Seksisme
Eind jaren tachtig ruilt Claus België voor Zuid-Frankrijk. Hij vestigt zich in de Provence, niet ver van Avignon. Vanaf dan komt hij nog slechts enkele maanden per jaar naar België. Voor vrienden en familie, maar ook voor zijn publiek. Bij deze gelegenheden heeft hij telkens een handvol verzen die hij plechtig reciteert. Het feit dat Claus ook bij jongere generaties nog steeds bekendheid geniet, heeft hij vooral te danken aan deze voordrachten. Vaak heeft de auteur zich erover beklaagd dat zijn gedichten nauwelijks gelezen worden. Als de mensen zijn gedichten niet willen lezen, laat hij hun ze zelf maar horen. In dat opzicht blijkt hij thuisgekomen te zijn in het land van de troubadours en van Petrarca. En ook bij Claus geldt de poëtica uit de Midi: taal vertolkt meer dan ze vertelt.
Claus is, vaker dan andere Nederlandstalige auteurs, getipt voor de Nobelprijs Literatuur. Waarom hij steeds opnieuw naast de bekroning grijpt, is niet meteen duidelijk. Dat zijn subtiele taalspel verloren gaat bij vertaling geldt evenzeer voor auteurs uit andere landen. In de wandelgangen van de Zweedse academie wordt evenwel een ander motief genoemd. Claus wordt er afgerekend op zijn eigenzinnig ‘mannelijke’ benadering van de ‘vrouwelijke’ personages. Het vrouwbeeld dat in zijn werk naar voren treedt, zou niet conform zijn met de maatschappelijke positie van de ‘moderne vrouw’. Zo denken, wordt gefluisterd, de vrouwelijke leden van het Nobelprijscomité. Kristien Hemmerechts valt hen hierin bij: ‘Claus’ gedichten over de vrouw zijn vaak seksistisch, in die zin een beetje gedateerd zelfs.’
Wat is er eigenlijk aan de hand met Claus' vrouwelijke personages? En wat moet je verstaan onder ‘seksistisch’ - ‘niet conform het moderne vrouwbeeld’? In Claus' werk zijn vrouwen inderdaad alom aanwezig. Maar als dit ‘seksistisch’ is, dan moet je durven concluderen dat zijn werk hoe dan ook ‘seksistisch’ is. En het daarom afschrijven? Integendeel. Het is eerder dankzij zijn consequent uitgesproken jongensachtige benadering dat Claus een oeuvre op papier heeft gezet waarmee hij respect afdwingt. En steeds is er de spot waarmee hij zichzelf onderuithaalt.
Literatuur laat de lijnen zien achter de dagelijkse realiteit, biedt een inkijk in de verbeelding, de menselijke motivatie. Bij Claus vormen deze lijnen de contouren van een vrouw. Het leven spiegelt hij in een gedicht aan zijn vierjarige zoon Thomas als volgt voor: ‘Je zal trachten voorgoed te fotograferen/ Het hoe en waarom van de vrouw/ Die kantelt in je lakens/ Die zingt naarmate je ontdubbelt in haar vel.’
In deze enkele versregels zit reeds de poëtica van Claus vervat. Het leven van een mens wordt bezien vanuit een mannelijk gezichtspunt: hij wil de vrouw in haar mysterie vatten als tastbare werkelijkheid. Claus gebruikt hierbij niet toevallig het woord ‘vel’. Natuurlijk duidt het op de vrouwelijke huid waarin de man verdwijnt. Maar eveneens verwijst het naar het medium van zijn schrijven. De vrouw als canvas voor de dichter. Hier zie je een glimp van de beeldend kunstenaar die Claus steeds gebleven is in de marge van zijn schrijven. Het oog van de schrijver en schilder blijft daarbij hetzelfde. En bij het lezen van zijn werk blijkt de vrouw zowel doek als model voor Claus' verbeelding.
Wat het meest wringt met het beeld dat de moderne vrouw van zichzelf heeft, is dat de vrouw bij Claus haast nooit als autonoom persoon wordt voorgesteld. Vrouwen blijken integendeel heteronoom en afhankelijk - steeds verbonden met hun mannelijke tegenpool. Een dergelijk seksistisch uitgangspunt hoeft niet meteen verworpen te worden, want ook de man, en