Dit hoofdstuk wordt afgesloten met het verslag van een beperkt receptie-onderzoek van de geanalyseerde boeken. (Hoe gaat het met jou? Met mij gaat het goed, L. van Lennep/Auww, V. Hazelhoff/Thomas, W. Huygen/Het blijft geen pijn doen, M. Singer/Het meisje in het andere bed, H. Arundel.)
A. Lepeer, De prydian cyclus van Lloyd Alexander: De fantasie achterna, 1986, 262 blz.
Allereerst wordt het leven en werk van Lloyd Alexander beschreven, gevolgd door een overzicht van zijn jeugdboeken in chronologische volgorde. In hoofdstuk 2 wordt een voorstelling gegeven van de cyclus alsmede de typologische begrenzing ervan. De inhoudelijke analyse in hoofdstuk 3 bespreekt personages, ruimte en symboliek. De formele analyse die hierop volgt gaat dieper in op tijd en structuur van de gebeurtenissen.
Stilistische kenmerken als taal en humor en de illustraties worden in hoofdstuk 5 en 6 besproken.
De verhandeling wordt afgesloten met een verslag van een empirisch onderzoek naar de relatie tekst-lezer.
G. Segers, Een zoen van de juffrouw en een bank vooruit
Onderzoek naar het profiel van het onderwijs in de jeugdliteratuur, 1986, 263 blz.
De verhandeling begint met een schets van het huidige onderwijssysteem (in België). Vervolgens wordt een verantwoording geboden van de geselecteerde jeugdboeken die als thema ‘onderwijs’ hebben en een introductie tot deze boeken, via centrale en bijkomende motieven.
In hoofdstuk 3 worden de analyse-instrumenten als personages, vertelstandpunt, ruimte, tijd, plot, humor en spanning theoretisch omschreven. In het laatste hoofdstuk worden dan uiteindelijk vier jeugdboeken geanalyseerd. (Schoolidyllen, T. Naeff/Pitty's tweede kostschooljaar, E. Blyton/Chocolade oorlog, R. Carmier/ Die rotschool met die fijne klas, J. Vriens.)
G. Soetaert, Moet er nog toekomst zijn? Het toekomstbeeld in drie jeugdromans, 1986, 233 blz.
In deze studie wordt nagegaan hoe in jeugdboeken de toekomst wordt voorgesteld. Omdat de auteur vooral geïnteresseerd is in de toekomstvisies die door vrouwen zijn neergezet, heeft zij zich beperkt tot jeugdverhalen betreffende de toekomst, geschreven door vrouwelijke auteurs.
Thea Beckman's ‘Kinderen van moeder aarde’, Tonke Dragts ‘Ogen van tijgers’