Conclusies
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat ouders een belangrijke invloed kunnen uitoefenen op het kijkgedrag van hun kind. Behalve het aan banden leggen van de tijd die kinderen aan televisie kijken besteden, kunnen zij door mee te kijken, zaken uit te leggen, uitingen van instemming en afkeuring of andersoortig commentaar bij een programma het begrip en de beoordeling van TV-programma's beïnvloeden.
Het belang dat ouders zelf aan TV-opvoedingsactiviteiten hechten en de mate waarin zij feitelijk het kind bij het kijken begeleiden, blijkt sterk af te hangen van de leeftijd van het kind. Naarmate het kind jonger is, wordt vaker gevraagd om toestemming, hechten ouders meer belang aan meekijken, praten zij vaker met het kind over de televisie. In feite vindt TV-opvoeding in hoofdzaak bij basisschool-kinderen en vooral de groep tot 9 jaar plaats.
Behalve door de leeftijd van het kind wordt het TV-opvoedingsgedrag van ouders bepaald door sociaal milieu. Alleen het feitelijk meekijken, waarvan we eerder zagen dat dit geen TV-opvoeding hoeft in te houden, komt in lagere sociale milieus het meest voor, mogelijk omdat in dit milieu relatief veel gekeken wordt, waarmee ook de kans op samen kijken toeneemt.
Wat ouders aan TV-opvoeding doen, blijkt enigszins samen te hangen met de opvattingen die ouders over de televisie huldigen. Ouders die sterke negatieve invloeden aan de televisie toeschrijven, zijn meer geneigd toezicht op het kijkgedrag van kinderen te houden, terwijl ouders die de televisie een sterke positieve invloed toedichten vaak met hun kind over de televisie praten. Blijkbaar zijn ouders die van het ‘goede’ van de televisie overtuigd zijn eerder bereid met het kind over de televisie van gedachten te wisselen. Wellicht is een mogelijke manier om ouders voor deze vorm van TV-opvoeding te interesseren, hen van de positieve kanten van het televisiegebruik van kinderen te overtuigen.