kader van de Marshall-hulp uit Amerika kisten met kinderboeken werden gestuurd, de treasure-chests. Daar zaten vaak mooie prentenboeken in en Angelsaksische klassieken of bewerkingen/vertalingen van klassieken, en de eerste pop-up boeken. Dat waren dus echte aanwinsten voor de collectie.
Wat de bewaarcollectie denk ik niet echt ten goede is gekomen, was de overgang in 1953 van 't Nut naar de Openbare Bibliotheek. De toenmalige directeur van Riemsdijk hield van een strak en duidelijk financieel beleid en liet wienig autonomie per vestiging toe. Van alle bestellingen en aankopen moest rekening en verantwoording worden afgelegd, zodat het een stuk moeilijker werd om ondershands nog oude boeken te kopen in obscure winkeltjes. Vooral omdat dit veel meer de schijn had van een persoonlijke hobby dan dat het onderdeel van een beleid was.
Het volgende hoofd van het Inlichtingenbureau voor jeugdlectuur was Jannie Daane, die weer werd opgevolgd door Nettie Heimeriks. Zij zijn voor wat betreft de bewaarcollectie hoofdzakelijk bezig geweest met het selectief inwerken van de geschenken. Door fusies en reorganisaties binnen de Openbare Bibliotheek kwamen er regelmatig partijen oude/verouderde boeken terecht bij het Inlichtingenbureau.
Hoewel er nog steeds geen beleidslijnen, aandachtsgebieden, voorkeuren, op papier stonden, moeten er in de praktijk geleidelijk aan wel degelijk selectiecriteria zijn ontstaan, moeten er accenten gelegd zijn op diverse genres. Hoe zou anders te verklaren zijn dat, toen ik in 1976 hoofd van de jeugdafdeling werd, er in de museumcollectie aanwezig was: een bijzondere collectie alfabetboeken, een zeer uitgebreide volkssprookjes-collectie, vele schitterende tijdschriftjaargangen, klassieke jeugdboeken en bewerkingen daarvan, bakerrijmen en kinderpoëzie, eerste leesboekjes en leesmethoden, enkele kasten met Sinterklaas- en Kerstboeken en een selectie van buitenlandse boeken.
Voor mij was het toen vrij eenvoudig om, uitgaande van de gegroeide situatie wat richtlijnen op papier te zetten. - De collectie is bestemd voor drie categorieën mensen: 1. de nostalgische lezers (‘ik heb vijftig jaar geleden een boek gelezen...’) 2. mensen die zich beroepshalve en vanuit diverse disciplines met het jeugdboek in z'n vele verschijningsvormen bezig houden. Pedagogen, psychologen, Neerlandici, illustratoren, uitgevers. En in de derde plaats voor de toekomstige wetenschapper en geïnteresseerde uit het jaar 2050.
Behalve uit de zonet genoemde categorieën wordt er zeer veel aangeschaft van oorspronkelijk Nederlandse auteurs en illustratoren, zeker ook het triviale werk. Van de non-fictie worden enkele voorbeelden uit diverse series aangeschaft. Ook boeken over Amsterdam of door Amsterdammers geschre-