Meer dan levensbeschrijvingen Groningen krijgt Biografie Instituut
christiaan weijts
‘Een biografie moet meer duidelijk maken dan alleen het leven van de gebiografeerde.’ Met de oprichting van een Biografie Instituut aan de universiteit van Groningen creëert Hans Renders een wetenschappelijk kader voor het schrijven van biografieën. Zelf schrijft hij ook een biografie, van Jan Campert en in 1998 promoveerde hij op de biografie van Jan Hanlo.
Het gaat goed met de biografie in Nederland. Met grote regelmaat verschijnen er lijvige levensbeschrijvingen die veel belangstelling krijgen en soms zelfs de AKO Literatuurprijs. ‘Eigenlijk hadden we in Nederland nooit een echte biografietraditie, maar dat is de laatste tien jaar wel ingehaald’, zegt Hans Renders, werkzaam aan de letterenfaculteit van de Rijksuniversiteit Groningen. ‘Wat daarbij echter niet meer in de pas loopt, is de theorievorming. Steeds meer aio's promoveren op een biografie, en de universiteit moedigt dat aan, maar er bestaat geen enkele leergang in biografisch onderzoek.’
Jan Campert
Reden voor Renders om het initiatief te nemen voor een wetenschappelijk instituut dat hierin voorziet. Vanaf 1 september 2004 opent de Rijksuniversiteit Groningen een Biografie Instituut. Wat voor biografieën kunnen we hier gaan verwachten? Renders: ‘Er verschijnen tegenwoordig veel boeken met “biografie” op de titelpagina die helemaal geen biografieën zijn. Geautoriseerde levensbeschrijvingen bijvoorbeeld, of boeken die alleen op iemands wapenfeiten ingaan. De biografieën van René Froger of Vanessa zul je hier dus niet zo gauw zien verschijnen.’
‘Het is belangrijk om onderscheidend te zijn. Biografieën moeten natuurlijk vooral goed geschreven zijn, maar het is ook belangrijk hoe je je onderzoek doet. Daar willen wij ons erg voor gaan inzetten. Hoe doe je nu eigenlijk biografisch onderzoek en wat is het argument om voor het genre biografie te kiezen? Als je niet verder komt dan levensbeschrijving, zou je het beter bij een artikel kunnen houden of een lemma in het Biografisch Woordenboek.’ Op het instituut krijgen onderzoekers workshops in biografisch onderzoek. ‘Nu gaat de theorievorming meestal niet veel verder dan: hoe ga je met bronnen om, en: moeten de noten achterin of onder aan de bladzijde? Dat is nogal mager.’
De wetenschappelijk verantwoorde biografie moet volgens Renders ‘meer duidelijk maken dan alleen het leven van de gebiografeerde’. Zelf schreef Renders een biografie van de dichter Jan Hanlo (Zo meen ik dat ook jij bent. De Arbeiderspers, 1998) en legt hij deze maanden de laatste hand aan een biografie van Jan Campert, die sterk contextgericht is. ‘Via Campert kan ik een verhaal vertellen over de jaren dertig dat nog niet eerder is verteld. Bij de jaren dertig denkt iedereen aan termen als crisis, burgeroorlog, nationaal-socialisme, Forum, Menno ter Braak...Dat blijven interessante en waardevolle onderzoeksterreinen. Maar Jan Campert zat in een heel ander circuit, hij zat in het type journalistiek dat wij nu niet meer kennen. Zelfstandige stadskranten die zwaar leunden op het culturele leven. Een type journalistiek dat veel dichter bij de literatuur stond dan tegenwoordig, zowel in nieuwsselectie als in schrijfwijze. De beroepsgroep was nog niet geprofessionaliseerd en geüniformeerd. Eenlingen drukten een groter stempel op de krant dan de meeste journalisten van nu. Net als zijn zoon had Campert een column op de voorpagina van een krant, De Nieuwsbron. Deze krant was een van de vele stadskranten uit die tijd. Alleen Den Haag had er al zes of zeven. Via de biografie van Jan Campert kan ik dat verhaal over die stadskranten vertellen. Dat had ik misschien anders ook wel gekund, maar Campert leent zich uitstekend om als representant van die specifieke krantencultuur te worden beschreven. Er moet een relatie zijn met de reden waarom je van iemand een biografie schrijft. Als het niet duidelijk is waarom je voor de vorm van biografie kiest, kun je het schrijven beter laten.’
Via de stadskranten geeft Renders' biografie een beeld van de verwevenheid tussen de literaire en de journalistieke wereld in die tijd. ‘Jan Campert heeft veel journalistiek handwerk gedaan. Iedere dag schreef hij twee à drie stukken, en een column. Als je kijkt naar de manier waarop Jan Campert bijvoorbeeld over misdaad schrijft, dan heeft zijn stijl veel met zijn detectives te maken. Die zijn vaak precies hetzelfde opgebouwd. Als er ergens een vrouw is lastiggevallen, aangerand en beroofd, dan moet je niet vreemd opkijken als Jan Campert op de voorpagina zijn verslag begint met “eerste bedrijf” en vervolgens woorden gebruikt als figuranten en rekwisieten. Hij publiceerde in de tijd van wat we nu de Nieuwe Zakelijkheid noemen. Die hele stijl, daar kom ik steeds meer achter, is alleen te onderzoeken door die in direct contact te brengen met de toenmalige mores in de krant.’
Op die manier kan de biografie, langs de lijn van de levensbeschrijving van Campert, iets zeggen over de verwevenheid van journalistiek en literaire infrastructuur, denkt Renders. ‘Die zie je vandaag nog steeds. Als er een paar miljard door een investeringsbank in Oost-Europa is geïnvesteerd, wordt het een kortje in het economiekatern, ter-