| |
| |
| |
Lopend Onderzoek
Kinder- en jeugdliteratuur aan de universiteiten in Nederland en Vlaanderen (2)
Het is in deze tijd een hachelijke onderneming om een overzicht samen te stellen van onderzoek en onderwijs aan de universiteiten. Een programma van een bepaalde universiteit kan door allerlei oorzaken al heel snel achterhaald zijn. En dit is niet alleen aan de universiteiten zelf te wijten. Noemde ik in de eerste aflevering het invoeren van de twee-fasen structuur een oorzaak dat het onderwijs en onderzoek aangaande de kinder- en jeugdliteratuur een zeer marginale positie inneemt, op het ogenblik zijn de (vaak zeer onduidelijke) reorganisatie-plannen van Deetman van belang. De Katholieke Universiteit Brabant mag haar subfaculteit Letteren voorlopig behouden. Of de samenvoeging van de subfaculteiten der pedagogische en andragogische wetenschappen van Amsterdam en Leiden doorgaat, weet niemand. Het universitaire landschap is aan vele veranderingen onderhevig. Een schande dat hierbij zoveel verloren gaat.
In deze bijdrage wordt kort aandacht besteed aan de Rijksuniversiteit Leiden en de Rijksuniversiteit Utrecht. Uitgebreider wordt ingegaan op onderwijs en onderzoek aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. De informatie over de universiteit van Antwerpen was bij het inleveren van de kopij helaas nog niet beschikbaar. In de volgende aflevering zal deze informatie echter zeker worden opgenomen. Op deze plaats wil ik nogmaals het verzoek richten aan universitaire medewerkers om onderwijs- en onderzoeksplannen op te sturen, zodat iedereen op de hoogte is van elkaars activiteiten.
| |
Rijksuniversiteit Leiden, Nederlandse Taal- en Letterkunde
Drs. P. Lukkenaer verzorgt het onderdeel ‘Jeugdliteratuur uit de 20e eeuw’. Om deel te mogen nemen aan deze werkcolleges dient men de inleiding moderne Nederlandse letterkunde te hebben gevolgd. Een propedeuse in een Westerse taal of geschiedenis is gewenst. Door middel van literatuurstudie worden de studenten op de hoogte gebracht van de voornaamste feiten m.b.t. het verschijnsel jeugdliteratuur. Daarna worden in werkgroepen afzonderlijke jeugdboeken besproken aan de hand van door de studenten geschreven scripties.
| |
| |
Drs. P. van Zonneveld verzorgt het onderdeel Negentiende-eeuwse jeugdliteratuur. In de vorm van werkcolleges wordt een oriënterend onderzoek gedaan naar de verschillende verschijningsvormen van jeugdliteratuur in de 19e eeuw. Hierbij wordt aandacht besteed aan de volgende vragen:
- | Is er een relatie met de ontwikkelingen in de volwassenenliteratuur (Romantiek - Realisme - Naturalisme)? |
- | In hoeverre is deze literatuur gemoderniseerd? |
- | In hoeverre is er sprake van vaste rolpatronen voor jongens en voor meisjes? |
Voor meer informatie kan men zich wenden tot: Secretariaat Nederlandse Taal- en Letterkunde, P.N. van Eyckhof 1, 2311 BV Leiden (gebouw 1167).
| |
Rijksuniversiteit Utrecht
Vanuit Utrecht kreeg ik het trieste bericht dat met het verdwijnen van het bijvak kinder- en jeugdliteratuur (verzorgd door Bas Levering, PAW) voor neerlandici elke voorziening op dit gebied is verdwenen. De plannen die bestonden voor de uitbouw van het onderdeel binnen het onderwijsprogramma van de faculteit Sociale Wetenschappen konden door reorganisatie van de faculteit niet worden geëffectueerd. Dat dit alles een groot verlies is blijkt uit de grote belangstelling die er onder studenten voor dit onderwerp in Utrecht bestaat.
De enige voorziening die nu nog rest is de individuele begeleiding aan doctoraalstudenten wijsgerige en historische pedagogiek bij scripties op het gebied van de kinder- en jeugdliteratuur. Maar ook dit blijkt een aflopende zaak te zijn.
Wie meer informatie wil hebben over deze trieste aangelegenheid kan terecht bij: Rijksuniversiteit Utrecht, Faculteit Sociale Wetenschappen, Vakgroep Wijsgerige en Historische Pedagogiek, t.a.v. Bas Levering, Postbus 80140, 3508 TC Utrecht.
| |
| |
| |
Vrije Universiteit Amsterdam, vakgroep Letteren (Nederlands)
Aan de Vrije Universiteit te Amsterdam is kinder- en jeugdliteratuur ondergebracht bij de vakgroep Letteren, afdeling Nederlands.
| |
Onderwijs
Dr. J.C. van Aart verzorgt colleges voor doctoraalstudenten Letteren. De deelnemers ontvangen informatie over het fenomeen jeugdliteratuur. Aan de hand van een analyse-apparaat uiteengezet in de syllabus ‘Het analyseren van verhalen’ bestuderen studenten een aantal kinder- en jeugdboeken.
Studenten die deze colleges hebben gevolgd kunnen een speciaal onderwerp ‘Jeugdliteratuur’ kiezen. Naast secundaire literatuur dienen de studenten een aantal kinder- en jeugdboeken te lezen. Deze boeken moeten geselecteerd worden uit de categorieën avonturenboeken, historische romans, meisjesboeken, fantasieverhalen, probleemboeken (derde wereld, gastarbeiders, rassendiscriminatie, oorlog en vrede, aan de rand van de maatschappij, puberteit, relatieproblematiek).
Een student die beide programma's heeft gevolgd, kan zijn eindscriptie maken over een aspect van de kinder- en jeugdliteratuur. De student kan kiezen uit de volgende aspecten:
- | Een auteurstudie of een genrestudie; |
- | Jeugdboekenkritiek; |
- | De rol en historie van een uitgeverij; |
- | Analyse en receptiegeschiedenis van een jeugdboek; |
- | Het aandeel van vertalingen en hun invloed op onze jeugdliteratuur in een bepaalde periode; |
- | Aanpassingsstrategieën; |
- | Adaptatie van klassieke verhalen; |
- | Jeugdliteratuur en onderwijs. |
| |
Onderzoek
Op verzoek van en in samenwerking met maatschappelijke instanties verrichten enkele studenten onderzoek naar de houdbaarheid van de volgende veronderstellingen:
Volwassenen schrijven de jeugdboeken. In de verbeelde wereld die ze creëren klinkt de attitude van de auteur tegenover kinderen door. Die attitude omvat:
1. | De (gewenste) aanpassing/reactie van kinderen t.a.v. normen en waarden van volwassenen; |
| |
| |
2. | De mate waarin in het verhaal die normen/waarden inherent zijn aan de kinderlijke psyche, de wereld van het kind, de belevingswereld van de volwassene, de maatschappelijke en sociale context; |
3. | De rol die deze normen/waarden spelen (zouden moeten spelen) in de belevingswereld van kinderen. |
Deze aspecten worden waarschijnlijk duidelijker tegen de achtergrond van de antwoorden die de betrokken auteur, contemporaine critici en pedagogen geven op vragen als:
a. | Hoe verhouden die normen/waarden zich tot de belevingswereld van de volwassenen; |
b. | Kan het impregneren/hanteren van die normen/waarden door het lezen van literatuur beïnvloed worden? |
c. | Ligt aan een ‘ja’ op vraag b. een pedagogisch principe ten grondslag? (Bijvoorbeeld: ‘Wanneer kinderen niet leren met (hun) normen/waarden om te gaan, zullen ze dat ook later niet kunnen.’) |
Resultaten van het onderzoek zullen, via publicaties door bemiddeling van de ‘Wetenschapswinkel’ van de V.U. een groter publiek kunnen bereiken.
Voor meer informatie: Vrije Universiteit, afdeling Letteren Nederlands, t.a.v. Dr. J.C. van Aart, Postbus 7161, 1007 MC Amsterdam.
| |
Onderwijs vakdidactiek
Binnen de Faculteit der Letteren wordt bij vakdidactiek Nederlands in de huidige cursus één middagcollege besteed aan kinder- en jeugdliteratuur. Na een beknopt historisch overzicht en een oriënterende discussie over de waarde van het jeugdboek, houden de studenten zich in groepen bezig met de verschillende werkvormen die bij het kinderboek in de klas mogelijk zijn.
In de nieuwe opleiding die in augustus 1987 van start gaat wordt ‘Jeugdliteratuur in het voortgezet onderwijs’ aangeboden in een blok van tenminste 40 uur. Er is in beperkte mate de mogelijkheid om een doctoraalscriptie te schrijven over het jeugdboek in het onderwijs.
Publikatie: Cor Geljon, Jeugdliteratuur en drama. In: Leestekens, jaargang 3 (1982-1983), blz. 194-198.
| |
| |
| |
Vrije Universiteit, studierichting Fries
Met ingang van dit academisch jaar worden aan de studierichting Fries van de Vrije Universiteit colleges over de Friese kinder- en jeugdliteratuur verzorgd door A.M.J. Riemersma. Het studie-onderdeel dat nu nog 10, maar met ingang van het komende jaar waarschijnlijk 16 bijeenkomsten van een uur zal omvatten, heeft als belangrijkste inhoud een historisch overzicht van de Friese kinder- en jeugdliteratuur van 1822 tot heden. De eerste speciaal voor kinderen geschreven teksten in het Fries zijn de cents-prenten van Joost Halbertsma, het eerste kinderboekje is de bewerking van het sprookje van Grimm door Harmen Sytstra, Lokkige Hâns (1846). Het college besteedt aandacht aan de verschillende subgenres die in het Fries vertegenwoordigd zijn: prenten-, dieren-, jongens- en meisjesboeken, kinderpoëzie, religieuze poëzie en bijbelvertellingen; ook in het Fries vertaalde werken komen aan de orde. Uiteraard komt het oorspronkelijk Friese werk van Nienke van Hichtum uitvoerig ter sprake. Van alle behandelde werken komt vooral het kindbeeld dat eruit spreekt, expliciet aan de orde.
Het college is toegankelijk voor hoofdvak- en bijvakstudenten, maar ook belangstellenden zijn hartelijk welkom (ook van andere universiteiten; als zij maar Fries kunnen verstaan en die taal een beetje kunnen lezen).
Voor meer informatie: A.M.J. Riemersma, Kloosterstraat 12, 9717 LD Groningen (tel. 050-180086/058-124482).
| |
Vrije Universiteit Amsterdam, vakgroep Pedagogiek
Binnen de vakgroep Pedagogiek, sectie Theoretische en Historische Pedagogiek, is Mw. M. Rietveld-van Wingerden, gestart met het onderzoek: ‘Het Protestants-Christelijk jeugdblad in Nederland in de periode 1849-1940’. Doel van het onderzoek is:
1. | Analyseren van jeugdbladen die in protestants-christelijke kring ontstonden in de jaren 1849-1940 vanuit een pedagogische invalshoek; nagaan hoe het opvoedkundig denken en handelen zich in deze kring ontwikkelde. Dit onderzoek valt binnen het kader van de geschiedenis van het protestantisme, die aan de VU een speciaal studie-object is. Aangezien de pedagogische intenties gevolgen lijken te hebben voor de stijl van schrijven in vooral de verhalende gedeelten, zal tevens op literaire aspecten in die verhalen worden gelet.
|
| |
| |
|
Voor deze analyse is een inventarisatie nodig van de verschenen periodieken met de vermelding waar nog exemplaren voor het nageslacht in bewaring gebleven zijn, en een onderzoek van de inhoud aan de hand van een aantal vraagstellingen. |
2. | Deze tijdschriften hebben hun ontstaan te danken aan een religieuze opwekkingsbeweging (Réveil) die niet alleen in Nederland, maar al eerder in bijvoorbeeld Engeland, Zwitserland, Frankrijk en Duitsland plaats vond. De indruk bestaat dat vooral Engeland in de vorige eeuw een voortrekkersfunctie had op het gebied van de protestants-christelijke kinderliteratuur. Invloeden daarvan in Nederland en verricht onderzoek van dit soort literatuur elders zullen daarom ook in deze studie betrokken worden. |
3. | Een analyse van het specifieke karakter van deze tijdschriften, door ze te confronteren met tijdschriften die in dezelfde tijd verschenen in Nederland, maar niet te boek staan als christelijk. Invloed van de verzuiling, die zich rond de laatste eeuwwisseling begon te manifesteren, zal daarbij ook een aandachtspunt vormen. |
Het onderzoek richt zich vooral op de vraag welke ontwikkeling van het pedagogisch denken in de Protestants-Christelijke jeugdbladen waarneembaar is.
Voor meer informatie: Mw. Drs. M. Rietveld, vakgroep Pedagogiek, Sectie Theoretische en Historische Pedagogiek, De Lairessestraat 142, 1075 HL Amsterdam (tel. 020-793031).
Toin Duijx |
|