Evenmin bestaan er veel aanwijzingen voor de juistheid van een neuropsychologische variant van de debiliseringshypothese, waarin televisie kijken met de functionele specialisatie van de hersenhelften in verband wordt gebracht. In die visie wordt de rechter-hersenhelft, die gespecialiseerd is in het verwerken van visuele en ruimtelijke informatie, zozeer door televisie kijken gestimuleerd dat de gebruikelijke dominantie van de linker-hersenhelft, die de verwerking van taal reguleert, wordt aangetast, met het gevolg dat het vermogen om taaluitingen te verwerven wordt aangetast.
Ook de anti-school-hypothese is zeer speculatief. Volgens deze hypothese verwachten kinderen van de school, ingegeven door de prettige ervaringen die zij voor de televisie hebben opgedaan, dat de lessen even amusant zijn als de televisie. Omdat dit zelden het geval is, zouden kinderen hun enthousiasme voor de school en met de school verbonden activiteiten als het lezen verliezen, met het gevolg dat zij minder lezen.
Iets meer plausibel is de passiviteitshypothese. Volgens deze hypothese maakt televisie kijken kinderen geestelijk ‘lui’. Verondersteld wordt dat kinderen televisie-informatie met weinig geestelijke inspanning verwerken, en op geleide van hun televisie-ervaring in andere informatieverwerkingstaken, waaronder het lezen, eenzelfde geringe hoeveelheid mentale inspanning investeren. Omdat lezen relatief veel inspanning vergt, zouden kinderen minder snel een boek oppakken. Dat kinderen met weinig mentale inspanning televisie kijken is blijkens onderzoek niet waar. Maar wel is aangetoond, zij het vooralsnog alleen bij twaalfjarigen en ouderen, dat televisie kijken minder mentale inspanning vergt dan lezen. Het is denkbaar dat kinderen hun ervaring van het lagere niveau van mentale inspanning dat door televisie kijken wordt vereist naar het lezen generaliseren. Maar dat is nog niet onderzocht.
Een verwante hypothese, de concentratie-verminderingshypothese, stelt dat televisie kijken weinig tijd voor reflectie overlaat, met het gevolg dat het concentratievermogen van kinderen wordt aangetast. Hierdoor zouden kinderen het lezen minder lang volhouden. Of de televisie inderdaad het concentratievermogen van kinderen aantast, is niet rechtstreeks onderzocht. Wel is in enkele onderzoekingen gevonden dat televisie kijken kan leiden tot een vermindering van de tijd die kinderen bereid zijn in het oplossen van een intellectuele taak te steken.
Tenslotte stelt de verdringingshypothese dat de televisie tijd in beslag neemt die - als er geen TV was geweest - in andere activiteiten, waaronder het lezen, zou zijn gestopt. Vooral het lezen van strips zou door de televisie verdrongen worden, omdat het lezen van strips in dezelfde behoefte voorziet als televisie kijken.