Lucretia Wilhelmina van Merken
(1721-1789)
Lucretia Wilhelmina van Merken werd op 21 augustus 1721 in Amsterdam geboren als eerste kind van Jacob van Merken en Susanna Wilhelmina Brandt. Haar moeder is de kleindochter van de beroemde geschiedschrijver en dichter Geeraert Brandt (die getrouwd was met dichteres Suzanne van Baerle). Haar vader was koopman en dreef een bontwinkel. Lucretia had één zuster: Wilhelmina. Haar familie behoorde tot de deftige burgerij en als koopmansdochter heeft ze waarschijntijk behoorlijk onderwijs gekregen.
Schrijven zat in Van Merkens familie. Naast haar overgrootvader en zijn vrouw, was ook haar neef Frans de Haes schrijver. Zelf maakte Van Merken haar debuut in 1745 op 24-jarige leeftijd met Arteminus. Treurspel. Daarna verschenen nog enkele gelegenheidsgedichten van haar hand, waaronder vaderlandse gedichten op Willem IV.
In 1754 sterft de vader van Lucretia, in 1759 haar moeder en in 1760, na een pijnlijk lijden van zes jaar, haar enige zus. Dit is een moeilijke periode voor Van Merken geweest en er werd toen niet veel van haar gepubliceerd. In 1762 wordt deze stilte doorbroken door de publicatie van de bundel Het nut der tegenspoeden met daarin het gelijknamige leerdicht, heldenbrieven en gedichten. In 1767 verschijnt het epos David. In twaalf boeken. In deze werken geeft Van Merken de lessen die ze in haar moeilijke periode heeft geleerd, door aan haar lezers. Vervolgens verschijnen zeven treurspelen, gepubliceerd in twee delen Tooneelpoëzy (1774 en 1786). Het epos Germanicus. In zestien boeken verschijnt in 1779. Postuum verschijnt nog een reeks gedichten van Lucretia van Merken in De waare geluksbedeeling (1792). Ook werkte zij mee aan de in 1760 verschenen psalmbundel van het genootschap Laus Deo, Salus Populo, waaraan ze met 39 psalmberijmingen de grootste bijdrage leverde.
Tot 1773 heeft Lucretia van Merken in Amsterdam gewoond. De schrijver Nicolaas Simon van Winter (1718-1795) en zijn vrouw Johanna Muhl woonden bij haar in de buurt en ze onderhielden een vriendschappelijk contact. Johanna Muhl was langdurig ziek en ze stierf in 1768. Niet lang daarna, op 26 september 1768, hertrouwt Van Winter met Lucretia van Merken. In 1773 verhuizen zij naar het landhuis Bydorp, aan de oever van de Rijn in de buurt van Leiderdorp Ze doen dit op advies van geneesheren, vanwege de slechte gezondheid van Lucretia. In 1783 verhuist het paar naar Leiden.
Nadat ze getrouwd zijn, werken Van Winter en Van Merken als schrijvers regelmatig samen. De bundels Tooneelpoëzy bevatten naast de zeven treurspelen van Van Merken ook twee treurspelen van Van Winters hand. In de ‘Toewying’ bij Van Merkens epos Germanicus dankt zij haar echtgenoot voor de hulp die hij haar bij het schrijven geboden heeft en in de postuum verschenen De waare geluksbedeeling publiceert Van Winter zijn gedichten naast die van zijn overleden vrouw.
Tot haar dood werkte Lucretia van Merken hard voor God en vaderland. Ze was naast vaderlandslievend namelijk ook een heel gelovige vrouw; ze behoorde tot de remonstrants-gereformeerden. In 1909 schrijft Willem Kloos over haar: ‘Van Lucretia van Merken's leven valt evenmin iets bijzonders te vertellen als van dat van iedre andere rustige Hollandsche vrouw. Zij werd geboren, werkte, trouwde, werkte verder, en verdween.’ Dit typeert de persoon die Lucretia van Merken was: een rustige, verstandige vrouw, die kalm voortleefde en slechts haar plichten tegenover God en vaderland wilde vervullen.
Op 19 oktober 1789 overleed Lucretia van Merken in Leiden, op 68-jarige leeftijd. Ze werd op 24 oktober begraven in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, waar later ook haar man begraven is.
carlien jung
Gezicht vanaf de lage Rijndijk op de Oude Rijn naar Leiden. Tekening van J. Timmermans uit het einde van de achttiende eeuw.