[Nummer 6]
Redactioneel
De voorbije twintig maanden heb ik nogal wat tijd in de trein doorgebracht. Dat maakt je in allerlei opzichten tot ervaringsdeskundige, zeker ook waar het lezen in de trein betreft. Zowel zelf lezen als het lezen van medepassagiers. En er wordt inderdaad veel gelezen. 's Morgens zijn dat vooral Metro, Spits, schoolaantekeningen en vergaderstukken, later op de dag krijgen boeken de overhand. De diversiteit van het gelezene - pockets, dikke pillen, bibliotheekboeken - is enorm: thrillers, heilige boeken als bijbel en koran, Dode Zielen van Gogol, Harry Potter, Eline Vere en ook berucht moeilijke filosofie.
De afgelopen tijd zag ik vaak, per trein door het Groene Hart, iemand in de vroege ochtend lezen in het werk van Schopenhauer. Elke dag las hij geconcentreerd een paar bladzijden en op gezette tijden keek hij naar buiten, de ruimte in. De trein biedt deze reiziger kennelijk tijd om te lezen en te denken. De woorden en de weidse blik wisselen elkaar af.
Dat de trein tijd om te lezen biedt is duidelijk. Wat daarbij opvalt is dat zo velen juist in een boek zijn begonnen - net gekocht op het station, nieuw van huis meegenomen - en dat ik maar zelden iemand voldaan een pas uitgelezen boek heb zien wegleggen. Worden al die nieuwe boeken wel uitgelezen, vraag ik me soms af? Er zou een aardig onderzoekje aan gewijd kunnen worden. Toch doet de uitkomst er niet zoveel toe. Onderweg zijn is kennelijk voor velen een stimulans om te gaan lezen: fysiek reizen nodigt uit tot een reis in de verbeelding.
Johan Oosterman