| |
| |
| |
Almanakken voor de jeugd uit de achttiende eeuw
Herman Hotho
Onze almanak dateert uit de late middeleeuwen en verschafte, gedurende enkele eeuwen, zijn eigenaar informatie over belangrijke kerkelijke feestdagen, het voorkomen van zons- en maansverduisteringen en over gunstige en ongunstige tijdstippen om te zaaien, te oogsten, ader te laten of te baden. Dit voorspellende aspekt, gebaseerd op astrologische berekeningen, nam op den duur af. In plaats daarvan ging de almanak aandacht besteden aan de historie, in de vorm van chronieken, historische overzichten van een bepaald geslacht, een bepaalde stad of een ander verschijnsel. Vanaf de zeventiende eeuw bevatten de almanakken hiernaast soms kluchten en versjes. De doorsnee-almanak uit de achttiende eeuw bezat dezelfde indeling: een praktisch, informatief gedeelte met een kalender, de diverse jaartellingen, gegevens over feest- en marktdagen, informatie over zons- en maansverduisteringen, maar ook vertrektijden van beurtschepen, trekschuiten en postkoetsen, het luiden van poortklokken van verschillende steden en de prijzen en tarieven van diverse zakelijke overeenkomsten. Daarachter bevond zich het Mengelwerk: een gedeelte waarin proza werd afgewisseld door rijmpjes. De strekking van de inhoud was als steeds: aangenaam en nuttig.
Gedurende de laatste decennia van de achttiende eeuw breidde het verschijnsel almanak zich als een olievlek uit. Frankrijk ging wat dit betreft waarschijnlijk voorop, Duitsland volgde snel. Wat in feite gebeurde was dat er steeds meer almanakken verschenen die bestemd waren voor een bepaald soort publiek: voor verschillende beroepen en standen, voor vrouwen (vooral dames), voor de ‘galante wereld’, voor aanhangers van een bepaalde politieke richting en voor liefhebbers van poëzie. De titel van een almanak gaf de doelgroep vaak nauwkeurig aan. Een bloemlezing:
- | Koopmans Belang en Zakboekje voor de Brieventas, met de Nieuwe Tijdwijzer der Franschen. |
- | Zeldzaam Nieuw Modisch Geschenkje voor Dames. |
- | Galante Almanach de Rarekiek, voor Heeren en Dames, met 7 konstplaatjes, met Geheime Deurtjes. |
- | Nederlandsche dichtkundige almanak voor vrouwen. |
- | Almanak der Bataafsche omwenteling- of belangrijk zakboekje, voor de
|
| |
| |
Ook in een ander opzicht echter werd het aanbod van almanakken groter. Dat betrof de uitvoering, het uiterlijk van het bandje. Men kon twee eeuwen geleden almanakken kopen uitgevoerd in karton, in Fransche band, Engelsche band, marokijn, satijn, geborduurd, met veters of met sloten. Zo'n verfraaiing van het exterieur hield wel een forse prijsverhoging in. Een almanak van twaalf stuivers, bijvoorbeeld, kostte in geborduurde uitvoering meer dan vier gulden.
Eén van die nieuwe doelgroepen waarop almanakken zich aan het eind van de achttiende eeuw gingen richten werd gevormd door de jeugd. Naar deze, voor kinderen en oudere jeugd bestemde, lectuur is in ons land tot nu toe geen diepgravend onderzoek verricht. Sommige schrijvers (Wirth, Daalder e.a.) of verzamelaars (Van Veen e.a.) vermelden wat almanakken of vertellen ons in enkele regels iets over de inhoud ervan. Steeds worden de almanakken beschouwd in het licht van het grotere geheel ‘kinderliteratuur’. Nooit als sub-genre op zich. Ik heb getracht daarin verandering aan te brengen. Voor mij vormde het meer dan een eeuw oude boek van G.D. Schotel, ‘Vaderlandsche Volksboeken en Volkssprookjes’, de aanleiding het verschijnsel ‘almanakken voor de jeugd’ verder te gaan onderzoeken.
Schotel geeft een aantal titels. Deze waren het uitgangspunt voor een inventarisatie van de in de achttiende eeuw verschenen almanakken voor de jeugd. Gebruik werd gemaakt van enkele belangrijke bibliografieën en catalogi. Met name moet dan genoemd worden de Bibliografie van Nederlandse Almanakken van J.N. Jacobsen Jensen en de Centrale Catalogus van Periodieken (CCP). Al deze bronnen vermelden almanakken die zich her en der in bibliotheken of archieven bevinden. Maar met behulp van een andere bron bleek het ook mogelijk titels op te sporen van almanakken die, ooit gedrukt, gekocht en gelezen, door allerlei oorzaken nu spoorloos verdwenen zijn. Die mogelijkheid biedt de ‘Naamlijst van Nederduitsche boeken, als mede van Fransche en Latijnse werken (.....) gedurende de jaren 1790-1848 in ons vaderland uitgekomen’. Deze naamlijst, ook wel genoemd ‘Naamlijst Saakes’, gaf vanaf 1790 maandelijks overzichten van pas verschenen boeken en prenten met vermelding van uitgever en prijs. Met deze en de andere bronnen is het mogelijk een vrij nauwkeurig beeld te krijgen van de omvang van het verschijnsel ‘almanak voor de jeugd’ aan het eind van de achttiende eeuw. Alle geraadpleegde bronnen, maar ook de systematische en tijdschriftencatalogi in de grote bibliotheken, bevatten diverse onjuistheden, zodat het soms lucratief bleek gewoon te ‘prikken’ in de alfabetische catalogi onder de ‘A’, de ‘K’, de ‘P’,
| |
| |
enz. Dat leverde in de UBA bijvoorbeeld de ‘Prentjes almanach voor kinderen’ voor 1795 van de Ervan Houtgraaff op, het enige achttiende-eeuwse exemplaar waarschijnlijk dat van deze fraaie almanakjes nog over is.
In totaal hebben er in de achttiende eeuw zo'n kleine vijfentwintig verschillende almanakken voor kinderen en oudere jeugd bestaan. Sommige daarvan beleefden slechts een enkele uitgave (jaargang). Andere verschenen jaren achtereen. De ‘Almanach voor Kinderen’ van de Amsterdamse boekverkoper Vermandel werd wel twintig jaar achtereen uitgegeven, de St. Nicolaas-almanach nog veel vaker. Van die vijfentwintig verschillende titels is de helft verloren gegaan of (voorlopig) onvindbaar. In openbare bibliotheken en archieven bevinden zich zeker dertien verschillende almanakken. Van sommige hiervan is het volledige aantal jaargangen bewaard gebleven. Onder de verdwenen almanakjes bevinden zich enkele met zulke veelbelovende titels dat het gemis ‘schier ondraaglijk’ wordt, bijvoorbeeld de ‘Almanach voor sluimerende meisjens, toegewijd aan natuur en liefde, vercierd met beweeglijke kunstplaatjens’ (voor 1797).
De almanakken waarover we nu nog beschikken dateren, op een enkele uitzondering na, van ná het verschijnen van Van Alphens ‘Proeve van Kleine Gedigten voor kinderen’ in 1778. Uitzondering zijn ‘Zeelands Chronyk-Almanach’ van de Middelburgse uitgever Jan Dane (1777-1792) en ‘De Nieuwe Lorre’, een kinderalmanak voor het jaar 1760, uitgegeven door Pieter Servaas in 's-Gravenhage. Deze laatste onderscheidt zich in velerlei opzicht van alle andere almanakjes. Het formaat is 8o oblong, de pagina's zijn slechts aan één zijde bedrukt en de gehele inhoud bestaat uit houtsneden met twee-regelige onderschriften. Alle illustraties zijn te rangschikken onder ‘Volks- en Kinderprenten’. Pieter Servaas was ook de uitgever van de bekende ‘St. Nicolaas Almanach’. Deze bevat soms materiaal dat ook in ‘De Nieuwe Lorre’ voorkomt. Een verschil is, echter, dat de mij bekende ‘St. Nicolaas Almanakken’ steeds slechts een gedeelte bevatten dat expliciet voor de jeugd is bedoeld. Ook nadat Jacobs de Agé de almanak ging uitgeven bleef dat zo. Het exemplaar voor 1789 bevat voor de jeugd slechts ‘eenige gezangen’. Daardoor bakenen deze almanakken de grens af van het onderzoeksgebied ‘almanakken voor de jeugd’.
Alle ander almanakken werden, op slechts één uitzondering na, uitgegeven door Amsterdamse boekverkopers. Behalve hun herkomst hebben ze hun geringe afmetingen gemeen (meestal zo'n 10 × 7 cm) en de verdeling in een informatief gedeelte en het zogenaamde mengelwerk. Ze verschillen van elkaar in diverse opzichten. Het maken van een onderscheid tussen jongere en oudere kinderen ligt het
| |
| |
meest voor de hand: de titels onderscheiden namelijk ‘kinderen’ van ‘jongelingschap’ en ‘jonge heeren en juffers’. Van de inhoud van deze almanakken kan nog geen analyse gegeven worden. Wèl enige indrukken, opgedaan tijdens de werkzaamheden t.b.v. de inventarisatie.
Werkelijk voor kinderen bestemde almanakjes waren de ‘Almanach voor Kinderen’ van Vermandel, de ‘A, B, C, almanach’ van Segelke en de ‘Prentjes almanach’ van de Erve W. Houtgraaff. In alle drie gevallen hebben de boekverkoperuitgevers zich beperkt in de hoeveelheid praktische informatie. Maar buiten dat had elke uitgever zo zijn eigen opvattingen omtrent de rest van de inhoud. Segelke maakte er een boekje van om te leren spellen en tellen, wisselde het af met gedichten die ver boven het niveau van nog spellend kind lagen en voegde er (fraaie) kopergravures aan toe die de plaatdrukker al enige jaren op de plank had liggen. Vermandel imiteerde (jaargang 1798) de gedichtjes van Van Alphen en vergat alle in de titel beloofde plaatjes. De Erve W. Houtgraaff kende het belang van plaatjes en voorzag alle gedichtjes van fraaie gekleurde illustraties. Maar waar de uitgever van dit laatste almanakje steeds het deugdzaam leven propageert, dat, immers, uiteindelijk geluk, is het niet nu, dan is het wel later, schenkt, daar verrast ons Vermandel door de aandacht voor de leefwereld van het kind en door Verlichte ideeën over de opvoeding.
De overige almanakken waren bedoeld voor oudere jeugd, misschien wel soms voor bijna-volwassenen. Aan de ‘Almanach voor jonge Heeren en Juffers’ leverde Elisabeth Maria Post tweemaal enige bijdragen en dat paste precies in het beleid van de uitgever ervan, Johannes Allart, die, zoals hij zelf in de eerste uitgave van deze almanak zegt, graag zou zien dat zijn initiatief zou leiden’.....tot een goeden Muzen-Almanach, die alle jaar fraaie kleine voordbrengselen van Nederlandsche vernuften aan het licht bragt’. In deze almanak, die vier jaargangen heeft gekend, werden de lezer(tje)s geconfronteerd met al die verschijnselen op literair, religieus en maatschappelijk gebied die zo kenmerkend waren voor het einde van de achttiende eeuw. Een kleine opsomming: gevoelige gedichten, producten van de Sentimentele periode; pastorale poëzie, waarin slecht op hun schapen lettende herders en herderinnen; nieuwe vormen als de romance en rijmloze gedichten; opvattingen omtrent de ‘natuurlijke godsdienst’; kritiek op de slavernij en respekt voor de mindere. Veel hiervan bevatten ook de andere almanakken voor de oudere jeugd. Het blijkt dat min of meer nieuwe verschijnselen uit de wereld der volwassenen vrij snel doordrongen in voor jeugdigen bestemde leesstof.
Maar er was ook nog die literaire onderstroom: de populaire literatuur. Een deel
| |
| |
van de almanakken bevatte prozastukjes die kenmerken dragen van de populaire romans van die tijd: avonturen waarin de hoofdpersonen zijn overgeleverd aan de grillen van het Lot, waarin zij fortuinen en geliefden verliezen, maar de Deugd behouden en daardoor op late leeftijd nog een voorbeeld voor de gehele mensheid zijn. Kluizenaars, tirannieke vaders en overgevoelige dochters vullen het onwaarschijnlijke proza. Deze almanakken moeten, hoewel zij een bijdrage leverden aan het slechte imago dat een deel van de almanakken bij sommigen had, door de jonge heren en dames verslonden zijn.
In zijn boek uit 1908 over de kindergedichtjes van Van Alphen merkt Pomes op: ‘Aan al wie belang stelt in 't vroegere kinderleven zij (echter) aanbevolen, de aandacht te wijden aan de velerlei gegevens, die waarschijnlijk nog verscholen liggen in talloze afbeeldingen en geschriften van lagere rang.’ Tot dergelijke geschriften moeten we ook het merendeel der almanakken rekenen. Almanakken genoten destijds in de ogen van sommigen een gering aanzien. Toegegeven, ze bevatten niet de pennevruchten van de vaderlandsche artistieke top. Voor ons mag dat geen reden zijn ze te veronachtzamen, zeker niet wanneer aangetoond kan worden dat ze veel uitgegeven, verkocht en, door wie dan ook, gelezen werden. Daarmee belanden we op het terrein van de ‘sociologie’ van de almanak voor de jeugd. En dan moeten antwoorden gegeven worden op vragen als: door wie werden de almanakken gelezen?; hoe groot waren oplagen en winsten van de uitgevers?; hoe bereikten de almanakken hun lezers?
Misschien zal het niet meer mogelijk blijken te zijn nog volledige antwoorden op dergelijke vragen te geven. Het eenvoudige feit dat er van de Amsterdamse boekverkopers uit deze periode van de achttiende eeuw bijna geen archieven meer beschikbaar zijn, zoals Van Eeghen in haar werk over de Amsterdamse boekhandel constateren moet, illustreert die veronderstelling. Gelukkig bewaart het Gemeente Archief te Amsterdam nog de boekhouding van de twee boekverkopers: Segelke en de Erve C. Stichter, beiden uitgevers van almanakken voor de jeugd! Het is mij gelukt aan de hand van de rekeningcourantboeken en kladboeken van de boekverkoper annex papierhandelaar Zacharias Segelke gegevens over kostprijs en verkoopprijs van zijn almanakken te verzamelen. Van de ‘A, B, C, almanach voor kinderen’ voor 1798 werden ca. 830 ex. in commissie verkocht. Daarvan werden ca. 160 ex. teruggenomen. De productiekosten bedroegen ca. f 120,- en de winst was ca. f 30,-. De helft van de almanakjes vond een lezer in de grote steden, de andere helft kwam terecht in kleinere steden, van Harlingen tot Bergen op Zoom. Derge- | |
| |
lijke gegevens dragen er toe bij een beter inzicht te verkrijgen in het verschijnsel ‘almanakken voor de jeugd’, een verschijnsel dat zowel past in een algemeen modebeeld aan het eind van de achttiende eeuw (de almanakken-rage), als in de plotselinge vlucht die de kinderliteratuur in dezelfde periode gaat maken. |
|