgeleverd bij wie ‘theorie’ en ‘praktijk’ zo verstrengeld waren (zie Berding, 1990). In zijn vaderland Polen is Korczak nimmer uit het oog verloren. In West-Duitsland is zijn herontdekking vanaf het begin van de jaren 70 op gang gekomen. In Nederland werden in het kader van het ‘Jaar van het Kind’ (1978) diverse publikaties aan Korczak gewijd. In 1982 werd in Amsterdam de Janusz Korczak Stichting opgericht. In de daarop volgende jaren is een aantal boeken en artikelen over Korczak verschenen. Daarin wordt vrijwel steeds ook aandacht besteed aan het werk dat Korczak voor kinderen schreef. Dat werk kan, evenals Korczaks pedagogisch werk, niet los worden gezien van zijn dagelijkse arbeid als hoofd van twee (joodse) weeshuizen in Warschau. Hierin vond het ‘proletariaat op kleine voeten’ en tehuis en een thuis. Vaak hadden deze verweesde kinderen elk normbesef verloren. Korczak nam enkele voor die tijd revolutionaire maatregelen. Zo installeerde hij een rechtbank en een parlement, bestaande uit kinderen. Korczaks pedagogiek is wel eens gekarakteriseerd als de ‘pedagogiek van de fantasie’. Hij stimuleerde de pupillen tot het schrijven van verhalen en dagboeken. Zijn eigen verhalen en romans kwamen in nauwe wisselwerking met de kinderen tot stand. In die vertellingen vinden we veel terug van hetgeen Korczak in de voor volwassenen bestemde boeken schreef over opvoeden. Korczak was in de eerste plaats internaatsopvoeder, maar hij heeft ook over gezins- en schoolopvoeding geschreven. Aan het internaat was een school verbonden, waarin nieuwe methoden (onder andere voor lezen en rekenen) werden uitgeprobeerd. Korczaks pedagogische visie is niet kernachtiger samen te vatten dan hij zelf deed in de titel van een van zijn pedagogische werken: ‘het recht van het kind op respect’. (Korczak 1989) Volwassenen treden dit grondrecht voortdurend met voeten, omdat zij denken het kind te kennen en zijn toekomst te kunnen uitstippelen. Laten we echter bezien hoe we vandaag als persoon aan de groei van het kind kunnen bijdragen, zo luidt samengevat Korczaks pedagogisch credo. Natuurlijk is er verschil tussen kinderen en volwassenen. Maar dat is, zegt Korczak, marginaal en moet voornamelijk worden gezocht in de ‘hoeveelheid’ levenservaring. Het heeft echter geleid tot een kloof tussen volwassenen en kinderen: hun onderlinge verhouding is er een tussen uitbuiters en uitgebuitenen. Kinderen vormen een onderdrukte klasse, net als vrouwen, boeren, arbeiders, zwarten. Korczak stelde zijn leven in dienst van de bevrijding van het kind. Onvoorwaardelijke gelijkberechtiging van het kind: dat was waar hij zijn leven voor inzette en uiteindelijke voor gaf. | |||||||||
[pagina 49]
| |||||||||
KuijerToen ‘Het geminachte kind’ in 1980 verscheen, stond bijna heel (pedagogisch) Nederland op zijn kop. De niet malse beschuldigingen aan het adres van opvoeders en onderwijzers, gegoten in de vorm van literaire essays, leidden tot heftige polemieken, een radioprogramma en enkele debatavonden tussen de schrijver en bekende pedagogen. De grote lijn die door Kuijers boek loopt is zijn woede en verdriet over het afsterven van de ‘kinderlijkheid’. Volgens Kuijer zien we dit sterfproces op drie gebieden: in het gezin, op school en in de kinderliteratuur. De (academische) pedagogiek draagt hieraan bij door het kinderboek als opvoedingsmiddel te propageren. De uitkomst hiervan is duffe, burgerlijkbrave, ‘veilige’ kinderliteratuur. Kenmerkend voor het goede kinderboek is volgens Kuijer echter juist het onbekende, het avontuur, het onveilige. ‘Ontkinderlijkte’ schrijvers zijn niet bij machte dat soort boeken te schrijven. Uit de wijze waarop volwassenen zich opstellen spreekt hun minachting jegens het kind, of liever het kinderlijke. Wat Kuijer vervolgens als ‘oplossing’ naar voren brengt, sluit qua strekking aan bij de in West-Duitsland ontwikkelde ‘antipedagogiek’ (Görtzen 1984). Het adagium ‘weg met de opvoeding’ wordt door Kuijer aldus verwoord: ‘Opvoeden is het kind helpen zichzelf op te heffen en wel zo grondig dat het bij wijze van spreken nooit heeft bestaan.’ En als ‘definitieve afrekening’: ‘Ik stel daarom voor op te houden met opvoeden, want wij leven allemaal voor het eerst en weten niet hoe dat moet.’ In de daarop volgende discussies was veel retorisch wapengekletter, maar in essentie komen de bezwaren tegen Kuijers visie op het volgende neer (zie Kohnstamm 1981): ook Kuijer hanteert een impliciete pedagogische norm, die zowel in het gewraakte boek als in de kinderboeken is terug te vinden. Kuijers devies zou niet moeten luiden: ‘weg met de opvoeding’, maar ‘weg met slechte opvoeding’. Deze constatering snijdt in zoverre hout, dat Kuijer vanuit zijn (normatieve) invalshoek (redenerend namelijk vanuit zijn opvattingen over wat ‘goed’ is voor een kind) stelling neemt tegen bepaalde vormen van opvoeding. Hij eist van volwassenen dat zij het recht van het kind op respect eerbiedigen. Dat hij bij het opeisen van dit recht volwassenen tegen de haren instrijkt, zal hem een ‘zorg’ zijn. | |||||||||
Overeenkomsten en verschillen tussen Korczak en KuijerEen aardig detail in de verhouding tussen Korczak en Kuijer is dat laatstgenoemde het werk van de ander kende, voor hij met schrijven begon. | |||||||||
[pagina 50]
| |||||||||
Dit blijkt onder andere uit twee instemmende verwijzingen naar ‘de grote Janusz Korczak’ in ‘Het geminachte kind’ (Kuijer 1980, blz. 100; blz. 135). Van een zekere beïnvloeding zal dus wel sprake zijn. Met betrekking tot de pedagogische en literaire aspekten in het werk van Korczak en Kuijer zijn verschillen en overeenkomsten te constateren. | |||||||||
Pedagogische aspektenHet belangrijkste punt van overeenkomst is de door beiden gestelde eis aan volwassenen dat zij het kind respecteren. Opvoeders, volwassenen dienen kinderen serieus te nemen, inclusief het feit dat zij hun weg in het leven aan het zoeken zijn en daarin fouten maken. Volwassenen kunnen kinderen zo goed mogelijk bijstaan (dat is ook hun plicht), maar nimmer de weg volledig voor hen uitstippelen. De opvoeder mag zichzelf wel doelen stellen, maar deze niet aan het kind opdringen. Het kind-zijn is geen ‘schijngestalte’ (Kuijer), maar een manifestatie van het leven met een geheel eigen waarde. Kind-zijn is niet slechts een voorbijgaand stadium op weg naar de volwassenheid. Het kind heeft recht op de ‘dag van vandaag’ (Korczak). Korczak is hierin het meest radikaal, omdat hij deze essentiële levenswaarde opeist voor diegenen die de maatschappij als waardeloos heeft afgeschreven: het ‘proletariaat op kleine voeten’. Daarbij vergeleken kent het leven van Kuijers doorzonwoningkinderen slechts luxe-problemen. Zowel Korczak als Kuijer hebben als uitgangspunt dat je kinderen niet moet idealiseren. ‘Kinderen zijn net zulke rotzakken als wij’, zegt Kuijer daarover, een feit dat Korczak in het ghettobestaan elke dag aan den lijve ervoer. Korczaks maatregelen als de rechtbank, het parlement en de onderwijsvernieuwing waren erop gericht de kinderen en medewerkers enigszins beschaafd met elkaar te laten omgaan. Getuige Kuijers bittere kritiek op het opvoedings- en onderwijsstelsel in Nederland heeft hij de moed allang opgegeven dat in dat soort instituties op humane wijze met kinderen kan worden omgegaan. Er is een structureel tekort aan ‘kinderlijkheid’ in het systeem. Beiden hebben afscheid genomen van het ideaal van het onschuldige, hulpeloze kind, dat in de traditionele pedagogiek centraal staat. Korczaks weeshuiskinderen hebben nauwelijks de tijd gehad om kind te zijn. Over hun leven werd op straat beslist. Opnieuw toont Korczak zich de radikaalste: wie de konfrontatie met het slechte en gemene in kinderen uit de weg gaat, doet hen onrecht. Want slechtheid en gemeenheid maken deel uit van het leven. Ook Kuijer zegt zoiets en voegt daaraan toe dat kinderen het al heel gauw doorhebben als wij dat soort zaken voor hen verborgen proberen te houden. Beiden staan afwijzend tegenover wat Kuijer het ‘gelijkwaardigheidssyn- | |||||||||
[pagina 51]
| |||||||||
droom’ noemt en ze benadrukken de ongelijkheid van mensen. Opvoeders dienen op zoek te gaan naar wat mensen van elkaar onderscheidt. Opvoeding of begeleiding is bij uitstek een individueel proces. Daarin is wat het kind zelf aandraagt het uitgangspunt. Naast deze overeenkomsten zijn er uiteraard ook belangrijke verschillen, die voor een deel te maken hebben met de heel verschillende historische omstandigheden waaronder hun ideeën tot stand kwamen. Dat ze allebei met kinderen hebben gewerkt, is weliswaar een bindend element, maar de uitkomsten zijn zeer verschillend. Voor Korczak was zijn werk met kinderen het positieve uitgangspunt, voor Kuijer liep het onderwijzen uit op een ‘ramp’. De inspiratiebronnen verschillen ook. Naast land- en cultuurgebonden verschillen zien we dat Korczak zich liet beïnvloeden door empirische wetenschappen als de geneeskunde en de biologie, terwijl Kuijer sterk literair is beïnvloed. (Ik laat even terzijde dat diverse critici Kuijer een sterk biologisch-darwinistisch mensbeeld aanwrijven, zie Kohnstamm 1981). Een ander belangrijk verschil is dat Korczak meer de ‘pedagogiek van de twijfel’ vertegenwoordigt en Kuijer meer de ‘pedagogiek van de nieuwe zekerheden’. Kuijers anti-pedagogiek is sterk beïnvloed door de jaren 60 en 70. Korczaks pedagogiek komt, al werd zij een halve eeuw eerder geformuleerd, veel aktueler over. Ook ademt zij een meer universele sfeer: het gaat Korczak om de humaniteit. Naar de realisering daarvan moeten opvoeders blijven streven. | |||||||||
Literaire aspektenBij het vergelijken van beide auteurs beperk ik me tot de grote lijnen. Ik heb vooral Kuijers ‘Madelief’ en Korczaks ‘Matthijsje’ in gedachten (Kuijer 1983; Korczak 1981, 1983). Wat betreft de literaire vorm valt op dat Korczak zich vooral heeft uitgedrukt in romans en lange verhalen, terwijl Kuijer het korte verhaal heeft gekozen. Die korte verhalen vormen elk een ‘wereld’ op zich met slechts weinig onderlinge band. De meeste samenhang vertoont nog ‘Het boek van Madelief’, waarin Kuijers eerste vijf boeken zijn gebundeld. De verhalen in die volgorde lezend, valt op dat de hoofdpersoon (Madelief) wel een psychologische ontwikkeling doormaakt, waarvoor doorgaans de omvang een roman wordt gehanteerd. Van iemand die op een onsamenhangende manier tegen de wereld aankijkt, wordt zij iemand die in de wereld en in zichzelf bepaalde strukturen ontdekt of zelf aanbrengt. Ook Matthijsje maakt een ontwikkeling door, van ‘aktievoerder/hervormer’ tot ‘filosoof’. Kijkend naar de literaire stijl zien we dat bij Korczak de herhaling een belangrijk stijlmiddel is. Op subtiele wijze komt de nadruk op bepaalde handelingen of motieven te liggen. Bij Kuijer draait het verhaal soms volledig | |||||||||
[pagina 52]
| |||||||||
om de puntige dialogen. De hoofdpersonen worden over het algemeen positief afgebeeld. Zij zijn echter geen stereotypen. Beide auteurs hebben oog voor de kulturele differentiatie in de maatschappij. Er is bij beide auteurs een opvallende behoefte aan aktie; er gebeurt erg veel. De personages vertonen veel ‘onrust’. Humor speelt bij beide auteurs een belangrijke rol. Bij Kuijer zit die vaak ‘in de staart’, soms zelfs in de laatste zin van het verhaal. Bij Korczak is de humor meer verborgen, zij heeft ook een wrange bijsmaak. Bij beiden komen hilarische scenes voor, waarin de onzin er duimendik bovenop ligt, iets waar kinderen zeer gevoelig voor zijn. Alhoewel de mogelijkheid tot ‘identifikatie’ door sommigen niet langer als een relevant criterium voor goede kinderliteratuur wordt gezien (Trouw 5 oktober 1989, interview met Lea Dasberg), bieden de personages van Kuijer en Korczak daar nog genoeg aanknopingspunten voor. Bij Kuijer is sprake van een beperkt aantal personen in een relatief kleine, goed herkenbare wereld. Korczaks boeken kennen veel personages, er is sprake van een groot geografisch bereik: tot in Afrika en onbekende oorden toe. Matthijsje als ‘ongrijpbaar’ persoon past goed in de fantastisch-realistische sfeer in Korczaks boeken. De boeken van Kuijer ademen een veel ‘gewonere’, alledaagse sfeer (‘Mieke Mom’ vormt hierop een uitzondering), al komen er fantastische, bijna magische scenes in voor. Een opvallende overeenkomst, die meer in de kontekstuele sfeer ligt, maar wel iets zegt over de intenties van de auteurs, is hun openheid naar de lezers toe. Bij Korczak blijkt dat uit een persoonlijk getint voorwoord en het afdrukken van een jeugdfoto, bij Kuijer uit de uitnodiging tot het insturen van verhaaltjes. De schrijvers presenteren zich als mensen, die de lezers willen leren kennen en zich op hun beurt voor hen openstellen. Volwassenen spelen op heel verschillende manieren een rol in het leven van kinderen. Bij Kuijer komen merkwaardige types voor (de man met één been), met wie Madelief slechts voorbijgaand kontakt heeft, maar ook mensen met wie zij een innige band heeft. Ook bij Korczak spelen onalledaagse figuren een rol (de menseneters), maar minder als ‘folklore’ (het mensenetermeisje Klikli speelt zelfs een essentiële rol). Wat ik eerder heb gezegd over de historisch-kulturele bepaaldheid van de pedagogische ideeën, gaat vanzelfsprekend ook op voor de literaire aspekten. Daarbij merk ik opnieuw op hoe veel meer ‘van alle tijden’ Matthijsje als personage is. Madelief is meer een kind dat je zo om de hoek kunt tegenkomen. De verhaaltjes van Kuijer passen goed in een periode, waarin allerlei ‘problemen’ ‘bespreekbaar’ bleken: vriendschap, verliefdheid, school, dood. | |||||||||
[pagina 53]
| |||||||||
ConclusiesOver het belang van beide auteurs voor de kinder- en jeugdliteratuur valt het volgende op te merken. Korczak is iemand voor wie de fantasie opvoedings-middel bij uitstek is. De ideeën die de kern vormen van zijn pedagogisch denken, waren ook voor Korczak-de-literator leidende beginselen. Anders gezegd: Korczak was dermate pedogoog, ‘geobsedeerd door het kind’, dat hij zich bij het vertellen van verhalen daarvan niet kon losmaken. Zijn betekenis moet, denk ik, vooral worden gezocht in de wijze waarop hij in de literaire vorm van de fantastisch-realistische roman zijn pedagogiek heeft verbeeld. Kuijer op zijn beurt is een auteur wiens anti-pedagogische opvoedingsideeën geen anti-pedagogische kinderliteratuur hebben opgeleverd, maar wel een vernieuwende impuls aan het wat ingeslapen genre van de kinderliteratuur hebben gegeven. Zijn boeken vormen de doorwerking van de politiekmaatschappelijke ontwikkelingen in de jaren 60 en 70 op het niveau van de kinderliteratuur. Kuijers betekenis ligt vooral in de afrekening met de brave, moraliserende pedagogiserende kinderliteratuur. Ik vermoed echter dat de stap van wat in Polen gangbaar was op het gebied van de jeugdliteratuur naar wat Korczak schreef heel wat groter was dan de stap van, laten we zeggen: Annie M.G. Schmidts Jip en Janneke, Otje of Pluk naar Madelief en haar kornuiten. Toch hebben ze veel gemeen, die Matthijsje en die Madelief, al was het alleen maar dat ze ook vandaag nog mensen inspireren om na te denken over opvoeding en literatuur. | |||||||||
Literatuur
| |||||||||
[pagina 54]
| |||||||||
PersonaliaJoop W.A. Berding (1954) volgde de opleiding tot onderwijzer, was gedurende ruim tien jaar werkzaam in het basisonderwijs. Behaalde de aktes Pedagogiek M.O.-A en -B (onderwijskunde), alsmede doctoraal wijsgerige en historische pedagogiek (RULeiden). Werkt als beleidsmedewerker kinderopvang bij een gemeente en als gastmedewerker bij de vakgroep Algemene Pedagogiek RULeiden aan een proefschrift over de pedagogiek van John Dewey. Publiceerde over Gordon; vredesopvoeding en -onderwijs; Korczak. |