| |
| |
| |
Jella Lepman en het kinderboek als internationaal opvoedingsmiddel
Toin Duijx
De IBBY (International Board on Books for Young people) is een van de vele activiteiten die door Jelle Lepman zijn ontwikkeld. Aan al deze activiteiten ligt slechts een gedachte ten grondslag: het goede kinderboek bevordert de vriendschap en de vrede tussen de volkeren. Wie was Jella Lepman en welke activiteiten heeft zij op de rails gezet?
| |
Jella Lepman
Jella Lepman werd in 1891 geboren te Stuttgart. Zelf omschrijft ze haar jeugd en opleiding als volgt:
‘Der Ankunftsort: Stuttgart im Schwabenland vor der Jahrhundertwende. Eine glückliche Kindheit, verständnisvolle Eltern, zwei Geschwister. Vater Persönlichkeit von Rang, Demokrat Uhlandscher Prägung, ein offenes, von Geist bewegtes Elternhaus.
Schule: Das königliche Katharinastift, an dem Mörike Literatur gelehrt hatte. Nicht nur ungewöhnliche Wissensvermittlung, sondern Formung der Persönlichkeit. Fortsetzung der Studien in der Westschweiz. Sprachen.’
Al aan het begin van de twintigste eeuw, rond 1910, werd door Jella Lepman een internationale leesbibliotheek opgericht. Doel was kinderen van buitenlandse arbeiders in de gelegenheid te stellen om goede kinderboeken, vooral in hun eigen taal, te lenen. De bibliotheek was ondergebracht in een sigarettenfabriek. In dezelfde tijd zet zij haar eerste schreden op het schrijverspad. Als journaliste levert ze bijdragen over de meest uiteenlopende onderwerpen voor diverse dag- en weekbladen.
De eerste wereldoorlog heeft veel invloed op het denken en handelen van Jella Lepman. Aan den lijve ondervindt zij wat het is om als vervolgde minderheid te wonen in een groot rijk. Tijdens de oorlog trouwt zij en twee kinderen worden aan het gezin toegevoegd. Vlak na de oorlog overlijdt haar man aan een hartaanval. In haar autobiografische schetsen spreekt Lepman van het einde van haar eerste leven.
| |
| |
Jella Lepman gaat werken en wordt de eerste vrouwelijke redacteur van een krant in Stuttgart. Ook verschijnt nu haar eerste kinderboek, ‘Der verschlafene Sonntag’ (Stuttgart: Haedecke, 1928). Een jaar later wordt een toneelstuk voor kinderen van haar opgevoerd: ‘Der singende Pfennig’. Het stuk wordt ondermeer in het Staatstheater van Stuttgart en Basel opgevoerd.
Een selectie van haar kinderverhalen zijn in Nederland verschenen onder de titel ‘Een postzak vol verhalen’ van Lea Smulders.
De dertiger jaren leveren niet direct een positieve bijdrage aan de ideeën van Lepman. Haar ‘internationalen Verständnis’ staat haak op hetgeen Hitler naar voren brengt. Sterker nog dan in de eerste wereldoorlog ondervindt Lepman de discriminatie ten opzichte van Joden. Samen met haar kinderen vlucht zij via Florence naar Londen. Haar tweede leven eindigt hier.
Eind dertiger jaren. Jella Lepman heeft allerlei baantjes om haar hoofd boven water te houden.
De kinderen gaan naar kostschool. Als de tweede wereldoorlog uitbreekt heeft ze geen werk. De BBC en het ministerie voor buitenlandse zaken vraagt haar in 1941 als ‘Adviser für Jugendfragen’. In hetzelfde jaar stelt ze een methode voor het onderwijs in de duitse taal samen, ‘Die Kinder aus dem Schwarzwald’. Haar werk bij de BBC wordt steeds belangrijker. Daarnaast heeft zij een belangrijke taak bij ABSIE (American Broadcasting Station in Europe). Tot aan het eind van de oorlog blijft ze hier werken.
Tijdens haar werk voor ABSIE leert Lepman de amerikaanse levensstijl kennen. En ze weet zich goed aan te passen. Na de oorlog wordt zij door het amerikaanse hoofdkwartier uitgezonden naar het verwoeste Duitsland om daar mee te werken aan de heropvoeding van de duitse jeugd. Op 29 oktober 1945 vertrekt ze naar Bad Homberg in Duitsland; einde van haar derde leven.
| |
Kinderen in het naoorlogse Duitsland
In ‘Die Kinderbuchbrucke’ beschrijft Lepman het Duitsland van na de oorlog. Carl Zuckmayer omschreef het als volgt:
‘München, 1946. November. Dünner kalter Nieselregen auf Schutthalden, Steinhaufen, ausgebrannte Fassaden, verkohlte Grundmauern, verschmutzte, ungeräumte Straßen mit zerlöchertem, zersprengtem Pflaster. Eine Trümmerstadt, unvorstellbar für jeden, der München heute kennt, der es vor dem Zweiten Weltkrieg kannte. Der Bahnhof: ein jämmerliches Wrack mit wenigen befahrbaren Gleisen, das trübselige Gerüst einer düsteren Halle, in
| |
| |
die es hineinregnet. Besatzungstruppen werden verladen oder kommen an, gleichgültige, mürrische Gesichter, die Stiefel patschen durch das Schlammwasser der Pfützen, die Säcke lasten auf den Schultern. Wo eine Ecke halbwegs überdacht oder mit Brettern verschlagen ist, stehen merkwürdige, unheimliche Gestalten, von abgerissenen Leuten umdrängt, viele Frauen darunter, in Hosen und Holzpantinen: das ist der “schwarze Markt”. Letzte, mühsam gerettete Wertsachen, Familienstücke, gehen hier weg für ein kleines Säckchen Mehl, ein Pfund Schmalz, ein Viertelpfund Kaffee. Auf der Straße steht eine eng zusammengedrängte Gruppe von Menschen, viele ohne Mäntel, den Kragen der ärmlichen Jacke hochgeschlagen, die Frauen mit einem alten Tuch überm Kopf - und starrt regungslos irgendwohin, als erwarte man eine Erscheinung oder den Weltuntergang. Aber man wartet auf eine Tram, die lange, lange nicht kommt und die schon überfüllt ist, man drängt sich trotzdem hinein, man hängt auf dem Trittbrett, klammert sich hinten an, um mitzukommen. Dann erscheinen in ruhigem Gleichschritt zwei M.P.'s, Militärpolizisten, mit ihren weißen Gamaschen, und kämmen mit ihren weißen Knüppeln gelassen die Anhängenden und Angeklammerten von dem Wagen herunter, bevor er, in den Gleisen quietschend und knarrend, weiterfährt. Und in all dieser Trostlosigkeit, in der finsteren Bahnhofshalle, vor dem Eingang zum Besatzungshotel, zwischen den halbzertrümmerten Häusern, in den mit Unrat gefüllten Bombentrichtern, lungern Kinder herum. Kinder - noch ärmlicher gekleidet, noch blasser und ausgemergelter, noch abgerissener als die Erwachsenen. Manche besitzen keine Schuhe mehr, laufen auf den durchlöcherten Socken oder barfuß. Kleine Mädchen und Buben sind
kaum zu unterscheiden. Da und dort versuchen sie zu betteln; ein Zehnjähriger mit einem Bein, das andere wohl in einer Bombennacht verloren, hüpft wie ein lahmer Vogel vor der amerikanischen Kantine herum, klatscht bittend in die Hände. Dann und wann wirft ein mitleidiger Soldat, Weißer oder Schwarzer, den Kindern irgend etwas zu, ein Stück angebissener Schokolade aus seinem Hosensack, ein vertrocknetes Sandwich, ein paar Zigaretten zum Tauschhandel: dann entsteht ein wildes Rennen und Jagen darnach, manchmal ein Kampf, eine Schlägerei. Kinder, verlassene, vergessene, elternlose oder solche, deren Eltern igendwo nach Brot und Arbeit suchen und keine Wohnung haben oder mit vielen in einem feuchten, ungeheitzten Keller hausen...dennoch sieht man sie spielen, da und dort, über zerfallene Mauern schliddern, über verrostete Eisenpfeiler turnen, auf alten Brettern schaukeln, einander jagen und haschen, johlen, schreien und lachen, und dieses Lachen und Schreien der Kinder ist das Trostloseste von allem.’
Wat treft Jella Lepman aan. Kinderen die spelen in bomtrechters. Kinderen
| |
| |
die vrijgekomen betonbewapening gebruiken als klimrek. Kinderen die ondanks alle ellende toch nog in staat zijn om speelplaatsen te ontdekken.
Het idee van ‘Internationalen Verständigung durch Kinderbücher’, een oud idee van haar, gaat nu vorm krijgen. De naoorlogse duitse jeugd moet door middel van literatuur, die de internationale communicatie bevordert, positief beinvloed worden. Het kinderboek is het beste middel voor opvoeding tot vrijheid en internationaal begrip. Er moet tegengif geboden worden. Er is sprake van een verloren generatie die moet worden opgevangen. De kinderen kunnen niet anders dan teruggrijpen op andere ervaringen dan die van nazi-Duitsland. Zij zijn de jonge slachtoffers van Goebbels culturele manipulatie.
| |
Internationale tentoonstelling in 1948
In 1948 organiseert Lepman de eerste internationale activiteit in Duitsland. Een tentoonstelling van kinderboeken en kindertekeningen. Deze worden, het kon niet symbolischer, aangevoerd in legerkisten. De tentoonstelling wil laten zien dat kinderboeken en -tekeningen internationaal zijn. Duitsland kent op dat moment veel kinderen van buitenlandse strijdkrachten. Ook de duitse jeugd, die nog geen school volgen, kan door middel van dit internationalisme hoop krijgen voor de toekomst.
De tentoonstelling wordt gehouden in het ‘Haus der Kunst’, waar enkele jaren daarvoor nog Hitlers propaganda tentoonstelling ‘Entartete Kunst’ onderdak vond. De tentoonstelling wordt zeer goed bezocht. De internationale pers besteedt er erg veel aandacht aan. Een uitnodiging van de Rockefeller stichting om een lezingentour te maken door Amerika wordt door Lepman met beide handen aangenomen. Hier weet ze geld te krijgen voor een vervolg op de tentoonstelling, de internationale jeugdbibliotheek te München. Het idee was niet helemaal nieuw; de volkerenbond had al eerder dit initiatief genomen. Uitgerekend in München, de ‘Stadt der Bewegung’, het broeinest van het nazisme, wil Lepman een instituut voor internationaal begrip. Met Amerikaanse steun, en een steuntje in de rug van Unesco wordt in 1949 de Internationale Jeugdbibliotheek geopend.
| |
Internationale jeugdbibliotheek
Met steun van de Rockefeller Foundation werd in 1948 deze bibliotheek opgezet. Hiervoor gebruikte zij de boeken van de tentoonstelling, aangevuld met presentexemplaren van uitgevers. Een jaar later betrok men een pand in
| |
| |
de Kaulbachstrasse, om daar tot 1983 te blijven. De bibliotheek kreeg de befaamde toekenning ‘associated project’ van Unesco, een toekenning die echter weinig tot niets betekent.
In 1957 werd de leiding van de bibliotheek van Jella Lepman overgenomen door Walter Scherf. Onder zijn leiding werden belangrijke veranderingen ingevoerd: meer personeel; beurzen voor deskundigen; vergroting van het aandeel uit Oost-Europa; opname van waardevolle collecties. (Waaronder voor Nederland schitterende, nooit gelezen en daardoor in perfecte staat verkerende boeken van alle grote uitgevers uit de dertiger jaren, inbegrepen een grote schenking van uitgeverij Callenbach. Een collectie boeken die eigenlijk in Nederland hoort, waar hij tenminste gebruikt zou worden.)
Ruimtegebrek noodzaakte de bibliotheek uit te zien naar een nieuw onderkomen. Min of meer onder druk verhuisde men in 1983 naar Schlosz Blutenburg, een laatgotisch jachtslot dat op deze wijze van de ondergang gered werd en voor 25 miljoen mark geschikt gemaakt werd voor het opslaan van honderdduizenden boeken en een staf van ongeveer 35 medewerkers (21 formatieplaatsen).
Tegelijkertijd met de verhuizing vond er een wisseling van de wacht plaats. Dr. Andreas Bode werd benoemd tot directeur en Lioba Betten aangesteld als onderdirectrice.
Het takenpakket van de IJB is indrukwekkend. Belangrijkste taak is het verzamelen en ontsluiten van de mondiale jeugdliteratuur en van de desbetreffende vakliteratuur. Andere taken zijn het organiseren van bijeenkomsten van specialisten op het gebied van de jeugdliteratuur, het inrichten van tentoonstellingen, het verzorgen van diverse publikaties, het bemiddelen tussen auteurs, illustratoren, vertalers en uitgevers uit verschillende taalgebieden en van verschillende nationaliteiten en het beschikbaar stellen van studiebeurzen.
De IJB beschikte in 1987 over een bestand van 465.936 kinderboeken. Het aantal boeken per jaar dat binnenkwam in 1984 bedroeg ongeveer 15.000, in 1987 was dit gestegen tot meer dan 19.000 boeken. Hiervan zijn meer dan 3.000 boeken duitstalig en ongeveer 4.000 boeken engelstalig. Een derde plaats wordt ingenomen door de franstalige boeken (ruim 2.000). Uit Nederland werden in 1987 slechts 120 boeken opgenomen, een bedroevend aantal wanneer men de gehele Nederlandse kinderboekproduktie bekijkt. Uit Vlaanderen werden 137 boeken opgenomen. Ik wil geen wedstrijd uitschrijven, maar een oproep aan de Vlaamse, maar vooral de Nederlandse uitgevers om hun kinderboeken, liefst in tweevoud, aan de IJB te sturen is toch wel op zijn plaats. De vraag in hoeverre de IJB representatief is voor de mondiale kinderboekproduktie kan helaas niet beantwoord worden. Hiervoor ontbre- | |
| |
ken de cijfers die een vergelijking mogelijk zouden zijn, terwijl van andere landen het bestand niet helemaal duidelijk is, omdat men de taal niet beheerst.
Had Jella Lepman nog een uitleenbibliotheek voor ogen, de huidige situatie is heel anders. Alle openbare bibliotheken beschikken over een, vaak niet al te grote, verzameling van internationale kinderboeken. De doelstelling van Lepman, internationale verstandhouding te bevorderen middels het kinderboek, betreft niet meer de uitleen, maar de bemiddeling tussen uitgevers, het promoten van het kinderboek en de bestudering van internationale aspecten.
Per jaar worden er 36 beursmaanden ter beschikking gesteld aan mensen die zich gespecialiseerd hebben op het gebied van de jeugdliteratuur. Hiervoor is jaarlijks 45.000 DM (afkomstig van het ministerie van buitenlandse zaken) op de begroting opgevoerd. Iedereen kan een beurs aanvragen; de lectoren samen met de directie bekijken de aanvragen en stellen dan enkele beurzen ter beschikking. Het maximum dat iemand kan krijgen is drie maanden. Veel beurzen zijn echter van omvang kleiner. Stipendiaten, de benaming voor deze mensen, worden een deel, meestal 50% van hun tijd ingezet voor werk voor de bibliotheek.
Het is niet altijd even duidelijk wat dit werk voor de bibliotheek en voor de stipendiaat oplevert. Veel te weinig wordt gebruik gemaakt van deze mensen, die toch in staat zijn om specifieke, hun taal of nationaliteit eigen aspecten naar voren te brengen.
De IJB zou meer eisen moeten stellen bij een aanvraag voor een studiebeurs. Ook zou zij kunnen eisen dat de stipendiaten verslag doen van hun onderzoeksactiviteiten en deze eventueel publiceren in IJB-Report.
Het stipendiatenprogramma is een van de activiteiten van de IJB die het meest het internationale karakter benadert. Van deze mogelijkheid zou veel meer gebruik gemaakt moeten worden.
In de afgelopen veertig jaar is er veel veranderd. De IJB bezit een schat aan kinderboeken en een grote hoeveelheid secundaire literatuur. Helaas wordt er veel te weinig gebruik gemaakt van de bibliotheek. De mogelijkheden die dit instituut als internationaal instituut heeft worden niet volledig uitgebuit. En dat is jammer. Misschien dat de koerswijziging die Andreas Bode voor ogen heeft iets zal veranderen. Het zal echter een gevecht tegen bureaucratie en ministeries worden.
| |
Conferentie der Dieren
In 1949 verschijnt ‘Conferentie der dieren’ van Erich Kästner ‘naar een idee
| |
| |
van Jella Lepman’. De ondertitel ‘Ein Buch für Kinder und Kenner’ geeft al aan dat het boek bedoeld is voor kinderen, maar dat het ook volwassenen die zich open opstellen iets te vertellen heeft.
De dieren volgen de verrichtingen en de ‘voortgang’ van de zoveelste conferentie der ministers van buitenlandse zaken. Deze ‘voortgang’ is minimaal. De toestand in de wereld is nog steeds afschuwelijk. In het ‘Nieuw geïllustreerd Saharablad’ lezen we ‘Vier jaren na de oorlog zijn nog altijd duizenden kinderen in Europa, die niet weten waar hun ouders zijn, en talloze ouders, die...’. Een bericht uit de ‘Sahara-Courant’: Vier jaar na de oorlog is het aantal vluchtelingen in West-Duitsland gestegen tot veertien miljoen, hoofdzakelijk oude mensen en kinderen, en dit aantal wordt van maand tot maand groter'. ‘Sahara's Nieuwsblad’ werpt een blik op de toekomst. ‘Vier jaar na de oorlog, die de halve wereld heeft verwoest en waarvan de gevolgen ook thans nog niet te overzien zijn, doen alweer geruchten de ronde over een nieuwe oorlog, die in 't geheim wordt voorbereid en eerdaags...’.
Als er weer eens een conferentie, ditmaal te Parijs, mislukt en deze over vier weken zal worden hervat, neemt Oscar de olifant het initiatief voor een dierenconferentie. Na telefonisch overleg met dieren uit alle windstreken, wordt besloten eveneens over vier weken een conferentie te organiseren in de ‘Wolkenkrabber der Dieren’. De dieren maken zich op voor deze gebeurtenis. ‘Thuis pakten de dieren-vrouwen de koffers vol met proviand voor de reis. En met schoon goed en thermosflessen en mos en mais en gedroogd vlees en vis en met haver, raathoning, gebraden kippetjes en gekookte eieren’. En toen trokken de afgevaardigden hun jassen aan, want het was tijd om naar het station te gaan'. Niet alleen de levende dieren, maar ook de prentenboekdieren gaan op weg naar de ‘Wolkenkrabber der Dieren’.
| |
| |
Het zal duidelijk zijn dat het onderbrengen van de afgevaardigden niet eenvoudig is. ‘Velen der gasten hadden zonderlinge, moeilijk te vervullen wensen. Zo moest men bijvoorbeeld uit de bassinkamer van de dolfijn veertig kubieke meter water laten weglopen, om hem voldoende ruimte te geven voor zijn luchtsprongen (...) Leopold, de giraf, verlangde niet slechts twee boven elkaar gelegen kamers om in te wonen, maar men moest ook nog in het plafond van de benedenkamer een groot gat hakken, waar het dier zijn kop doorheen kon steken! Otto, de uil, moest per se een donkere kamer hebben. De exotische vlinders bestelden onbekende bloemen, die bovendien nog vers moesten zijn. (...) Reinout, de stier, maakte het wel het bontst. Hij belde en vroeg of men hem, omdat hij zich zo alleen voelde, een aardige bonte koe op zijn kamer wilde sturen.’
Als alles geregeld is, kan de conferentie beginnen. Over publiciteit hebben de organisatoren niet te klagen. De kranten stonden bol met interviews. Overal verschenen de foto's van de afgevaardigden. De eerste en laatste conferentie der dieren wordt geopend door ijsbeer Paul. ‘We zijn hier samengekomen om de kinderen van de mensen te helpen. Waarom? Omdat de mensen zelf deze, hun belangrijkste plicht veronachtzamen. Wij verlangen eenstemmig, dat er nooit meer oorlog, ellende en revolutie komt! Ze moeten ophouden! Want ze kunnen ophouden! En daarom zullen ze ophouden!’ De dieren ondersteunen zijn toespraak met een oorverdovend gejuich.
| |
| |
Op hetzelfde moment zitten de staatspresidenten in Kaapstad bijeen voor de zevenentachtigste conferentie. Ze kijken op een televisiescherm naar de openingsrede van de ijsbeer. ‘Vandaag doen wij nu in optima forma een dringend beroep op de vertegenwoordigers van de zevenentachtigste conferentie der mensen, om over de belangrijkste hindernis die er is, heen te springen: namelijk over de grenzen tussen hun landen. De slagbomen moeten verdwijnen.’ De ijsbeer die vreselijk verkouden is, moet dan zo niezen dat zelfs het televisiescherm uit elkaar springt. In de pers wordt gesproken over een ‘zonderlinge springstofaanslag op de vergadering der presidenten.’ Een afgezant van de mensen wordt dan naar de dierenconferentie gestuurd om protest aan te tekenen tegen de eisen van de dieren. De dieren weigeren een schriftelijke reactie te geven. ‘Wij zijn niet bij elkaar gekomen om papier vol te kladden, maar om de kinderen te helpen’. De volgende dag wordt Kaapstad overstroomd door muizen en ratten. Alles van papier wordt vernietigd. In een toespraak later op die dag geeft Alex, de leeuw, uitleg bij deze actie. ‘Het kan niet anders. Jullie akten stonden jullie verstand in de weg. Nu is de weg vrij. Wij eisen, dat jullie het eens worden. Het gaat om de kinderen!’ Een duidelijke klacht tegen de bureaucratie, die zo vaak vernieuwingen in de weg staat. De bureaucratie is echter sterker dan de dieren verwacht hadden. Generaal De Kwaai, die ondertussen trouwens bevorderd is tot veldmaarschalk, weet de ‘zeer geachte staatshoofden’ gerust te stellen. ‘De copieën der vernielde akten zijn uit de staatsarchieven binnengekomen. Militairen zullen de aktenkasten bewaken en in geval van nood van de wapens gebruik maken’. Dat de dieren zeer teleurgesteld zijn, zal duidelijk zijn.
De derde conferentiedag strijken wolken van motten neer op de conferentie van de mensen. En niet alleen daar, over de hele wereld worden alle uniformen opgegeten. Hierbij deed zich echter wel een probleem voor. De motten konden de uniformen niet onderscheiden, met als gevolg dat niet alleen soldaten, maar ook postbodes, stationschefs, hotelportiers en tramconducteurs eraan moesten geloven.
Reinout de stier richt zich via het televisiescherm tot de conferentiedeelnemers. ‘Jullie uniformen staan de eensgezindheid en het verstand in de weg! Niet alleen in deze zaal, maar op de hele wereld! Wij eisen dat jullie het eens worden. Het gaat om de kinderen!’ Ook deze actie heeft niet veel effect. Binnen de kortste tijd worden nieuwe uniformen aangevoerd. De Kwaai reageert furieus: ‘De dieren willen ons mensen tot eensgezindheid dwingen. Dat zal hen niet lukken! Daarover zijn alle staatslieden in Kaapstad het eens! En de wil van de staatslieden, hierover mag geen twijfel bestaan, is de wil van de mensheid!’
| |
| |
De dieren, terneergeslagen door deze reactie, besluiten over te gaan tot hardere maatregelen. De volgende dag blijken alle kinderen verdwenen te zijn. Voor het conferentiegebouw in Kaapstad staan tienduizenden mensen; in het gebouw luisteren de staatshoofden naar de rede van Oscar de olifant. ‘Sedert vanmorgen zijn al jullie kinderen spoorloos verdwenen. Deze maatregel is ons niet gemakkelijk gevallen. Want ook wij zijn ouders, wij voelen met jullie mee en hadden jullie dit verdriet graag bespaard. Maar wij wisten er niets anders meer op. Niet wij zijn er de schuld van dat het zover gekomen is, maar jullie staatslieden. Hun moeten jullie ervoor bedanken. Ons geduld is op. Wij willen en zullen niet langer werkloos aanzien, hoe jullie regeringen je kinderen, waar wij van houden, en hun toekomst, die ons ter harte gaat, steeds opnieuw door twist, oorlog, sluwheid en hebzucht op het spel zetten en te gronde richten. In
| |
| |
jullie wetboeken komt een bepaling voor, dat ouders, die niet deugen, uit de ouderlijke macht kunnen worden ontzet, dat wil zeggen: dat hun kinderen van hen weggenomen en aan geschikter opvoeders toevertrouwd mogen worden. Wij hebben van deze wet gebruik gemaakt en jullie regeringen uit hun macht ontzet. Sedert eeuwen zijn zij hun taak niet meer waard, en nu is het genoeg. Wij hebben sedert vanmorgen de verantwoordelijkheid voor jullie kinderen op ons genomen, en jullie zullen ze pas weer terugkrijgen als de regeringen zich bij onderling verdrag verplicht hebben, om de wereld verstandig en behoorlijk te besturen. Mochten de staatslieden weigeren, dan weten jullie waarom je je kinderen nooit terug zult zien. Meer heb ik jullie niet te zeggen. De eerste en laatste conferentie der dieren heeft, zo goed als in haar vermogen was, haar plicht gedaan. Vanavond om zes uur is ze afgelopen. Voorstellen uit Kaapstad worden slechts tot dat tijdstip in ontvangst genomen, onderzocht en beantwoord. Doen jullie wat je wilt. Wij doen, wat wij moeten doen.’
Een delegatie van de dierenconferentie wordt uitgenodigd voor overleg met de mensen. De hele nacht wordt er beraadslaagd. 's Morgens ondertekenen de staatslieden uiteindelijk het volgende verdrag: ‘Wij, verantwoordelijke vertegenwoordigers van alle landen der aarde, verplichten ons om met inzet van al onze krachten de volgende punten ten uitvoer te brengen: 1. Alle grenspalen en grenswachten worden opgeheven. Er zijn geen grenzen meer. 2. Het leger en alle vuurwapenen en ontploffingswapenen worden afgeschaft. Er zijn geen oorlogen meer. 3. Voor de handhaving der orde noodzakelijke politie wordt met pijl en boog uitgerust. Zij heeft er voornamelijk voor te waken dat wetenschap en techniek uitsluitend in dienst van de vrede staan. Er zijn geen moord-wetenschappen meer. 4. Het aantal bureaus, ambtenaren en aktenkasten wordt tot het onvermijdelijke minimum teruggebracht. De bureaus zijn er voor de mensen, niet omgekeerd. 5. De bestbezoldigde ambtenaren zullen in de toekomst de onderwijzers en leraren zijn. De taak, om de kinderen in waarheid tot mensen op te voeden, is de hoogste en moeilijkste taak. Het doel van de ware opvoeding zal luiden: Er is geen traagheid des harten meer!’
Hiermee is de eerste en tevens laatste conferentie der dieren ten einde. De deelnemers gaan tevreden naar huis in de veronderstelling dat er nu een werkelijke wereldvrede zal komen.
| |
Na 1950
Vanaf 1950 is Lepman niet meer te stoppen. In 1952 wordt de IBBY opgericht, in 1954 de Hans Christian Andersen prijs, welke zij zelf in 1956 krijgt voor ‘die
| |
| |
schöpferische Arbeit auf desem Gebiet’. In 1957 verschijnt het eerste nummer van Bookbird, het internationaal tijdschrift van de IBBY (waarover in het documentatieblad steeds verslag gedaan wordt). In 1967 wordt op initiatief van Lepman de internationale kinderboekdag in het leven geroepen. Een initiatief dat slechts in weinig landen echt is aangeslagen. Op 69-jarige leeftijd overlijdt zij in 1970. De negenenzestig jaar waren echter te kort om al haar ideeën uit te werken; tot het eind van haar leven is zij actief gebleven op het gebied van het internationaal begrip door middel van kinderboeken.
| |
Kritiek op Jella Lepman
Een centraal kritiekpunt op het werk van Lepman is haar grenzenloze bewondering voor ‘the american way of life’. Zij was een missionaris, een vooruitgeschoven post van de Amerikanen. Haar gedachten, ideeën en de realiteit botsten nogal eens met elkaar. Ze had haar tijd mee, vlak na de oorlog geloofde nog iedereen in een betere wereld. De koude oorlog maakte hier al snel een einde aan. Lepman bleef echter een heilig geloof hebben in een betere toekomst. Ze hield strak vast aan haar oude ideeën en weigerde mee te gaan met haar tijd.
| |
Slot
Een nieuwe maatschappij met hetzelfde credo.
* | ‘Het kinderboek biedt wereldwijd wezenlijke impulsen voor de humane opvoeding en opleiding voor kinderen en jonge mensen’; |
* | ‘Het goede kinderboek bevordert de vriendschap en de vrede tussen de volkeren’; |
* | ‘Het goede kinderboek is tegengif voor zedelijke en geestelijke verruwing’. |
Het ging Jella Lepman erom de jonge generatie een gelegenheid te bieden om mee te doen, om perspectieven te openen waarbinnen nationale vooroordelen vanzelf belachelijk worden, waarbinnen vrijheid en kritiek vanzelfsprekend zijn, waarbinnen spanningen weliswaar niet vermeden, maar wel fair opgelost kunnen worden. Wat dat betreft zijn haar ideeën nog steeds zeer actueel. |
|