erin geslaagd een grote hoeveelheid opvattingen vanaf van Alphen via Nellie van Kol, Jan Ligthart, Theo Thijssen, Anne de Vries sr, Lea Dasberg, Guus Kuijer en vele anderen te verzamelen en op prettig leesbare wijze toegankelijk te maken. Vele boeiende citaten zijn vaardig verbonden met toelichtingen op de posities van zondagsscholen, instellingen als de Katholieke Keurraad, opvattingen van onderwijzers, schrijvers of maatschappijhervormers. Dat alles, keurig verdeeld over Protestanten, Katholieken en Socialisten, verdient zeker het predikaat naslagwerk, want het zal studenten en onderzoekers uren snuffelen in bibliotheken besparen.
Moeilijker krijg ik het bij de beoordeling van de waarde van de gekozen indeling. Omdat Anne de Vries zijn onderzoek proefondervindelijk heeft aangepakt, vond hij het verantwoord de begrippen ‘esthetisch’ en ‘pedagogisch’ pas achteraf en tamelijk eigenzinnig te definiëren. Voor het begrip esthetisch deed hij geen beroep op Plato, Aristoteles of andere klassieke literatuurwetenschappers, maar koos hij voor opvattingen uit de Romantiek met vage begrippen als Kunst en Kunstwerk en aansluiting bij de behoeften van het kind (een pedagogisch begrip, lijkt mij). Voor de definitie van ‘pedagogisch’ zocht hij zijn toevlucht bij de Verlichtingsidealen, bij wat kinderen zouden moeten kunnen en worden.
Dat klinkt allemaal uiterst plausibel en inzichtelijk, maar wie na kennisname van de definities op pagina 279 e.v. de moeite neemt terug te keren naar het begin van het verhaal, wordt geconfronteerd met een verwarrende hoeveelheid begrippen als wijze lessen, spelend leren, het boek als middel tot volksverheffing, literaire eisen, schone vorm, middel in de opvoeding maar toch een kunstwerk, een kinderboekauteur moet vooral een schrijver zijn, een kinderboek moet gevoel voor schoonheid stimuleren, het boek als kunstwerk zonder opzettelijke tendenz, gemoedsen karaktervorming, moraal is belangrijker dan literaire eisen, geen opzettelijke moraal maar verborgen in het verhaal, middel van emoties over te dragen, schrijver moet in de huid van een kind kruipen, meer kunstenaar zijn dan pedagoog, kinderboeken moeten onderscheid aanbrengen, aansluiten bij de belevingswereld van kinderen etc. etc. Begrippen die, ontleend aan geraadpleegde literatuur, telkens iets anders betekenen en waarop de achteraf gegeven definities niet zomaar van toepassing blijken te zijn.
Logisch, iedere indeling gaat mank. En wie het waagt zijn indeling te beperken tot een tweedeling, haalt zich moeilijkheden op de hals. De vraag naar de zin van een dergelijke indeling is dan echter gerechtvaardigd, vooral omdat de geciteerde auteurs niet allemaal even invloedrijk zijn geweest.