| |
| |
| |
Lexicon God en de goden
Pieter Paul Rubens, Roof van Proserpina
De hemel, de olympus, de onderwereld, het zijn maar een paar verblijfplaatsen van de goden. Alle godsdiensten en culturen hebben hun goden, en vrijwel al die goden verblijven normaal gesproken op een plaats die voor stervelingen onzichtbaar is. Hoog boven de aarde, diep onder de grond, op een berg die omringd is door wolken bestieren ze de wereld en bewaren ze een veilige afstand tot de mensen. En als ze zich soms wel onder de mensen begeven, doen ze dat vaak in een andere gedaante of door zich onzichtbaar te maken of te houden.
| |
Agni
Zichtbaar in het vuur, onzichtbaar in het water: Agni is na Indra de belangrijkste god in de vedische godsdienst, de oudste fase van de religie in India. De Rig-Veda, een oeroude en immense verzameling hymnen, bevat liefst tweehonderd hymnen waarin Agni wordt geprezen. Meteen al in de eerste hymne wordt Agni aangeroepen: ‘Ik prijs Agni, de uitverkoren priester, God [...] maak dat we u nabij kunnen komen, zoals een vader voor zijn zoon: Agni, wees met ons zodat het ons goed gaat.’ Hij is de eerst-aangeroepen god in het oudste religieuze geschrift ter wereld, kortom, hij is de allereerste onzichtbare. [jo]
| |
Hades
Hades (ook wel Pluto genaamd), de god van de onderwereld, beschikte over de tarnkap: een helm die hem onzichtbaar maakte, en de naam Hades draagt waarschijnlijk ook de betekenis van ‘de onzichtbare’ of ‘de onzichtbaar makende’. Maar al staat vast dat Hades zo'n helm had, onduidelijk is wanneer hij hem kreeg. Volgens Apollodorus kreeg hij hem van de Cyclopen tijdens de strijd tegen de Titanen, terwijl Zeus de bliksem kreeg en Poseidon een drietand. Met deze wapens versloegen de goden de Titanen en Hades kreeg de heerschappij over het dodenrijk toegewezen. Met de tarnkap kon hij onzichtbaar de aarde betreden. Heel sporadisch leende hij zijn helm uit aan andere goden of een sterveling. In Homerus' Ilias staat beschreven hoe Athene de helm gebruikt in een gevecht tegen Ares: ‘Athene dook weg in de helm des Onzichtbren/ Dat de geweldige Ares haar niet zou bemerken, maar toen hij,/ Ares, de mensenbeul, Diomedes, de Godsman ontwaarde,/ Toen liet hij daar, o, zie toch! Perifas liggen, dat monster,/ Waar hij hem eerst had gedood en 't bewustzijn ontnomen! En rechtuit/ Stapte hij op Diomedes af, die zijn span in bedwang hield!’ [ids]
| |
Persephone
Persephone werd ontvoerd door haar oom Hades. Deze maakte haar tot zijn vrouw en daarmee koningin van de onderwereld. Haar moeder Demeter haalde haar terug op aarde, maar omdat Persephone pitten van de granaatappel had gegeten, was ze gedoemd een deel van het jaar in het dodenrijk bij haar man te verblijven. De overige tijd van het jaar bracht ze door op aarde en alleen dan (in de lente) bloeide de aarde. Wanneer ze in de herfst weer richting Hades vertrok, nam ze het leven van de aarde met zich mee: het werd er dor en donker. Het contrast met haar donkere, onvruchtbare man kon niet groter zijn. Ze wordt door haar huwelijk vaak in verband gebracht met onzichtbaarheid. In het gedicht ‘Bavarian Gentians’, schrijft D.H. Lawrence: ‘Bied mij een Gentiaan, geef me een toorts!/ Laat mij mezelf begeleiden met de blauwgevorkte toorts van deze bloem/ Terwijl ik de donkerder en donkerder wordende treden afdaal waar het blauw verdonkert bovenop blauwheid./ Zelfs waar Persephone gaat, daarnet, van de rijp van september/ Tot in het zichtloze rijk waar de duisternis waakt over het donker/ En Persephone zelf nog slechts een stem is/ Of een duisternis die zich onzichtbaar ontvouwt in het diepere duister/ van de Plutonische armen en die doorboord is met de hartstocht van een beklemmende mistroostigheid/ Tussen de pracht van toortsen van duisternis, die hun duisternis afwerpen over de verloren bruid en haar bruidegom.’ [ids]
| |
Amor en Psyche
Apuleius' Metamorfosen bevatten het verhaal van de prinses Psyche, die in schoonheid Venus naar de kroon steekt. De godin wil haar sterfelijke concurrente straffen door haar in een vurige liefde te laten ontsteken voor een verdoemde man en belast haar zoon Amor met deze taak. Psyche wordt uitgehuwelijkt, maar ontmoet haar man, die ze niet mag zien, slechts 's nachts. Daartoe aangezet door haar jaloerse zusters richt ze op een nacht een lamp op haar slapende echtgenoot en ontdekt Amor, die zelf op haar verliefd was geworden. De geliefden worden gescheiden, Venus is woedend om het verraad van haar zoon en
| |
| |
onderwerpt Psyche aan enkele proeven. Als de nieuwsgierigheid Psyche opnieuw fataal wordt, wordt ze gered door Amor en wordt ze, herenigd met haar geliefde, opgenomen in de godenwereld. [af]
| |
Tezcatlipoca
‘Hij speelt met de bal,/ de oude Xolotl speelt met de bal;/ op het magiese veld van het balspel de oude Xolotl,/ de spelende heer van het land van smaragd.’ Aldus luidt een strofe in een oud Azteeks lied in de door H.C. ten Berge samengestelde bundel Poëzie van de Azteken (1972). De naam Xolotl is een bijnaam van Tezcalipoca, de Azteekse god van de nacht en hekserij. Tezcatlipoca betekent letterlijk ‘Rokende Spiegel’ en hij wordt ook vrijwel altijd afgebeeld met een (gouden) spiegel. In deze spiegel wordt alles wat er in de wereld gebeurt gereflecteerd. Bovendien gebruikt Tezcatlipoca de spiegel om achter verborgen waarheden te komen van de mensen die erin kijken. Hij is de heer van de nacht, die ook het verborgene ziet. Met zijn gouden oor hoort hij de biecht van de zondaars aan en met zijn vier pijlen straft hij ze. Als god van de nacht representeert hij de duisternis en is daardoor onzichtbaar, net als zijn medeschepper van de aarde Quetzalcoatl, die de lucht representeert. Van alle Azteekse goden kan Tezcatlipoca de meeste verschijningsvormen aannemen, hoewel zijn lievelingsvorm die van de jaguar is: zijn vacht stelt de nachtelijke hemel met zijn sterren voor. Hij is een onzichtbare en omnipresente god. [ids]
| |
God - JHWH
De bijbel is vermoedelijk een van de bekends boeken waarin het ‘hoofdpersonage’ onzichtbaar is. God is alomtegenwoordig, overal en altijd onzichtbaar aanwezig. Op diverse plaatsen wordt benadrukt dat God niet zichtbaar is voor het menselijk oog en dat dit ook niet zou mogen. Niemand heeft Hem ooit gezien, Hij laat zich zien via Zijn Zoon (Joh. 1:18), via Zijn werken (Rom. 1:20) en uiteraard via Zijn woord, de bijbel.
In Exodus spreekt God tot Mozes in de verschijningsvorm van een wolk. Mozes heeft het volk van Israël tot aan de berg van Sinaï gebracht, alwaar God tot hem spreekt: ‘Siet ick sal tot u komen in een dicke wolcke’ (Ex. 19:9). In Exodus 24 wordt vervolgens verhaald over de wolk die zes dagen de berg bedekt. Op de zevende dag roept Hij Mozes vanuit het midden van de wolk: ‘Ende het aensien der heerlickheyt des heeren was als een verteerende vyer op het opperste dies berchs inde oogen der kinderen Israëls.' (Ex. 24:17) De meest expliciete uitspraak over Zijn aangezicht wordt in Exodus 33:20-23 gedaan: ‘Hy seyde voorder: “Ghy en soudt mijn aengesichte niet cunnen sien, want my en sal geen mensche sien ende leven.” De heere seyde voorder: “Siet, daer is een plaetse by my, daer sult ghy u op de steenrotse stellen. Ende 't sal geschieden, wanneer mijne heerlickheyt voor by sal gaen, so sal ick u in een klove der steenrotse setten, ende ick zal u met mijne hant overdecken tot dat ick sal voor-by gegaen zijn. Ende wanneer ick mijne hant sal wechgenomen hebben, so sult ghy mijne achterste deelen sien, maer mijn aengesichte en sal niet gesien worden.’ [ids]
Pen-en-penseeltekening van Jezus' verdwijning te Emmaüs door Rembrandt, ca. 1648-1649. Mogelijk een voorstudie van een verdwenen schilderij
| |
Jezus en de Emmaüsgangers
De evangelist Lucas vertelt (in boek 24 van zijn evangelie) het verhaal van de Emmaüsgangers: twee onbekende volgelingen van Christus zijn op weg naar Emmaüs. Zonder dat de twee hem herkennen (hij is in die zin onzichtbaar), heeft Jezus zelf zich bij hen gevoegd. Ze vertellen Jezus over de veroordeling, kruisiging en opstanding, waarop hij spreekt: ‘O onverstandige ende traege van herten, om te gelooven al het gene dat de propheten gesproken hebben.’ Hij vertelt hen vervolgens wat de profeten over hem verhaald hebben. In Emmaüs aangekomen dringen de volgelingen erop aan dat hij met hen mee-eet. Hij neemt het brood aan, spreekt de zegen uit, breekt het brood en deelt het uit. Dan herkennen ze hem: ‘Ende haer oogen wierden geopent, ende sy kenden hem: ende hy quam wech uyt haer gesichte’ Het bijzondere aan deze vertelling is dat Jezus na zijn opstanding niet aan de apostelen of andere personen uit het Nieuwe Testament verschijnt, maar aan twee onbekende volgelingen. [ids]
|
|