Spotvogels
Met een ‘beknopte Komrij met nieuwe namen’ is al één handzame band te vullen. De volgende beknopte Komrij zou thematisch zijn. Geen genre is zo overdadig aanwezig in zijn bloemlezing als de spotverzen. Hij put volle emmers uit de overvloedige bron van het tijdschrift Braga. Uit deze kring stamt ook Hendrik Kretzer met zijn Coupletten uit het graf:
'k Lig in mijn graf melieve!
Och, mocht ik maar op aarde
Dat Lodewijk van Deyssel een spotvogel was, wisten we wel, maar dat ook zijn brave vader J.A. Alberdingk Thijm zich vrolijk maakte om de moraalridders van de negentiende eeuw en de afschaffersbeweging ridiculiseerde, wist ik niet:
Een les die ons de Zondvloed biedt:
De waterdrinkers deugen niet.
Overigens is zoonlief slechts met één gedicht aanwezig, maar goed, die was dan ook niet als dichter werkzaam. De ‘draagbare spot-Komrij’ zou, als we hem uitbreidden tot de twintigste eeuw, ook gedichten van Lucebert (‘met een broodkorst als corsage gaat de blijde zwerver door het wijde land’) en Eijkelboom (‘Jongen, bederf je ogen niet’) bevatten, en zelfs van een iezegrim als H.C. ten Berge weet Komrij nog een humoristisch gedicht te vinden (‘De laatste modernist’). De draagbare spot-Komrij zou alweer gauw té gevuld raken.
Ook een bloemlezing van Komrij's keuze van gedichten over dichten is makkelijk samen te stellen, zeker voor de negentiende eeuw. J.J.L. ten Kate zal de voorzet geven:
Een klinkdicht, ja! dat wil ik eens proberen...
Het is een sjouw, zo viermaal 't zelfde rijm!
en dat nog wel op dat ellendige ijm;
Maar 'k heb de tijd, en 'k wil en zal het leren.
Beets volgt hem met ‘Rijmelarij’ en de ‘Captatio’:
Poëten worden oud, de goede met de kwade;
Dit hebben zij gemeen, veel tot hun eigen schade:
Zolang zij leven, dichten zij.
Vele anderen sluiten zich daarbij aan: Staring, Immerzeel, Tollens, Da Costa, Goeverneur, Van Lennep en de heerlijke Winkler Prins met zijn ‘De Rijmelaar’:
Hij is een klankenluis, een lettergrepenteller,
Een taalmans ongerief, een knullig woord-bekneller,
Een nagelbijtig beest, een pennezuigend dier,
Een onzinmakelaar, een vorst van scheurpapier.
Tot mijn verbazing is er ook een ‘sentimentele draagbare-Komrij’ te maken, bestaande uit gedichtjes van De Bull over ‘de ledige stoel’ die een weduwe aanwijst aan haar zoontje; of het aandoenlijke liedje voor een ziek vogeltje van H.J. Schimmel:
Het kopje in de veertjes,
Ik zei dat ik niet van bloemlezingen houd. Maar van Komrij's bloemlezing moet men wel houden als men van poëzie houdt, omdat er zo ongelooflijk veel rijkdom in te vinden is. Het is waar: het staat er allemaal te dicht op elkaar gedrukt, er is geen kopregel zodat je moet bladeren om uit te vinden wiens gedicht je leest, je moet steeds beide delen bij de hand hebben om te weten uit welke bundel een vers komt of om het werk van een bepaalde dichter op te zoeken. Maar laten we de gulle gever niet berispen omdat het cadeau niet feestelijk genoeg verpakt is.