Literatuur Zonder Leeftijd. Jaargang 3
(1989)– [tijdschrift] Literatuur zonder leeftijd– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |
Het beslissende boek (voor leven, lezen en schrijven).
| |
[pagina 19]
| |
Ill. Harrie Geelen. Uit: Roosje kreeg een ballon, van Imme Dros.
Van Holkema & Warendorf, 1989. | |
[pagina 20]
| |
Het meisje was zo bang dat er iets aan die rode schoentjes zou komen, dat ze ze uittrok om de beek over te steken. Maar toen ze over de glibberige stenen liep, vielen de schoentjes in het water en werden snel met de stroom meegenomen. Hier hield de juffrouw op met voorlezen. De volgende dag werd ik ziek en toen ik terugkwam op school was het boek al uit en weg. Ik was wanhopig. Ik weet nog hoe wanhopig ik was en hoe koortsachtig ik mijn best deed om het te pakken te krijgen. Niemand kon me vertellen hoe het verhaal afgelopen was, of ze vertelden het niet goed, in elk geval weet ik het nog altijd niet. Er was een meisje op school dat beweerde, dat ze twee van die boekjes thuis had, een nieuw en een oud, ik mocht dat oude wel hebben. Ik zie mezelf nog zitten in dat huis, terwijl het meisje en haar moeder zochten naar de twee boekjes. Ze vonden ze niet. Iemand zei dat de boekjes werden verkocht in een ander dorp, daar ging ik met mijn vader naartoe. Het was er niet, ik heb het nooit meer ergens gezien. Dat boek, De rode schoentjes is mijn eerste grote ongelukkige liefde. Dat boek was het zwaar overschatte object van mijn literaire bewaarschooljaren. Ik weet niet hoelang ik achter De rode schoentjes aangejaagd heb, maar al die tijd fantaseerde ik over die schoentjes en wat ermee gebeurd was nadat ze in dat beekje gevallen waren. Als ik niet toevallig ziek geworden was, zou ik het hele verhaal binnen een week vergeten zijn. Maar het kan best zijn dat mijn laatste boekje: Roosje kreeg een ballon nog te maken heeft met die weggedreven rode schoentjes. Roosje kreeg een ballon Zij is de hele tijd bang dat de ballon weg zal vliegen of stuk zal gaan, want Er kon veel misgaan met ballonnen. Als de ballon dan echt wegvliegt is ze opgelucht. Heb ik eindelijk een eind gevonden voor die twee rode schoentjes in het snelstromende beekje? Voor bijna alle boeken die me werden voorgelezen, geldt dat ze vooral intrigeerden omdat de spanning kunstmatig werd opgevoerd door de gedwongen pauzes. De eigen inbreng tijdens het wachten maakte het verhaal mooier. Als ik die boeken weer zou lezen: De Katjangs, Jelle van Sipke Froukes, Schimmels voor de koets, De scheepsjongen van Bontekoe, Kruimeltje, Paddeltje, Willem Roda en Pieter Marits, dan zou ik er juist niet in terugvinden wat ik | |
[pagina 21]
| |
Ill. Harrie Geelen. Uit: Roosje kreeg een ballon, van Imme Dros.
Van Holkema & Warendorf, 1989. er mooi aan gevonden had, want dat waren de stukken die ik bedacht tijdens het wachten. Toen ik zelf kon lezen, las ik voornamelijk veel, alles wat er maar was. Ik zal dus gelezen hebben om het verhaal, om de spanning. Ik herinner me geen fragmenten of zinnen uit die boeken, wel uit de sprookjesboeken, waarschijnlijk omdat ik die sprookjes meer dan een keer las. - Er was eens een jongeman die voor dichter studeerde, met Pasen hoopte hij klaar te zijn. - Het was toch zo heerlijk op het land, het was zomer. - Ver in zee is het water zo blauw als de blaadjes van een korenbloem. - Het land in de buurt van Kjöge is erg kaal. - ‘Ik geef mijn dochter aan de man die het hoogste springt,’ zei de koning, ‘Want het is zo armoedig als de mensen voor niets moeten springen.’ - Er was eens een koopman, hij was zo rijk dat hij de hele straat en een zijstraatje kon plaveien met zilvergeld, maar dat deed hij niet. - In China, dat weet je, is de keizer een Chinees. Dat soort zinnen moet wel invloed hebben gehad op de manier waarop ik denk en schrijf. De zinnen van Andersen en de verhalen van Grimm. Ik was acht jaar toen de oorlog ophield, ik geloof niet dat er toen veel goede | |
[pagina 22]
| |
kinderboeken uitkwamen. Ik las de ouderwetse meisjesboeken. van mijn moeder: Driftkopje, Schoolidyllen, Joop ter Heul en de hele serie Winnetou van mijn vader. En natuurlijk Alleen op de wereld, Niels Holgerson, Afkes Tiental, ontelbare ‘kwartjesboeken’ en brave deeltjes uit een serie van Callenbach, Pietje Bell, Dik Trom (hij is een bijzonder kind en dat is-ie), Tom Poes, Sjors, Fulco de minstreel, Prikkebeen, Tarzan. Alles door elkaar. En ik las toneelstukken. Mijn ouders waren allebei lid van een toneelvereniging en twee keer per jaar kwam er een stapel boekjes, want dan moest er een nieuw stuk uitgekozen worden. Ik verslond ze. Op zichzelf waren de stukken niet bijzonder en ik weet er niet één meer na te vertellen, maar ik kreeg een grote routine in het lezen van dialoog. Ik hield trouwens van dialoog. Het verhaal in een toneelstuk kwam snel op gang, er waren geen ellenlange beschrijvingen die toch nergens voor nodig waren, en er was alle ruimte om te fantaseren. Toen ik voor mijn kandidaats 250 teksten en 60 literair historische werken moest lezen, heb ik erg veel toneelteksten gekozen. Ze waren in elk geval kort. Over dat gedwongen lezen voor een lijst, wil ik nog zeggen, dat ik na het examen zeker tien jaar geen Nederlandse tekst meer kon zien. Voor mijn plezier las ik Engels. Zelfs onverzadigbare lezers kan men het lezen tegen maken! De kinderboeken die ik het mooist vond en die ik nog graag lees, heb ik pas in handen gekregen toen ik op de middelbare school zat. Mijn zusje die tien jaar jonger was, had De spin Sebastiaan, Abeltje, Pippi Langkous. Het gedicht van de spin Sebastiaan ken ik nog uit mijn hoofd en ook regels uit Abeltje: ‘Marry me!’ smeekte de maïsman ‘Klaterhoen!’ zei ze met klem. Daar komen de zinnen opzetten in het Nederlandse kinderboek. Niet alleen het verhaal is leuk, maar de zinnen vallen op, net als in de sprookjes van Andersen en de bijbel. Ik moet de bijbel toch ook wel meenemen als beslissend boek om al die halfgehoorde teksten en onbegrepen verhalen. - En het geschiedde in die dagen dat er een bevel uitging van keizer Augustus. - Al ware het dat ik de tale der mensen en der engelen sprak en had de liefde niet dan ware ik een luidende schel of klinkend metaal geworden. Het klinkende metaal komt eigenlijk eerst maar ik heb verkeerd onthouden. En bovendien in de oude vertaling. De klassieke kinderboeken Winnie the Pooh en Alice in Wonderland heb ik pas gelezen toen ik een jaar of zeventien was en in het Engels. Ik kan me weer afvragen of ik anders geworden was als lezer en schrijver als ik die boeken had kunnen horen of lezen en of ik me er zinnen uit had kunnen herinneren.
Na alles wat ik heb opgebiecht over mijn onbestuurd leesgedrag zal duidelijk zijn, dat ik als schrijver een paar eigenschappen gemeen heb met de lezer. Ik | |
[pagina 23]
| |
Ill. Harrie Geelen. Uit: Roosje kreeg een ballon, van Imme Dros.
Van Holkema & Warendorf, 1989. hou van dialoog, ik hou niet van lange beschrijvingen, ik wil niet het laatste woord hebben. Eigenlijk maak ik als schrijver een omtrekkende beweging. Er zijn woorden nodig om ruimte te maken. Voor elk woord dat een schrijver opschrijft, laat hij een aantal woorden weg en samen maken ze het verhaal. Als lezer en als schrijver zoek ik wat er op een bindende manier niet staat, en ik zoek naar de zinnen die blijven naklinken, naar het enige woord dat nodig is, naar een zeker evenwicht in het geheel en alle onderdelen; naar de vorm. Het kinderboek is een literair genre. Het kinderboek is niet alleen de lectuur van een doelgroep. De lezer van het kinderboek is, het woord zegt het al, meestal een kind, een aankomend lezer, maar wie zegt dat het niet de ideale lezer is, of zelfs de aanstaande schrijver die ooit op een symposium voor jeugdliteratuur zal zeggen: Het beslissende boek voor mijn leven, lezen en schrijven was... |
|