Literatuur. Jaargang 21
(2004)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
Rob KappenLiteratuur en popmuziek. Er was ooit een mooi tijdschrift over, Payola heette dat, uitgegeven door Podium. Stichting Perdu organiseerde in die tijd met het Nationaal Pop Instituut een roemruchte avond over dat onderwerp in De Rode Hoed. Het ging om de kruisbestuiving tussen beide kunstuitingen. Niet eens zo heel lang geleden zou iemand die beweerde dat popmuziek een kunstuiting was, door de vaandeldragers van verfijnde smaak met de nek worden aangekeken. Maar het succes van Crossing Border getuigt van het feit dat het publiek daar niet om maalt en inmiddels is het bon ton als popmuziek op velerlei wijze aan de orde komt in literaire verhalen, romans, poëzie en essays. De wederzijdse toenadering van de hogere en lagere cultuur wordt dan ook al jaren wetenschappelijk bestudeerd en van kaders voorzien - zo is er zelfs een professor Popmuziek aan de Universiteit van Amsterdam. Formeel mag en kan het dus allemaal, en je zou denken dat dat juist een enorme artistieke vrijheid biedt. Maar er zijn, de projectmatige samenwerkingsverbanden daargelaten, toch nauwelijks popmuzikanten die literatuur schrijven of schrijvers die popmuziek maken. Om enkelen uit het kamp van de popmuziek te noemen: Thé Lau, Rick de Leeuw, Ernst Jansz (alledrie proza) en Huub van der Lubbe (liedteksten). In het kamp van de literatuur: Meindert Talma (singer/songwriter), Menno Wigman (voorheen punkdrummer), Rogi Wieg (pianist), en F. Starik (zanger). Onlangs heeft een nieuwe schrijver het pad van de popmuziek gekozen: Rob Kappen. Hij debuteerde vorig jaar met de roman Klein verhaal van een grote gekte, over een Nederlandse jongen van Spaanse afkomst die Manu heet en tijdens een bezoek aan zijn oma in Galicië de geschiedenis van zijn leven, zijn familie en zijn grote liefde Conchita overdenkt. De kritiek reageerde nauwelijks op de roman. Rob Kappens reggaeband, de Jah Robke DUB Poetry Showband, is te bezoeken op www.jahrobke.nl. ‘Ik ben al heel lang vrij serieus met literatuur bezig. Een jaar of acht geleden heb ik een eerste roman opgestuurd naar Anthony Mertens van Querido. Hij was erg behulpzaam en gaf kundig commentaar. Daarna heb ik veel geduld betracht en nog twee boeken geschreven. Bij het derde dacht ik: nu moet het gebeuren. Ik had nog steeds contact met Anthony, maar was via een medestudent ook bij Anthos beland. Anthos liet blijken graag met me in zee te willen, terwijl Anthony bleef aarzelen. Toen heb ik de knoop maar doorgehakt, ook al omdat Wanda Gloude, mijn redactrice, met concrete suggesties kwam. Met mijn tweede boek zal het wel weer hetzelfde gaan als bij het eerste. Ik schrijf een eerste versie, Wanda kijkt er met veel deskundigheid naar en dan wordt het langzaam aan een beter boek. Mijn verhouding met mijn uitgever is uitstekend. Ze hebben bij Anthos hart voor hun auteurs en snappen best hoe moeilijk het is om te beginnen. Ik krijg meer dan voldoende feedback en leer bovendien een hoop van ze - op een minder academische manier dan ik gewend was om naar het boekenvak te kijken. Mijn tweede boek gaat over theater. Ik ben gek van theater en wil daarover schrijven, maar meer vertel ik er nu niet over. Ik wil niet weer de “fout” maken te veel ineens te vertellen, zoals bij Klein verhaal. Ik heb alleen een paar interviewtjes gehad en eigenlijk geen enkele serieuze recensienaar ik later begreep omdat de journalisten het te druk hadden met de andere veertig debuten die ook juist in diezelfde week uitkwamen. Dat is erg jammer. Die paar stukjes hebben wel teweeggebracht dat ik in mijn woonplaats Den Bosch in contact ben gekomen met jonge kunstenaars uit andere disciplines. Dat is prettig, maar ook wennen. De lat in Amsterdam ligt hoger, maar Brabanders zijn wél echt gezelliger. Ik heb nu een reggaeband waarmee ik gedichten voordraag op zelfgemaakte muziek. Erg leuk en ook goed, omdat lezen en literatuur belangrijk zijn en ik mensen er op een laagdrempelige manier, met lichte teksten, voor wil interesseren. Het is me wel duidelijk geworden dat er bijna niemand een boekhandel of bibliotheek binnenstapt om een ambitieuze en ingewikkelde roman te lezen van een totaal onbekende auteur uit het landelijke Rosmalen. Het voornaamste dat verandert is dat alle niet-schrijvers die je kent nu weten dat je officieel schrijver bent. Dit geloven ze overigens pas echt als ze je gedrukte boek in handen hebben gehad en ze zouden het waarschijnlijk nog méér geloven als ze je op televisie hadden gezien, wat bij mij niet het geval is geweest. Dit getuigt van een zekere dommigheid, maar het is tegelijkertijd de “harde maatschappelijke werkelijkheid” - er zijn namelijk niet zo veel mensen die goed kunnen lezen. Druk wat betreft mijn tweede boek voel ik niet. Ik ben al sinds mijn achtste voortdurend met teksten bezig en daardoor beheers ik vrij veel stijlen redelijk tot goed. Wat wel een groot probleem is en druk geeft, is de inkomensvoorziening voor auteurs. Het is hopeloos. Misschien moet ik maar subsidie aanvragen, dat helpt allicht, hoewel me inmiddels wel duidelijk is dat er voor werkelijk alles meer potjes zijn dan voor literatuur. Het vervelende is dat ik niet zo gemakkelijk een deeltijdbaan vind, daar ben ik te hoog voor opgeleid. Bovendien werk ik het beste monomaan en projectmatig, wat lastig combineert. En ik heb een heel erg grote toewijding voor de dingen die ik zelf genereer, dus het schrijven er dan maar een beetje “voor de lol” naast gaan doen is geen optie. Ik had wel een deadline, maar die bleek gezien mijn andere activiteiten niet haalbaar. Nu zeg ik: over een jaar of vier, vijf. Maar ik vermoed dat er van tevoren nog wel iets uitfloept, zo zit ik nou eenmaal in elkaar, schrijven doe ik voortdurend. Ik ben met een heleboel dingen bezig, onder andere die DUB Poetry, en ik heb ook theaterambities. Deels omdat ik echt van theater en muziek houd, maar ook wel een beetje omdat alleen schrijven toch te eenzaam is. Dat leidt maar tot geestesziekten en daar was ik nou net van genezen.’ ‘Manu dronk zijn glas leeg en gaf het citroentje aan Conchita. Ze glimlachte en trok opnieuw een bitter gezicht toen ze het schijfje fijnperste tussen tong en tanden. Hij liep naar de cassetterecorder in de wandkast en zette De Dijk aan.’ cor vos |
|