‘Arrogant zijn ze allemaal’ Wie is de beste literaire criticus van Nederland?
Aan het oordeel van welke recensent hecht u het meeste waarde? Hoe is het beoordelend vermogen van de literatuurcriticus van vandaag? En hoe belangrijk is een goede recensie nu eigenlijk voor de verkoop van een boek? Literatuur vroeg het uitgevers, boekhandelaren, wetenschappers en leeskringen.
marja pruis
Een van de aardigheden in het speciale nummer dat onze Vlaamse zuster, het tijdschrift voor literatuur en kunst Deus ex Machina, vorig jaar wijdde aan de Homo Criticus, een uitstervend soort volgens velen, waren de tegelwijsheden die om de pagina werden afgedrukt. Is inmiddels genoegzaam bekend dat als het aan Hugo Claus ligt critici op mestkarren door de stad worden gevoerd, en dat Renate Dorrestein ze het liefst onder een stoeptegel laat zitten, hun status van mestkever waardig, ook schrijvers als Mark Twain, Virginia Woolf en Herman de Coninck komen tot pregnante typeringen als het op critici aankomt. Schrijvers houden niet van critici, zoveel is duidelijk. Maar hoe zit het met andere belanghebbenden en -stellenden in het literaire bedrijf? Geregeld klinkt gemor dat de criticus van tegenwoordig ook niet meer is wat die ooit wel schijnt te zijn geweest: erudiet, begiftigd met schrijftalent, níét afgeleid door de waan van de dag en gezaghebbend. In het themanummer ‘De kritiek’ van het tijdschrift voor kunst, cultuur en beleid Boekman (herfst 2003) werd gesignaleerd dat de criticus zo langzamerhand geen partij meer is op de sterk vercommercialiseerde en gepopulariseerde markt. Uitgevers zouden voor hun wervende citaten op achterflappen en in catalogi steeds meer volstaan met het noemen van krant of tijdschrift. Want wie zegt het nog wat, de naam van een criticus?
De redactie van Literatuur schreef een enquête uit om erachter te komen hoe het is gesteld met de waardering voor de Nederlandse literaire criticus bij respectievelijk uitgeverijen/redacteuren, universitair docenten/hoogleraren, boekhandelaren en leeskringen. In totaal gingen ruim 180 vragenlijsten de deur uit, waarvan er 60 werden geretourneerd (12 door uitgevers, 14 door docenten, 13 door leeskringen en 21 door boekhandels). Geen slechte respons, eenderde, maar ook weer niet zodanig, zeker waar het de diverse deelgroepen betreft, dat uit de reacties al te vergaande conclusies getrokken kunnen worden. Toch zijn een paar resultaten opvallend en duidelijk. Zo blijken leeskringen en boekhandelaren inderdaad vrij onverschillig te staan tegenover wie precies de recensent is; zij lezen gewoon hun vaste kranten. Uitgevers en universitair docenten/hoogleraren daarentegen hebben duidelijk favoriete critici, al verschillen deze twee groepen onderling weer in wie dat dan zijn.
Op de vraag naar welke kranten en weekbladen werden geraadpleegd, antwoordde een van de boekhandelaren: ‘Wij lezen vooral de “klassieke” Nederlandse recensiebladen: de Volkskrant, de NRC en Vrij Nederland.’ Dit zijn over de gehele linie genomen veruit de meest genoemde bladen: NRC 50 keer, de Volkskrant 36 en Vrij Nederland 32. Alledrie worden ze in meer dan de helft van de enquêtes genoemd, terwijl geen van de andere bladen meer dan een kwartscore haalt. Het Parool, Trouw, HP/De Tijd, De Groene Amsterdammer, de Standaard en De Morgen - in die volgorde - scoren dan nog het hoogst.
De hoge score voor de Volkskrant, de NRC en Vrij Nederland weerspiegelt zich in de uitslag bij de vraag naar de meest gewaardeerde critici. De hoogstscorenden zijn allemaal aan een van deze bladen verbonden. Het favoriete elftal, met achter hun namen het aantal keren dat zij genoemd worden:
Elsbeth Etty (10) |
Arjan Peters (9) |
Arnold Heumakers (7) |
Jeroen Vullings (6) |
Hans Goedkoop (5) |
Pieter Steinz (5) |
Michaël Zeeman (4) |
Kees Fens (3) |
Piet Gerbrandy (3) |
Kees 't Hart (3) |
Tom van Deel (3) |
Daarnaast worden nog heel wat namen twee of één keer genoemd. Over het geheel overheerst echter overtuigend het ‘géén voorkeur’, namelijk 20 keer. Opvallende afwezigen in dit gezelschap zijn Aleid Truijens en Janet Luis, beiden sinds jaar en dag recensent Nederlandse literatuur voor respectievelijk de Volkskrant en de NRC, en Max Pam, de enige vent in de Nederlandse literatuurkritiek en wekelijks het erop of eronder voor een schrijver, formulerend in HP/De Tijd. De waardering voor Etty en Peters komt vooral van de kant van uitgevers en boekhandelaren; Heumakers is de duidelijke favoriet van universitair docenten en hoogleraren, die Etty en Peters slechts eenmaal noemen. Argumenten worden niet gegeven. Eén (kleine) uitgever merkt op: ‘Wij hebben geen voorkeur en merken dat dan weer de een en dan weer de ander er volledig naast zit bij de beoordeling. Arrogant zijn ze allemaal.’ Een ander, niet minder droefgeestig: ‘Ik acht de een niet hoger dan de ander. Hecht ook geen specifieke waarde aan het oordeel van een criticus, wetend hoe buitengewoon subjectief het is.’