schoolboek gesteld mag worden en aan welke voorwaarde uitstekend is voldaan. Het feit dat er sprake is van een schooluitgave heeft echter ook een, in mijn ogen onbegrijpelijke, consequentie gehad. Aan elk tekstfragment zijn vragen toegevoegd, die soms niets met het doel van het boek te maken hebben. Zo wordt naar aanleiding van een fragment uit Arendoog gevraagd: ‘Hoe zou je anders kunnen schrijven: “ik hield de westzijde van de ranch”, “zijn paard liet hij neerliggen” etc.’ Naar aanleiding van een fragment uit ‘Onder de blote hemel’ wordt gevraagd wat een ‘donut’ is en naar aanleiding van ‘Fulko de Minstreel’ moeten de lezers opzoeken hoe de rechtspraak in de dertiende eeuw in elkaar zat. Ik moet toegeven dat er ook, en vaker dan bovenstaande voorbeelden zouden suggereren, interessante vragen te vinden zijn, die de lezer er toe aanzetten om iets dieper op de tekst in te gaan. Het is echter bedroevend gesteld met de docenten Nederlands als zij deze vragen voorgeschoteld moeten krijgen. Het is niet te hopen dat de leerlingen eerst de vragen bekijken alvorens het fragment te lezen.
Al met al is ‘Grootboek’ een aardige bloemlezing van klassieke jeugdboeken, waar een beetje kreatieve docent goed gebruik van kan maken. Een boek dat misschien die docenten, die nog steeds van mening zijn dat jeugdboeken niet thuishoren op de middelbare school, overtuigt van het tegengestelde.
Grootboek. Bloemlezing en geschiedenis van de jeugdliteratuur. Samengesteld door Joke Linders, Casper Markesteijn, Herman Tromp en Tjitte Wierdsma. Wolters-Noordhoff, Groningen 1988. 184 p. 29,90.