Literatuur. Jaargang 21
(2004)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Jeroen Theunissen‘Is dit Herberts wereld? Kan men in die wereld leven en het onzichtbare negeren?’ Aan het woord is de verteller uit De onzichtbare, de debuutroman van de Vlaamse schrijver Jeroen Theunissen. Zijn woorden refereren aan het mystieke, aan dat wat aanwezig is maar niet is aan te wijzen en toch de macht lijkt te hebben om de dingen te sturen. Als je daar gevoelig voor bent. Als je je daardoor laat leiden. Zoals de houthakker in De schijf van Borges, die een man met een bijlslag in de nek velt om de schijf van Odin met maar een zijde te bemachtigen. De houthakker ziet wel de glans in de lucht, maar kan de schijf niet vinden. ‘Ik ben al jaren aan het zoeken’, besluit het verhaal. Is de schijf er wel of niet? Is ze soms onzichtbaar? Bij Theunissen gaat het ook goed mis. Hoofdpersonage is Herbert, een bankbediende die het burgerlijk bestaan wil genieten op het platteland. De fatale afloop wordt al op de eerste pagina weggegeven. ‘Hij heeft zijn koffer achtergelaten bij kennissen die in de buurt wonen en is op weg naar wat zijn woning zijn lief zijn verloofde zijn vrouw zal worden. Hij zal van haar gaan houden en uiteindelijk loopt het verkeerd af zonder veel woorden: hij brengt haar om. En daarna zichzelf. Maar voorlopig niet, eerst komt het geluk binnenrijden als een bijna geluidloze, lichtblauwe trein in het station.’ Het geluk arriveert en het geluk vertrekt. Dan manifesteert het onzichtbare zich, gaat Herbert stemmen horen en spoken zien. In hoeverre zijn de dingen in onszelf besloten en in hoeverre bevinden zij zich buiten ons? Wie is de ‘onzichtbare’ uit de titel van de roman? De onzichtbare werd over het algemeen goed ontvangen. Zo noemde Arjan Peters hem ‘een gevaarlijk talent’. Jeroen Theunissen studeerde Germaanse taal- en letterkunde, woont in Gent en werkt als leraar Engels. ‘Voor ik aan De onzichtbare begon, had ik al een soort novelle geschreven, die volledig anders van opzet was: melancholisch, persoonlijk en een tikkeltje studentikoos in plaats van satirisch, afstandelijk en gelaagd. Toen ik op een dag een “echte” schrijver ontmoette, beloofde die mij na wat aandringen mijn tekst eens te lezen, er eerlijk zijn mening over te geven en indien het geheel hem beviel, de tekst met een aanbevelings-briefje aan zijn uitgever door te spelen. Na enkele weken wachten kreeg ik inderdaad een commentaar, jammer genoeg vernietigend, met de raad opnieuw te beginnen en het over een andere boeg te gooien. Bovendien bevatte het briefje een aantal praktische tips voor de beginner, in de trant van: “het is misschien beter in de derde persoon te schrijven om niet te persoonlijk te worden”, “dialect laat je in een eerste boek liefst weg”, “stop er een duidelijke verhaallijn in”, “geef je personages een afgelijnd profiel” enzovoort. Ik was zo kwaad dat ik toen aan mijn schrijftafel gaan zitten ben en tegen mijzelf gezegd heb: “wel, ik zal het nu eens op zijn manier doen.” Uit het niets is zo de eerste bladzijde van De onzichtbare gekomen, terend op dezelfde kwaadheid ben ik blijven doorschrijven, en zie: een klein jaar later had ik een boek. Het klinkt simpel, en dat was het in wezen ook. Ik heb de tekst naar een aantal uitgeverijen opgestuurd en Meulenhoff heeft gebeld om een afspraak te maken. Ik heb nog wat aan de tekst geschaafd en een jaartje later lag mijn boek in de winkel. Recensies zijn nodig, maar hebben ook hun beperkingen. Ik heb een paar hele goede recensies gehad, ook één vernietigende, daarnaast enkele besprekingen die het erover eens waren dat ik “kan” schrijven, maar een - telkens verschillende - kleine kritiek bevatten: de ene keer het vertelperspectief, dan eens het te harde sarcasme, een andere keer het verhaal of het vrouwelijke personage et cetera. Het valt op dat in de kritische punten geen enkele lijn zat, zodat ik er op den duur wat moe van werd. De onzichtbare is geen evident boek, geen sympathiek en vlot lezend debuut, en ik stel vast dat velen die kwaadheid, hardheid en stilistische complexiteit van een debutant maar moeilijk hebben aanvaard. Hoe een boek onthaald wordt, hangt slechts in geringe mate af van de kwaliteit. Ik kan dus niet zeggen dat de recensies mij erg beïnvloed hebben. Evenmin heb ik last van enige druk of stress voor volgende publicaties. Wat mijn debuut als dichter betreft ben ik wel wat benieuwd hoe de reacties zullen zijn, omdat ik niet zo goed weet waar ik als dichter sta, welke positionering binnen het “literaire veld” men mij zal toedichten, hoe goed, middelmatig of slecht men mij zal vinden. Voor mijn tweede roman echter maak ik mij weinig zorgen, eigenlijk ben ik dermate ambitieus dat ik ervan uitga de recensenten sowieso paf te zullen doen staan. Tussen het schrijven en het verschijnen van De onzichtbare zat voldoende tijd om rustig aan een poëziebundel te werken. Met mijn tweede roman heb ik bewust gewacht tot na de verschijning van De onzichtbare, ik wilde voldoende ruimte creëren om het verhaal te laten rijpen. De voorbije twee jaar heb ik, behalve het schrijven van poëzie en enkele kleinere prozateksten, vooral heel veel gelezen. Eerst komt er in het voorjaar van 2005 een dichtbundel, die nagenoeg af is en Thuisverlangen zal heten. Daaruit zijn al in verschillende tijdschriften extracten verschenen. Daarnaast werk ik aan een nieuwe, redelijk complexe roman, ambitieuzer van opzet dan De onzichtbare, gebaseerd op de Metamorfosen van Ovidius. In het eerste hoofdstuk vertelt een jongetje met een degout van de grotemensenwereld over zijn besluit om niet meer naar school te gaan, iets later verandert hij in steen. In volgende hoofdstukken treden personages op die in vogels, bomen, verkeerspalen of gsm's metamorfoseren. In de zomer van 2005 vertrek ik voor een jaar naar Zuid-Amerika, zonder laptop. Omdat ik niet midden in een zin wil ophouden, is juni 2005 dus de - door de omstandigheden redelijk strakke - deadline voor de eerste versie van de tekst. Bij terugkomst herwerk ik alles nog eens en hopelijk kan het boek in 2007 verschijnen. Misschien krijg ik in november een stimuleringsbeurs, of wie weet een prijs. Verder verdien ik per boek 10% van de verkoopsprijs, voor De onzichtbare is dat 1,65 euro, min belastingen. Daar word je natuurlijk niet rijk van, bovendien zie ik dat geld pas volgend jaar in mei. Kortom: ik heb totnogtoe nul niks verdiend. Voor mijn financiën ben ik afhankelijk van een deeltijdse job in het onderwijs. Nee, voor de centen hoef je het echt niet te doen.’ Niet op letten, op die man, die man is onzichtbaar, die man komt slechts een kijkje nemen. Niet op letten, op die stemmen, die stemmen zijn ingebed in de nacht. uit: de onzichtbare (2003)
cor vos |
|