Literatuur. Jaargang 21
(2004)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Lucifer met de slijptol‘Veel moeilijke woorden, rijmdwang. Ik zal niet zeggen dat er geen gevoel in zit, maar...je kunt wel merken dat hij volgens een bepaald schema moest werken.’ Zo verwoordt een van de leerlingen van ASO-6 (vergelijkbaar met het Nederlandse VWO) op het Sint-Donatusinstituut in het Belgische Merchtem, wat hem na het lezen van fragmenten van Vondels toneelstukken Gysbreght van Aemstel en Lucifer is bijgebleven. Daarin staat hij bepaald niet alleen: voor de meeste leerlingen staan onwennigheid met de afwijkende taal en gebrek aan kennis van de politiek-culturele achtergrond van oude teksten een positieve waardering daarvan behoorlijk in de weg. En genoeg tijd om die lacunes op te vullen is er binnen het lesprogramma niet. Om toch iets te kunnen doen met historische teksten, probeert docente Hilde Doms oudere literatuur te linken aan de belevingswereld van de leerlingen, via populaire eigentijdse boeken of actuele fenomenen. Ze koppelt Vondels gedichten over zijn dode kinderen aan teksten van Kristien Hemmerechts over dat onderwerp, of het naturalistische drama van Cyriel Buysse aan Trainspotting. ‘Het tijdskader is natuurlijk anders, maar in de literatuur blijven er thematisch constanten. Bij Shakespeare herken je in zijn koningsdrama's de machtswellust en eigenlijk is die vandaag de dag nog herkenbaar. Als leerlingen die link leggen, ben ik tevreden. Zo probeer ik hen te laten aanvoelen dat ze niet met dode materie bezig zijn, dat ze visie mogen ontwikkelen en dat reflecteren over wat iemand schreef, zovele jaren terug, betekenisvol is.’ Vandaag gaat de les over ‘theater’ en zet ze de leerlingen zelf aan het werk met Lucifer. In ‘expertencommissies’ van vier moeten ze adviseren over de vormgeving van een voorstelling voor een publiek van hun eigen leeftijd. Speciale opdracht is, om te bedenken hoe abstracties als hemel, God en engelen kunnen worden verbeeld. De meeste groepjes steken veel energie in het accentueren van de tegenstellingen tussen de getrouwe en de opstandige engelen, en daarbij is het moeilijk loskomen van de traditionele beelden: de ‘goede’ engelen gaan in het wit gekleed en spreken met zachte stem, maar wanneer de opstandelingen de overhand krijgen wordt de sfeer donkerder, de muziek meer bombastisch en de tekst ‘moderner’(!). Ook is er een groep leerlingen die zich bij de vormgeving heeft laten inspireren door de film Devil's Advocate, en het stuk laat spelen op een advocatenkantoor, met een kantoor- ruimte voor de ‘pretentieuze, rijke, goede’ advocaten/engelen en een ruimte voor, zeg maar, de beunhazen. God mengt zich hier persoonlijk in het conflict, in de gedaante van een staande lamp zonder kap, die na een oogverblindende lichtflits ten tonele verschijnt. In het voorstel dat uiteindelijk door de klas als het meest creatieve wordt verkozen, leven de engelen in een hemels decor - verbeeld als een schuine vloer waarop van onderen een bewegende wolkenlucht wordt geprojecteerd - maar wordt ook de beperking van hun engelenstatus zichtbaar: ze dragen een kuisheidsgordel. Groeiende irritatie over het onding doet de opstandelingen naar de slijptol grijpen, met alle ellende van dien. En dan is er ook nog de pot rijstebrij, temidden van de engelen opgehangen om te zorgen dat ze eeuwig verzadigd zijn. Alleen: hij hangt op zo'n hoogte dat de kleinere engelen Lucifer, Apollion en Belial er nét niet goed bij kunnen...Een tamelijk vrije omgang met de tekst van Vondel, maar wel één die de thematiek helder neerzet. In de volgende les, voor een vijfde klas, staat Beatrijs centraal. Om het dramatische gehalte wat meer te laten leven, koppelt Hilde Doms het verhaal aan enkele recente gevallen waarbij tienermoeders hun pasgeborenen te vondeling legden nadat ze door de vader van hun kind in de kou waren gezet. De opdracht aan de leerlingen is een brief te schrijven naar Beatrijs of naar Kim, een meisje dat in een ingezonden brievenrubriek begrip vroeg voor zo'n wanhoopsdaad, door uit eigen ervaring te schetsen hoe de gedachte daaraan ontstaat. De actuele situatieschets blijkt al moeilijk genoeg om over te oordelen. Een aantal meisjes houdt het voorzichtig bij ‘moedig dat ze het verborgen heeft gehouden en het helemaal alleen heeft doorstaan’, maar daar is niet iedereen het mee eens. Lander schrijft in zijn brief aan Kim dat hij de situatie weliswaar begrijpt, maar ‘ik vind het toch niet goed dat je dat allemaal voor je houdt en daar met niemand over durft te praten. Je moet dat niet allemaal opkroppen.’ Thomas heeft geen goed woord over voor de vriend die het meisje in de steek laat: ‘Onbegrijpelijk dat hij zo onverschillig staat tegenover zoiets. Vuile krol!’ Maar een oordeel over Beatrijs wekt pas echt tegenstrijdige gevoelens. Dat geldt althans voor Marieke, die zich in haar brief afvraagt hoe het kan ‘dat Beatrijs eerst twijfels heeft over die jongen, dan toch met hem meegaat, zich in het ongeluk laat storten, en toch trouw blijft aan het geloof.’ Voor de moderne lezer, gewend aan de schema's van het psychologisch drama, valt er ook werkelijk geen touw aan vast te knopen. Met een poëtische inslag lukt het wél om beide complexe situaties te verbinden. Dat bewijst Klaas in zijn brief die zowel aan Kim als aan Beatrijs is gericht: ‘Veel mensen weten niet hoe het voelt om echt verliefd te zijn. Liefde is mooi, maar kan ook steken en pijn doen. Jullie hebben te maken gekregen met de donkere kant van de liefde. Maar ik hoop dat jullie er sterker uitkomen. Ik wens jullie veel geluk in je leven.’
sasja koetsier |
|