Straatlied
‘Vroeger werd gezongen en gefloten in de straat’ begint een van de bekendste liedjes van Willem Wilmink. Tegenwoordig werkt de metselaar bij het gedreun van een gettoblaster en de slagersjongen hult zich in het muzikale harnas van de walkman. De venters uit Wilminks lied bestaan al lang niet meer.
Wie zingt er nog op straat? Het ‘klassieke’ straatlied hoort in ieder geval bij een voorbije wereld. Over dat lied van weleer en zijn zangers gaan veel van de bijdragen in dit dossier. De bloei ervan, de liedjes voor God en vaderland, de vermeende teloorgang door radio en commercie, de excentrieke Jan de Roos. Maar ook de verzamelaars van al die liedjes komen aan bod. En het straatlied van vandaag (als we het zo mogen noemen): hiphop en rap.
Wie op zoek is naar straat- en marktliederen kan sinds kort terecht op de Straatliederenwebsite (www.geheugenvannederland.nl/straatliederen) uit ‘Het Geheugen van Nederland’, samengesteld door de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag en het Meertens Instituut te Amsterdam. De feestelijke presentatie daarvan ging gepaard met lezingen en veel liederen. Verschillende stukken in dit dossier gaan terug op die lezingen, de liederen staan, afgestoft en al, op de cd De Kist van Pierlala. Straatliederen uit het Geheugen van Nederland.
De straatzanger in een gedicht van Hélène Swarth is een blinde bedelaar. Hij zingt ‘met een stem, die beeft van koude en honger [...] een liedje van verwelkte bloemen.’ Die tragische romantiek is een overbelichte kant van het straatlied. Er zijn veel meer kanten die belichting verdienen. Want ‘ieder had zijn eigen stem’, schreef Wilmink.