Lucretia van Merken: de wijze vrouw van Feith?
De sentimentalistische schrijver Rhijnvis Feith droeg zijn roman Julia op aan een mysterieuze Sofie, een gelijkgestemde vriendin die hem uitnodigde voor een ‘digterlijke party’ op haar landgoed. Onder het licht van de maan zaten zij in een prieeltje aan de oever van de Rijn en spraken over de liefde. Wie was zij?
André Hanou
Eén van de leukste boeken
die ik ken, is de
Julia van Rhijnvis Feith (1783). Ik kan me levendig voorstellen dat die mening niet algemeen gedeeld wordt. De hartstochtelijke maar zeer kuise liefde tussen Eduard en Julia is immers wat moeilijk te begrijpen in onze tijd waarin we elke minuut op buis of billboard geconfronteerd worden met heupslingerende Shakira's, boezembrede Britney's en een keur aan andere botoxmeiden wier keursjes uitnodigen tot instant-erotiek. Ook in onze hedendaagse literatuur zeggen onze vilein geworden Julia's zelden ‘sorry!’
Het onderstaande gaat niet over de vraag of seks altijd met karrenvrachten van het scherm of de pagina moet afdruipen. De Julia zelf had in de tijd van publicatie wel degelijk een erotiserend effect. Dat is naspeurbaar aan de hand van nogal wat parodieën, die het verhaal van de Julia gebruiken om vrolijke seksuele gedachten te debiteren. Men leze bijvoorbeeld het verhaal ‘Wipstaart en Agnietje’ in de Vrolyke Zedemeester (1794). Maar lezers, critici, liepen vooral rood aan omdat men de Julia in het algemeen een onverantwoord boekje vond. Het was vooreerst een roman, fictie: dat werd altijd nog beschouwd als gevaarlijke lectuur, zeker voor vrouwen. Maar deze roman was erger: een jongeman en een meisje, met hun tweeën alleen in de vrije natuur en dat vaak des nachts! Zij lieten hun gevoelens de vrije loop, schreiden hete tranen onder de maan, spraken over eeuwige liefde. Erg onverantwoordelijk allemaal...
Wie bekend is met de fictie vóór Feith, krijgt nog steeds een soort shock als hij de Julia voor het eerst binnenstapt. Er heerst de warmte van een tropische kas. De lezer loopt met de eenzame Eduard een nachtelijk woud in, wordt deelgenoot gemaakt van diens heimelijke gevoelens en verlangens en vindt met hem op een open plek het meisje dat de hemel voor hem bestemd lijkt te hebben:
Onze bevende oogen ontmoetten elkander - Spraakloos hieven onze harten het tederst gesprek aan, en de inspraak der Natuur verzekerde mij, dat JULIA het eenigste Meisje op den geheelen aardbodem was, dat mij gelukkig kon maken.
In de volgende fragmenten krijgen we steeds in een soort filmische opnamen verslag van ontmoetingen, gevoelsontboezemingen. Deze roman (is het dat wel?) heeft geen causale verhaallijn. Het zijn meer stukken dagboek: overwegingen, ervaringen, gevoelens. In zijn soort was het iets heel nieuws. Het is niet zo gek dat de schrijver het nodig vond aan zijn Julia een soort uitleg en verdediging vooraf te laten gaan. Dat doet hij in de vorm van een soort opdracht aan een vrouw: