Literatuur. Jaargang 21
(2004)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
Een kwestie van economisch denken‘...en Hiëronymus van Alphen schreef ook veel over ideeën.’ Terwijl Dennis de laptop bedient, legt Mark, staand naast het projectiescherm, aan de 5vwo-klas uit waarom Van Alphen een typische achttiende-eeuwer is. In nauwelijks meer dan een flits komen het optimisme van Rousseau en het verlichtingsideaal voorbij. Maar het is ook nog maar een voorproefje op een serie lessen over de Verlichting, waar docente Karin van Dijk vandaag mee begint. In de inleiding reist ze door Frankrijk, Duitsland, Engeland en Amerika, om in Nederland te eindigen. Op het Keizer Karel College in Amstelveen is literatuur een apart vak, waarin de buitenlandse en de Nederlandse literatuur samen worden behandeld. Hoewel de hele klas luistert, schrijven niet alle leerlingen mee.‘Het staat allemaal wel in het boek’, weten Jeffrey en Raymon. Literatuur is duidelijk niet hun favoriete les: ‘toch alleen maar kennis.’ Toch kan Raymon zich wel voorstellen dat het zinnig is te weten waar de term ‘Verlichting’ voor staat. ‘Het is denk ik wel goed voor je algemene ontwikkeling.’ Aan het einde van de les is er nog even tijd om met de leeslijst aan de slag te gaan, maar het ziet ernaar uit de de meeste leerlingen dat niet meer de moeite vinden. Jeffrey en Raymon lezen allebei Mulisch: Raymon haalt Twee vrouwen tevoorschijn en Jeffrey is bezig in De aanslag. Dat boek was hem door mevrouw Van Dijk aangeraden. ‘Dat is handig, want dan krijg je meestal wel een goed cijfer’, weet een medeleerling van hem. Raymon heeft zich al eens op Siegfried gestort, maar dat vond hij maar ‘een vaag boek’, en ‘vaag’ betekent in dit geval ‘niet leuk om te lezen’. Verlichtingsliteratuur komt in de stof aan bod aan de hand van fragmenten, die ongeveer eenderde van de lesstof beslaan. Daarnaast staat in de presentatieopdracht, die de leerlingen in tweetallen uitvoeren, meestal één bepaald werk centraal: vandaag hebben Mark en Dennis de Kleine gedichten voor kinderen behandeld.
Geïntegreerd literatuuronderwijs (in vakjargon: GLO) werd in de overheidsplannen voor het tweede fase-onderwijs als een vernieuwing voorgesteld: niet veel meer dan een pleister op de wond, nadat het onderdeel literatuur met name bij de vreemde talen sterk was gereduceerd. Hoewel veel scholen ermee hebben geëxperimenteerd, geeft op dit moment niet meer dan een handvol scholen in Nederland literatuur als een apart vak. Martijn Koek, sectievoorzitter en docent literatuur, benadrukt dat bij het instellen van een heel nieuw vak de steun van de schoolleiding onontbeerlijk is, evenals een goede verstandhouding tussen en binnen de secties. ‘Je moet het met elkaar willen, en vervolgens moet je een of twee mensen aanwijzen die de vinger aan de pols houden en beleid uitzetten.’ De havo- en vwo-leerlingen van het Keizer Karel College krijgen een tot twee uur per week les in het vak literatuur. Daarin wordt de literatuurgeschiedenis, de literaire begrippen, het leesdossier en in het vwo ook poëzieanalyse behandeld. Door ook het ckv-blok ‘wereldliteratuur’ bij dit vak onder te brengen, hebben de 5vwo-klassen gedurende
Mark en Dennis bereiden hun presentatie voor
een half jaar zelfs drie uur literatuur per week. Leidraad bij het onderwijs vormt de methode Literatuur zonder grenzen, maar er wordt voornamelijk gewerkt met materiaal dat de docenten zelf maken. Als literatuur in de tweede fase-structuur een onderdeel van de afzonderlijke taalvakken was gebleven, zou het erg versnipperd zijn geraakt, denkt Koek. ‘Nu het een eigen vak is, gaat het voor de leerlingen veel meer leven. Ze lezen een beperkt aantal boeken, maar daar moeten ze wel veel mee doen. Het gebeurt steeds vaker dat leerlingen bij mij komen met vragen over interpretatie van de boeken die ze lezen. Dingen die hen opvallen, maar die ze soms niet helemaal begrijpen.’ Een ander voordeel van de geïntegreerde methode is dat ook scholieren die geen vreemde talen volgen, via de literatuurgeschiedenis toch iets over buitenlandse literatuur te weten komen.‘Vroeger wist je alleen wie Goethe was als je Duits had, nu weet elke vwo-leerling dat.’ In principe zou het de leerlingen ook moeten stimuleren om de literaturen uit verschillende taalgebieden met elkaar te vergelijken, maar Martijn Koek moet toegeven dat daar weinig van terechtkomt: ‘Daarvoor is het aantal buitenlandse titels op de lijst gewoon te klein.’ Het Keizer Karel College is een van de weinige scholen waar ook havo-leerlingen literatuurgeschiedenis krijgen, hoewel dat volgens de wettelijke eindtermen niet meer verplicht is. Toch is de school nog bezig het vak literatuur, in eerste instantie ontwikkeld voor het vwo, op maat te snijden voor het havo. Als voorbeeld noemt Koek het onderdeel ‘literaire begrippen’, waar nu ook voorbeelden worden gekozen uit films of computerspellen. Maar er moet wat hem betreft nog meer gebeuren om een acceptabel niveau te bereiken. ‘Nu heeft nog twintig procent van de havo-leerlingen een onvoldoende voor literatuur, en dat is te veel.’
Om ook zelf mee te maken wat literatuur bij de havo-leerlingen teweegbrengt, maak ik een les mee bij Caroline van den Honing, die de leerlingen vandaag heeft opgedragen aan hun leesdossier te werken. In deze klas, die bijna alleen uit jongens bestaat, volgen | |
[pagina 13]
| |
alle leerlingen hetzelfde profiel: Economie en Maatschappij. Kort gezegd zijn dit de scholieren die straks naar de heao willen en vooral geïnteresseerd zijn in geld verdienen. ‘Deze groep is het moeilijkst te motiveren voor literatuur’, aldus de docente. Links voorin de klas zitten drie jongens die dit haast demonstratief onderstrepen. Bij alledrie ligt Turks fruit op tafel, dichtgeslagen. ‘Het gaat er alleen maar om dat ze ziet dat je een boek bij je hebt, dan denkt ze dat je leest’, weten ze. Maar hoe haal je dan een cijfer? ‘Je haalt gewoon ergens een leesverslag vandaan en dat lever je dan in.’ Achter in de klas is een medeleerling toch al halverwege het boek gevorderd. Jan-Willem heeft Turks fruit gekozen omdat hij van veel mensen hoorde dat het een leuk boek was. ‘Gewoon, dat het verhaal wel leuk was.’ Dat het al meer dan dertig jaar oud is, vindt hij niet erg, of eigenlijk was het hem niet opgevallen. ‘Nee, het is wel normale taal, het leest lekker snel.’ Voor elke vreemde taal lezen de leerlingen jaarlijks één titel. David is bezig met The Phantom of the Opera, van de Franse schrijver Gaston Leroux. Hij koos het omdat hij ‘veel had gehoord over het verhaal’, en leest het boek in de Nederlandse vertaling. Want dat mag: sinds literatuur geen onderdeel meer is van de taalvakken, is het ook losgekoppeld van taalverwerving. David moet wel een lezer zijn, want hij is met zijn leesdossier al bijna klaar. Ook heeft hij in deze klas verreweg het dikste boek onder handen. Zijn medeleerlingen leggen een duidelijke voorkeur aan de dag voor dunne boekjes: Kees van Beijnum en Maarten 't Hart zijn favoriet. Vermoedelijk is ook dit een uiting van economisch denken, al pakt het niet altijd ‘leesbevorderend’ uit. Zo is jasper niet erg te spreken over zijn voorlaatste boekkeuze: De waterman van Arthur van Schendel.‘Wel lekker dun, maar ik vond er echt niks aan!’ sasja koetsier |
|