Dankwoord
Ted van Lieshout
Enkele dagen nadat bekendgemaakt was dat het Charlotte Köhler-stipendium aan mij was toegekend, vroeg mijn moeder hoeveel bossen bloemen ik gekregen had.
‘Zes!’ antwoordde ik enthousiast.
‘O,’ zei ze. ‘Ik heb er lekker twaalf.’
Tja, mijn moeder is kennelijk niet de enige die vindt dat eigenlijk zij dit stipendium krijgt. Ze heeft mij niet voor niets een brede algemene opvoeding gegeven en mij als kind zo gepest, dat ik nu verhalen en gedichten schrijf over allemaal trauma's - toch? Nou, dat is dan dus de schuld van mijn moeder. Of nee, het is dánkzij haar.
En het geld heeft ze al zo goed als uitgegeven.
Desalnietemin sta ik hier.
Er zijn gelukkig lezers die mijn gedichten beschouwen als autonome poëzie, en niet als bekentenissen van persoonlijk leed. Ik ben dan ook vereerd dat de commissie van het Charlotte Köhler-stipendium - ik hoop in haar geest - mij, mijn gedichten en eigenwijze verhalen voor vol heeft willen aanzien. Dat is toch nog tamelijk ongebruikelijk.
Ik wil Imme Dros, Veronica Hazelhoff en Toin Duyx dankzeggen voor het vertrouwen dat ze kennelijk in mij hebben, en voor het feit dat ze zich niet hebben laten verleiden om jeugdpoëzie als een marginaal genre terzijde te schuiven, of over het hoofd te zien. Dat had makkelijk gekund, als de commissie niet zo zorgvuldig was samengesteld. Daarvoor complimenteer ik het bestuur van de Stichting Charlotte Köhler dan ook, en dank haar voor de toekenning van het stipendium, in het bijzonder Rita Törnqvist die ervoor geijverd heeft om bij het aanmoedigingsbeleid van de stichting de kinder- en jeugdliteratuur te betrekken.