Literatuur. Jaargang 21
(2004)– [tijdschrift] Literatuur– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Peter MiddendorpHoeveel schrijvers kunnen van hun boeken leven? Veel zullen het er niet zijn. Vooral beginnende romanciers hebben het zwaar; ze hebben nog nauwelijks naamsbekendheid, een klein publiek, en de vraag is of ze een lezersschare van voldoende omvang voor zich zullen winnen. Omzien naar andere bronnen van inkomsten dus. Peter Middendorp debuteerd in 2002 met de roman Noordeloos, over de 28-jarige, sullige dorpswinkelier Bart Jongevos, die verliefd is op een jeugdvriendinnetje. Maar zij is verloofd met een succesvolle dorpsgenoot en er zit voor Bart niks anders op dan leerling-verzetsheld te worden om haar te veroveren. Noordeloos is een komisch relaas dat steeds tragischer wordt, met een slotakkoord dat er niet om liegt. De roman werd over het algemeen positief ontvangen. Trouw noemde Noordeloos ‘een degelijke roman’, Het Parool had het over ‘een mooi en bijzonder boek’. Peter Middendorp moest na het voltooien van zijn eerste roman weer terugvallen op zijn journalistieke vaardigheden. Desalniettemin verschijnt in april van dit jaar zijn tweede roman.
‘Ik kon heel goed geld verdienen in de journalistiek, maar op een gegeven moment heb ik besloten om me helemaal op het schrijven te richten. Hierdoor heb ik lange periodes van heel weinig geld gekend. Maar er zijn ook juist leuke dingen door gebeurd. Zo heb ik een stimuleringsbeurs gekregen van het Fonds voor de Letteren en goede contracten voor mijn tweede en derde boek. Toen ik Noordeloos af had was ik zo verschrikkelijk blut dat ik echt even geld moest gaan verdienen, dus toen ben ik weer een half jaar voor de krant gaan werken. Vooral reportages, af en toe een interview. Als ik alleen journalistiek werk zou doen, heb ik een goed inkomen. Nu zit ik weer behoorlijk krap. De eerste keer dat ik een regeltje in het Nieuwsblad van het Noorden las heb ik twee dagen lang een rooie kop van ergernis gehad. Achteraf zou je kunnen zeggen: waar heb je je druk over gemaakt? Elk debuut wordt daarin vergeleken met klassiekers als De avonden. Ik heb die jongen achteraf ontmoet in het café. Hij vroeg of ik niet een paar jaar geleden een boek had geschreven. Ik zei hem dat dat twee maanden geleden was, dat hij me had afgezeken. Nou, dat wist hij niet meer, daar kon ik hem niet op aanspreken, want hij maakte zo veel stukjes en hij kon niet alles onthouden. Zijn recensie was ook heel dom. Ik voelde me onbegrepen, ik vond het agressief en niet leuk, hij had er gewoon zijn best niet op gedaan. Maar het went allemaal zo snel, een paar weken later was het helemaal over en nu ben ik niet zo bang meer voor recensies. Het kan natuurlijk heel erg zijn, maar dat zijn de extreme gevalen. Lyrische recensies zijn soms net zo goed onverteerbaar. In De Limburger stond bijvoorbeeld dat ik beter was dan Nescio en Elsschot - dat is natuurlijk ook raar. Dan is het wel positief, maar heb je er net zo goed niks aan. Af en toe iser een recensie waarin je je begrepen voelt, waarbij je voelt dat de criticus heeft willen meegaan met de intenties van het boek.
In de NRC stond een stuk over de bescheidenheid van jonge Nederlandse schrijvers - ze zouden niet zo groot durven inzetten, nemen altijd een wat jonge hoofdpersoon, en in mijn geval een niet al te snuggere. Ik kon me er wel in vinden. Het heeft me erin gesterkt om bij dit tweede boek wat ambitieuzer te werk te gaan. De titel van mijn nieuwe roman is De afwaskeuken van Plato. De sleutelscène speelt zich af in een self-service-restaurant van de dierentuin in Emmen. In de afwaskeuken hebben twee jongens een gesprek over de beperktheid van de menselijke zintuigen, van wat ze meekrijgen van de werkelijkheid, de waarheid zo je wilt. Dat gesprek speelt zich af in een afgesloten ruimte waar een grote afwasmachine staat en waar ze elkaar niet goed kunnen verstaan, en al helemaal niets meekrijgen van wat er buiten die afwaskeuken gebeurt. Met een beetje fantasie zou je die afwaskeuken kunnen vergelijken met de grot van Plato. Dat is op zich nog niet zo boeiend, maar je zou kunnen zeggen dat ik Plato door de afwasmachine trek en dat is dan weer ambitieuzer natuurlijk. Plato hield namelijk niet zo van kunstenaars, omdat de mens al een kopie of een afgeleide is van de idee mens, en schrijvers maken daar met hun verhalen verdere kopieën van - zo dwalen we alleen maar verder af van de waarheid, vond hij. Maar ik denk dat het omgekeerde mogelijk is. In De afwaskeuken van Plato is het wél de kunst, de literatuur, die tot de kern komt, of tot een soort waarheid, een soort eeuwigheid. De titel is een regieaanwijzing hoe je het boek moet lezen. Ik zou te veel over het boek moeten vertellen om het helemaal uit te leggen, maar op het eind van de roman gebeurt er iets waaruit blijkt dat iemand een geschreven leven heeft geleid, en dat is een omkering van de ideeënleer van Plato. Een wetenschapper zal dit waarschijnlijk belachelijk vinden, maar het is de waarheid in mijn boek, naar mijn gedachten. Verzetshelden uit de Tweede Wereldoorlog hadden niets te zoeken in het winkelcentrum van Meppen, vond opa. Eerst wilde hij daarom niet met ons mee. Hij legde een bosje sperziebonen op de keukentafel en ging dicht tegen m'n vader staan. ‘Toch frappant,’ zei hij, ‘dat jij in je leven nog nooit een goed idee hebt gehad.’ Ik heb Fellini een keer in een documentaire op tv horen zeggen dat de films die hij van zijn jeugd heeft gemaakt werkelijker voor hem zijn dan zijn werkelijke jeugd. Toen ik Noordeloos geschreven had dacht ik: dit is voor mij een verbeelding van mijn afkomst, van mijn jeugd, van mijn persoon, van mijn grond. Daarom staat er ook aarde op de omslag; modder, het land. Het tweede boek is veel meer een verantwoording voor mijn werk, voor mijn schrijverschap. Ik heb het gevoel dat ik mezelf met deze twee boeken op twee benen heb gezet. Nu kan ik pas echt beginnen.’
cor vos |
|