Literatuur. Jaargang 21
(2004)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 11]
| |
Floor HaakmanAnthony Mertens noemde in De Groene Amsterdammer Floor Haakmans debuut Oneetbaar brood de beste roman van 2000. Het boek handelt over de filosoof Nadar, die doceert aan de universiteit. Hij is ervan overtuigd geraakt dat de droom een werkelijkheid toont die onze dagelijkse werkelijkheid overstijgt. Wij leven in een grot als die van Plato en weinig wordt ons getoond in dit schimmenspel van dagelijkse realiteit. Nadar onderzoekt zijn dromen, de echte wereld, door zo veel mogelijk onder zeil te gaan en zijn ervaringen op te schrijven. Eerst blijven de werelden van het dagelijks leven en van de droom van elkaar gescheiden, maar wanneer een van zijn studentes hem ook in zijn dromen bezoekt, krijgt hij het idee dat hij zijn dagelijks leven achter zich kan laten en met haar voorgoed in de droomwereld kan vertoeven. Als een van zijn dromen hem echter herinnert aan een gruwelijke niet-gedroomde gebeurtenis die hij heeft willen vergeten slaan bij hem de stoppen door. De titel Oneetbaar brood verwijst naar de moeilijkheid van Nadars zoektocht. Toen de roman verscheen bleef het een tijdje stil, tot de kritiek hem uiteindelijk toch oppikte om er positief verslag van te doen. Ter illustratie: wijlen Hans Warren schreef: ‘Om meer dan één reden kun je [...] van een droomdebuut spreken.’ Marnix Verplancke kwam in De Morgen met de volgende complimenten: ‘Floor Haakman heeft met Oneetbaar brood niet alleen een heel erudiete roman geschreven, haar taalbeheersing blijkt fenomenaal te zijn en het strakke vormschema dat ze zichzelf heeft opgelegd belet haar niet onverwachte, sierlijke capriolen te maken.’ Hans Goedkoop noemde in de NRC Oneetbaar brood een ‘goed boek’ en Floor Haakman leek hem ‘een talent dat met een jaar of wat nog wel eens mooi zou kunnen rijpen’. Daarna was het even wachten op het tweede boek van Floor Haakman (dochter van Anton Haakman). De opvolger De inborsteling verscheen 23 april jongstleden bij Querido en is inmiddels onder meer paginagroot en goed besproken in Vrij Nederland.
‘Ongeveer gelijktijdig met het verschijnen van mijn eerste boek beviel ik van een kind. Toen had ik niet echt meer tijd en energie over om er ook bij te schrijven. Ook al had ik er vaak wel zin in. Het kost me bovendien iedere keer veel tijd om de juiste toon te vinden voor een nieuw verhaal of boek. Ik zou niet willen dat ik in een te grote herhaling van thema of stijl zou vallen. Dat zou gebeuren als ik te vlot verder zou gaan met een nieuw boek. Dan ben ik nog niet genoeg uit mijn oude obsessie. Over mijn eerste boek heb ik heel lang gedaan. Eerst had ik, toen ik achttien was, zoveel succes geboekt met een verhaaltje dat in het tijdschrift De Revisor werd gepubliceerd en daarna ook nog een prijsje won, de Rabobank Lenteprijs, dat het writer's block dat je gebruikelijk pas hebt na je eerste boek, al was ontstaan na dat eerste verhaal. Ik deed er tien jaar over voor ik Oneetbaar broodschreef. Tussendoor heb ik vele, heel slechte, probeerselmanuscripten weggegooid. Godzijdank heb ik die probeersels stuk voor stuk niet afgeschreven en heeft uitgeverij Vassallucci, waardoor ik destijds was gestrikt met een contract, die dingen nooit kunnen publiceren. Oneetbaar brood was mijn laatste kans, zo voelde het. Nadat ik er bij Vassallucci uitgemieterd was - te weinig resultaat -, publiceerde ik nog wat korte verhaaltjes in Tirade. Toen werd ik gevraagd door Plien van Albada van uitgeverij Prometheus/Bert Bakker of ik meer werk had liggen. Ik had een plan, zei ik. Ik had altijd plannen, maar tot dan toe wel vrij richtingloos. Ik dacht: als ik het nu weer verknal door niet braaf een manuscript af te schrijven, met een kop en een staart, moet ik de wens om schrijver te zijn eindelijk maar helemaal opgeven. Ik heb mijn best gedaan een boek te schrijven dat niet al te ingewikkeld was, zodat ik er deze keer niet in vast zou lopen. Het moest af. Dat was het belangrijkste. Of het goed was en vol, dat was een tweede, in zekere zin ondergeschikte zaak. Toen is het eindelijk gelukt. Nu, met mijn tweede boek, is dat vergeleken bij die eerste veel soepeler gegaan. Ik heb ook wel weer eerst drie onaffe probeersels weggegooid voordat ik de juiste toon te pakken had, maar nu heeft het me maar drie en een half jaar gekost voordat er weer een nieuw boek was. Dat is te doen. De inborsteling is uitgegeven bij Querido in plaats van Prometheus. Ik voel me veel meer op mijn gemak bij Querido en ik heb een fantastische redactrice, Patricia de Groot, met wie het werken zo leuk is, ze is zo goed en toegewijd, dat is echt een feest. Mijn tweede roman De inborsteling, gaat over een meisje, Noëlle, die met een “bevriend” regisseur een film gemaakt heeft over haar eigen familie. Als ze zichzelf terugziet en erachter komt dat haar persoonlijkheid een clowneske combinatie is van alle, door haar bespotte, neurotische eigenschappen die ze haar familieleden verwijt, dan probeert ze zich op rigoureuze wijze te ontdoen van haar persoonlijkheid. Daarbij wordt ze geholpen door haar vernietigende zelfkritiek die langzamerhand menselijke vormen begint aan te nemen: haar inborsteling. Ik heb gelukkig zoveel zelfkritiek dat ik niet snel meer pijnlijk verrast kan worden door de kritiek die anderen op mijn werk hebben. De kritieken op mijn eerste boek waren daarbij over het algemeen zeer gunstig. Nee, ze hebben me nauwelijks beïnvloed. Ik heb wel dingen geleerd van de fouten uit mijn eerste boek. Maar dat waren fouten die ik er zelf al in zag. Een gevoel van druk ten aanzien van het schrijven van mijn tweede boek had ik dan ook zeker: het moest beter zijn dan het eerste. Je moet zelf vooruitgang kunnen zien. Anders is het niet leuk meer. Tijdens het schrijven beheers je je hele eigen geschetste wereld volledig. Als een ultieme tiran, een control freak. Als het boek uitkomt gaat het plotseling een eigen leven leiden. Iedereen gaat ermee aan de haal, interpreteert het zoals jij het nooit bedoeld had, heeft er een mening over. Gruwelijk. Maar als het niet gebeurd was, als niemand het had opgemerkt, dan was dat nog veel erger geweest. Sinds Oneetbaar brood schrijf ik zelf zo nu en dan recensies of andersoortige stukjes voor Vrij Nederland. En heb ik meer kleine tussen-dooropdrachtjes. Er echt goed van leven kon ik tot nog toe niet, maar ik heb goede hoop dat dat zal komen na het verschijnen van De inborsteling. Ik voel me echt schrijver. Ik wist altijd al dat ik tamelijk ongeschikt was voor iedere denkbare andere baan, maar eindelijk durf ik daar ook aan toe te geven. Ik hoef niet meer naar kantoor. Ik kan het niet en hoef het niet. Dat is heerlijk.’ ‘Gek genoeg leek ik me niet te realiseren dat ik zelf ook een onderdeel van mijn familie was en dat iedere beweging die ik maakte om uit dat drijfzand van erfelijkheid los te komen, mij er alleen maar dieper in deed wegzakken.’ uit: de inborsteling (2004) zie ook: www.floorhaakman.nl
cor vos |
|