Marlene Dietrich in Von Sternbergs Blonde Venus: romantische liefdesgodin uit Daisnes jeugd
werkelijkheid. Vandaar zijn voorkeur voor films vol heroïek, poëzie, humor, die het gewone, dagelijkse, sleurige bestaan opfleuren. En zó enthousiast was hij over de duizenden films die hij zag, dat hij ze vastlegde in zijn ‘filmatiek’. Er bestaat omtrent die term nogal wat misverstand, vaak wordt deze zelfs verward met het begrip filmkritiek. De ‘filmatiek’ van Daisne behoort echter wel degelijk tot zijn literaire oeuvre. Centraal staat immers de navertelling van de film. Voor Daisne is zowel literatuur als film in de eerste plaats een verhalende kunst, en opzet van zijn filmatiek is dan ook in de eerste plaats de film die hij gezien heeft vast te leggen op papier. Concreet wilde hij daarmee een ‘filmbibliotheek’ samenstellen in een tijd dat er buiten incidentele hervertoningen van oudere films in de bioscopen geen gelegenheid meer bestond om die films terug te zien via televisie, laat staan video of dvd...Het was zijn manier om via de literatuur films aan de vergetelheid te ontrukken en liefhebbers de kans te geven enkele van hun geliefkoosde films via de lectuur opnieuw te beleven.
Nogal wat van die ‘filmatieken’ bevatten daarnaast nog een aantal bedenkingen van de auteur, zelden technisch van aard, maar meestal historisch of filosofisch. Het zijn uitgerekend deze bedenkingen die de filmatiek van Daisne tot een unieke bron maken om binnen te dringen in zijn diepste gedachtewereld. De meeste van zijn romans immers zijn inkledingen van zijn levensvisie en gedachtegoed. In de filmatiek worden zijn geloof en overtuigingen veel directer uitgesproken, vooral wanneer er na de Tweede Wereldoorlog een periode aanbreekt waarin de kunst en zeker de film het naïeve, heroïsche en poëtische van de vooroorlogse periode is kwijtgeraakt. Het idealisme heeft tengevolge van de wereldbrand een flinke knauw gekregen, en tegenover Daisnes geloof in een essentialistische werkelijkheid (wij zijn allemaal een afschaduwing van het absolute) komt in filosofie en kunst het existentialisme tot bloei, dat juist de verscheurdheid tussen het individu en de wereld centraal stelt. Ook de dieptepsychologie maakt opgang en herleidt emoties vaak tot mentale processen. De droomcinema moet terrein prijs geven aan het realisme, dat zich onder andere vertaalt in de Franse Nouvelle Vague, de Britse Free Cinema, de Duitse Neue Welle.
Daisne steigert telkens wanneer een ‘nieuwe’ beweging opduikt: voor hem is alles herhaling en gaat elk individu tijdens zijn leven door een eeuwenoud proces dat hem van jeugdig romantisme naar levensaanvaarding brengt. Revolte tegen de ‘levenswerkelijkheid’ is in zijn ogen een dwaasheid, omdat de ‘ware werkelijkheid’ voor hem elders en hoger ligt. Het maakt dat Daisne in de jaren vijftig en zestig vaak verbazing wekte met zijn uitspraken. Bejubelde regisseurs als Fellini, Bergman en Antonioni maakt hij af als valse genieën die blind zijn voor de ‘ware levenswerkelijkheid’. Wanneer Bergman een van zijn films de titel Als in een duistere spiegel meegeeft, een spiegel waarin de mens zin nog schoonheid kan ontwaren, schreeuwt hij het bijna uit: ‘Het schone is en in die spiegel moeten we kijken. God straalt er ons uit tegen.’
Andersom neemt hij het op voor die filmmakers die de traditie van de idealistische vooroorlogse cinema voortzetten, en ook dat leverde in die jaren heel wat omstreden beoordelingen op. Met zijn gevoel voor stijl en het klassieke verdedigde hij films behorende tot toen voorbijgestreefd beschouwde genres zoals het melodrama, de western, de spektakelfilm. Enkele films zijn als balsem op zijn door het modernisme gekwetste ziel: Bob Fosses Cabaret met zijn reminiscenties aan zijn eigen jeugd en aan Marlene Dietrich, David Leans Ryan's Daughter, een breed uitgesponnen liefdesdrama bevolkt met archetypische personages of ook nog Luchino Visconti's Morte a Venezia, naar Thomas Mann, waarin de schoonheid van de jonge Tadzio de incarnatie wordt van de absolute schoonheid uit Plato's ideale wereld. Hierover schrijft Daisne: ‘Via de esthetisering van zijn beelden bereikt Visconti een magisch-realistisch symbolisme waarin de werkelijkheid het bovenzinnelijke incarneert.’ Daisne zat in trance naar deze films te kijken, getroffen door de magie van een medium dat hem uiteindelijk dierbaarder was geworden dan het leven zelf.