Literatuur. Jaargang 21
(2004)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Een leuk gespreksonderwerpEen muurgrote, fantasierijke schildering op de achterwand markeert een van de lokalen op het Amsterdams Lyceum direct als boekenparadijs. Op de docententafel een uitstalling van boeken rond het thema ‘foute vriendjes’: Harry Mulisch, Robert Anker en Tim Krabbé liggen tussen jeugdboekenauteurs als Aidan Chambers, Joost Heyink en Marita de Sterck. De leerlingen van gymnasium-3 kunnen hier inspiratie opdoen. Sommigen hebben al een boek, zoals Dré. Van een oom heeft hij het boek Arthur, koning voor eens en altijd van Terence White cadeau gekregen, een dikke pil waarin allerlei Arthur-legenden aan elkaar geschreven worden. Hij leest graag, als het maar fantasy is. De leerlingen lezen aan de hand van thema's, die ze zelf kiezen uit een uitgebreide lijst. En gelukkig voor Dré is ‘fantasy’ daarin ook als thema opgenomen. Een greep uit de andere onderwerpen waaraan de themaklapper een selectie van titels verbindt: ‘straatkinderen’, ‘tienerzwangerschappen’, ‘uiterlijk’, ‘uitgehuwelijkt’, ‘vaders - irritant’ en ‘verhuizen’. Voor de klassikale besprekingen heeft docente Ellen Stinis het thema ‘loverboys’ aangegrepen, waarover de laatste tijd een aantal jeugdboeken is verschenen. In de klas is daarover in een vorige les een discussie ontstaan, die ze aan het begin van deze les weer oppakt. Pieter, die enthousiast is over De donkere kamer van Damokles, heeft geklaagd dat er in de les te weinig aandacht wordt besteed aan dat boek. Hij mag het nog één keer uitleggen: ‘Ik vind het gewoon gek dat u uitgebreid aandacht besteedt aan Loverboy & girl, en dat u zo'n geweldig boek als De donkere kamer van Damokles met een paar woorden afdoet. Dat boek is toch veel belangrijker? Loverboy ben ik de volgende dag weer vergeten.’ Stinis is duidelijk van mening dat Hermans voor de meeste van haar leerlingen te hoog gegrepen is. ‘Maar heb je het boek dan echt begrepen?’, vraagt ze aan Pieter. Pieter denkt van wel.‘Nou: dan heb je een groter verstand dan ik op die leeftijd,’ is de reactie van Stinis. ‘Maar dat geloof ik trouwens wel, hoor.’ Al sinds de jaren '80 heeft het Amsterdams Lyceum, als enige middelbare school in Nederland, een docent jeugdliteratuur. In de voorafgaande jaren was Ellen Stinis zich als docente Nederlands al steeds meer gaan toeleggen op de aanschaf en promotie van de groeiende stroom boeken die het gat vullen tussen kinderboek en ‘echte’ literatuur. De taak die Stinis zichzelf heeft gesteld, is simpelweg om leerlingen aan het lezen te krijgen, of te houden. ‘Kinderen moeten boeken niet als “iets moeilijks” beschouwen, maar als een leuk gespreksonderwerp.’ En dat lukt: door zelf te vertellen over wat ze van de boeken vindt, ontlokt ze de leerlingen ook weer reacties. Naar aanleiding van het boek Slavenring vertelt ze in de brugklas
De bibliotheek van het Amsterdams Lyceum
bijvoorbeeld: ‘Ik vind niet alle historische boeken van Simone van der Vlugt even goed, soms vind ik ze een beetje saai, maar dat had ik bij deze niet. Haar boeken zijn wat dunner dan die van Thea Beckman, en dat vind ik een voordeel, want ik heb bij Thea Beckman soms het gevoel dat ze wel eens wat kan weglaten.’ Waarop een Beckman-liefhebber in de klas uitroept: ‘Helemaal niet!’ Ook inleving speelt een rol in Stinis' ‘leeslessen’. Als ze in vwo-2 het jeugdboek De gele scooter van Elle van den Boogaart behandelt, waarin dezelfde gebeurtenis vanuit drie verschillende gezichtspunten wordt verteld, laat ze twee leerlingen die het boek al gelezen hebben elk een van de personages kiezen, wiens verhaal ze moeten navertellen; zelf neemt ze de derde voor haar rekening. Het meisje dat Isis ‘speelt’, vertelt: ‘...en toen pakte hij een mes en toen moest ik mee de bosjes in...’ en de klas begint wat onrustig te giechelen. ‘Nee, echt waar!’, voegt ‘Isis’ haar klasgenoten verontwaardigd toe. Alle tweede en derde klassen krijgen een uur per week les, gedurende een heel of een half jaar. Per jaar lezen ze acht tot tien boeken, waarover ze getoetst worden op een manier die ze zelf kiezen: een gesprek met de docente, een themawerkstuk of een proefwerk. Over de boeken die ze lezen in een periode waarin ze geen literatuurles hebben, leggen ze een multiplechoicetest af. Daarin worden vooral vragen gesteld over de inhoud van het boek. Stinis gebruikt in de behandeling van literatuur zo min mogelijk literaire termen en wil vooral de boodschap overbrengen dat lezen iets gezelligs is.‘Gezellig’ is ook het woord dat ze gebruikt voor de auteurs die ze het liefste aanraadt aan leerlingen die zich aan de volwassenenliteratuur wagen: René Appel, Yvonne Keuls, Yasmine Allas. Een recente titel die ze haar leerlingen als tip meegeeft is Zonder moeder, een boek waarin het Amsterdamse gemeenteraadslid Karina Schaapman onder meer haar prostitutieverleden onthult. Stinis geeft alleen les in de onderbouw. Maar als het aan haar ligt, kan ook voor de leerlingen in de vierde klas van het vwo de ‘echte’ literatuur nog wel even wachten, aangezien
Leerlingen van het Amsterdams Lyceum
ze toch nog niet voor hun eindlijst hoeven te lezen. ‘Docenten Nederlands putten vaak uit de boeken die ze zelf lazen tijdens hun studie. Maar die boeken zijn lang niet altijd geschikt. Wanneer je kinderen meer vrijheid geeft, hebben ze er in elk geval plezier in. Ze groeien vanzelf wel uit de jeugdliteratuur. Dan vinden ze het nieuwe boek van Carry Slee ineens toch niet meer zo leuk.’ Dat beeld gaat voor een deel van de leerlingen uit de gymnasium-3 klas ook al op. Ayla, die net is begonnen in Hajar en Daan, leest naar eigen zeggen bijna alleen nog maar volwassenenliteratuur: ‘Kinderliteratuur wordt op een gegeven moment wat te, eh...kinderachtig. Het is eigenlijk een soort soap, het gaat steeds maar over verliefdheid, problemen op school en zo. Als je een aantal van die boeken hebt gelezen, dan lijken ze allemaal op elkaar.’ Wanneer ik Pieter nog eens over de jeugdliteratuur aan het woord laat, begint hij verontschuldigend: ‘Ik wil niet als een of andere intellectueel overkomen of zo, maar als je Carry Slee leest, vind ik dat gewoon verspilling van de tijd. Je kent het toch allemaal al zo'n beetje.’ Maar wat maakt De donkere kamer van Damokles voor hem dan tot een bijzonder boek? ‘Dat je het gevoel hebt dat je het voor de eerste keer leest.’
sasja koetsier |
|